Toets NGT (minor)
Aantekeningen in de les +
Grondbeginselen der sociologie (14e druk)
H6, H12, H13, H16, H17
Doof in Nederland:
1.3 miljoen mensen kunnen niet alles horen 1/12 deel
Doven kunnen tijdens een gesprek zonder doventolk van wat er gezegd wordt slechts
40% liplezen, rest moet gegokt worden.
Leeftijd:
Op alle leeftijden kan je slechthorend worden
Zwangerschap rode hond
Erfelijkheid, hersenvliesontsteking, virusinfectie, geneesmiddelen, vergiftigingen,
ontstekingen, ongelukken, lawaai, etc.
Post-linguaal doof doof geworden nadat hun taalverwerving voltooid was. Je kan vaak bij
deze mensen niet horen dat ze doof zijn
Laatdoof = langzaam doof worden
Plotsdoof = van het een op het andere moment doof worden
Prelinguaal doof mensen vanaf hun geboorte doof / voor het derde jaar doof zijn
geworden (voor de taalverwerving)
Meervoudig gehandicapte doven naast doofheid nog een andere handicap. Dovenscholen
hebben aparte afdeling voor meervoudig gehandicapten
Doof-blinden vierhanden-gebarentaal (handen vasthouden van de
gesprekspartner) en vingerspellen-in-de-hand (de gespellende gebarentaal letters in
de hand van de gesprekspartner drukken)
Spasticiteit
Verstandelijke handicap
Allochtone doven = andere cultuur
‘doofstommen’ woord stamt uit de tijd dat doven geen onderwijs kregen en dus inderdaad
doof, stom én dom waren.
‘Deaf Power’ doven zoeken elkaar vaak op in hun vrije tijd. Ontmoetingsplaatsen
ontstaan, stichtingen organiseren activiteit op gebied van ontspanning, sport, onderwijs,
cultuur en godsdienst. Vanwege de hechte gemeenschap, eigen taal en de gebruiken,
spreekt men van Dovencultuur.
1988: Europees Parlement gebarentalen officieel erkend als de taal van doven
Nederland die erkenning NIET overgenomen NGT is dus (nog) geen officiële taal.
NmG tussenstap van Nederlandse taal en gebarentaal. Nederlands wordt hierbij
gesproken, waarbij dit ondersteund wordt net gebaren uit de NGT, als een soort ondertiteling.
,Identiteit: Min of meer volledig beeld dat iemand over zichzelf heeft en dat enigermate
overeenkomt met het beeld dat de anderen van deze persoon hebben
Persoonlijke identiteit, subjectieve Fysieke identiteit
ervaringen DNA, biologisch, lichamelijk
Sociale identiteit groep waartoe wij ons rekenen
Culturele identiteit groepen/samenleving met gemeenschappelijke waarden en
normen
Nationale identiteit land waar je je verbonden mee voelt (afkomst, taal)
Cultuur is een ‘vaag’ begrip, honderden definities.
Cultuur = ‘min of meer samenhangende geheel van symbolen, waarden en normen, en
vaardigheden die mensen zich als lid van hun maatschappij door middel van leerprocessen
hebben verworven, dat in hoge mate hun gedrag beïnvloedt, waardoor zij zich
onderscheiden van de leden van andere maatschappijen.’
Cultuursymbolen Betekenissen die worden toegekend Tulp Denotatie
aan dingen of verschijnselen die (Nederland) = Letterlijke betekenis
zintuigelijk waarneembaar zijn, maar (Tulp)
die iets vertellen/vertegenwoordigen
dat zelf onzichtbaar en abstract is. Connotatie = figuurlijke
betekenis
(Symbool nationale identiteit)
Gebaar en woord koffie connotatie met bezoek
Taal wordt gevormd door symbolen die het mogelijk maken om met elkaar te communiceren.
Twee verschillende taalcodes:
1. Beperkte code = wordt gehanteerd door mensen die elkaar min of meer intiem
kennen en die gewend zijn persoonlijke contact met elkaar onderhouden.
2. Uitgebreide code = wordt gebruikt in zakelijke, onpersoonlijke verhoudingen en in de
omgang met dingen (vergaderingen, formules, voorschriften).
Waarden = ‘Collectieve voorstellingen binnen een maatschappij omtrent wat goed/juist is en
daarom nastrevenswaardig is’.
Beleefdheid
Eerlijkheid
Belang = Onderscheid tussen waarde en belang duidelijk door gebruik te maken van
werkwoorden ‘zijn’ en ‘hebben’
Normen = ‘Collectieve, meer of meer bindende verwachtingen ten aanzien van het handelen
of niet-handelen onder bepaalde omstandigheden’.
Opstaan voor ouderen in de bus
Niet voordringen in de rij
Geboden norm je zult dit of dat doen
Verboden norm je zult zus of zo niet doen
Taboe = specifiek woord waar niet over gesproken wordt
Inkomen, seks
Institutie = Een vast, collectief, bepaald gedragspatroon. Volgens welke men bepaalde
dingen in een samenleving pleegt te doen (tradities, gewoontes, gebruiken)
U aanspreken
Iemand voor laten gaan in een lift
Individuelen behoeften gepaard met institutie
- Door middel van een institutie als het huwelijk kunnen mensen hun seksuele
behoeften op een sociaal aanvaardbare wijze bevredigen.
, Instituties zorgen ervoor dat maatschappelijke behoeftes worden voorzien
- Huwelijk voorziet vooral in de maatschappelijk behoefte aan nieuwe leden die voor
deze maatschappij zijn opgevoed.
Waarom blijven instituties nog zo lang bestaan, ookal is de omgeving veranderd?
1. Mensen zijn zich er nog niet van bewust dat hun situatie veranderd is (blijven zo
gedragen want gewend)
2. Mensen klampen zich vast aan waarden en normen (vertrouwde opvattingen,
onzekerheid?
Verlengen we het leven van de patiënt/verlengen we het sterven? Euthanasie
3. Belangen van bepaalde mensen zijn gemoeid
Natuur en milieu wordt belangrijk vs belang vrij ondernemerschap, concurrentie en
productie
Internalisatie = Hierbij worden waarden en normen, die geheel buiten de mens bestaan,
langzamerhand door hem/haar geabsorbeerd.
De opvoeding wordt een deel van de persoon zelf
In hoeverre speelt internalisatie nog een grote rol? 3 soorten sociale karakters
corresponderen 3 typen maatschappij:
Karakter door tradition directed
Grote sociale differentiatie inner directed
Dit type laat zich leiden door bepaalde bewuste waarden die tijdens de jeugd
door middel van opvoeding vast in het innerlijk van de mens wordt ingeprent
Moderne industriële samenleving other directed
Koerst niet op een kompas (inner directed) maar tast zijn sociale omgeving
af. Oordeel wat anderen over hem hebben en niet uit de toon vallen is het
grootste belang. (rolonzekerheid, de jeugd, mensen op de sociale ladder)
Vaardigheden = ‘Cultureel bepaalde manieren waarop we cultuur in het dagelijks leven
gebruiken’.
Gewoontes/routines waar men nauwelijks over nadenkt.
Fietsen voor Nederlanders
Materiële cultuur over de betreffende samenleving
Amerikaan Libanees
Een kat is een huisdier Een kat is nuttig voor muizen vangen
Goud is van economische waarden Goud is decoratief
Zand is om mee te spelen Zand is grondstof voor het bouwen van huizen
Cultuur is aangeboren en aangeleerd (omgeving, leer- en gewenningsprocessen). Iedereen
is cultuurdrager. Cultuur ontstaat spontaan.
Cultuur is gemeenschappelijk bezit, men herkent elkaar en als behorend tot dezelfde
maatschappij. Sociale controle en samenhorigheidsgevoel.
Cultuur wordt als iets immaterieels opgevat: behalve de opvattingen ten aanzien van
materiële objecten zijn ook omgangsvormen, productiesystemen, kunststijlen, kiesstelsels,
woorden en eetgewoonten vormen van cultuur, die worden ontdekt en overgedragen.
Normatief =
Collectief ideaal = ‘De meest geachte wijze van (samen)leven.’
Cultuurpatroon = ‘Kenmerkende combinatie van cultuurelementen in de samenleving die
tezamen een geheel vormen.’
Aantekeningen in de les +
Grondbeginselen der sociologie (14e druk)
H6, H12, H13, H16, H17
Doof in Nederland:
1.3 miljoen mensen kunnen niet alles horen 1/12 deel
Doven kunnen tijdens een gesprek zonder doventolk van wat er gezegd wordt slechts
40% liplezen, rest moet gegokt worden.
Leeftijd:
Op alle leeftijden kan je slechthorend worden
Zwangerschap rode hond
Erfelijkheid, hersenvliesontsteking, virusinfectie, geneesmiddelen, vergiftigingen,
ontstekingen, ongelukken, lawaai, etc.
Post-linguaal doof doof geworden nadat hun taalverwerving voltooid was. Je kan vaak bij
deze mensen niet horen dat ze doof zijn
Laatdoof = langzaam doof worden
Plotsdoof = van het een op het andere moment doof worden
Prelinguaal doof mensen vanaf hun geboorte doof / voor het derde jaar doof zijn
geworden (voor de taalverwerving)
Meervoudig gehandicapte doven naast doofheid nog een andere handicap. Dovenscholen
hebben aparte afdeling voor meervoudig gehandicapten
Doof-blinden vierhanden-gebarentaal (handen vasthouden van de
gesprekspartner) en vingerspellen-in-de-hand (de gespellende gebarentaal letters in
de hand van de gesprekspartner drukken)
Spasticiteit
Verstandelijke handicap
Allochtone doven = andere cultuur
‘doofstommen’ woord stamt uit de tijd dat doven geen onderwijs kregen en dus inderdaad
doof, stom én dom waren.
‘Deaf Power’ doven zoeken elkaar vaak op in hun vrije tijd. Ontmoetingsplaatsen
ontstaan, stichtingen organiseren activiteit op gebied van ontspanning, sport, onderwijs,
cultuur en godsdienst. Vanwege de hechte gemeenschap, eigen taal en de gebruiken,
spreekt men van Dovencultuur.
1988: Europees Parlement gebarentalen officieel erkend als de taal van doven
Nederland die erkenning NIET overgenomen NGT is dus (nog) geen officiële taal.
NmG tussenstap van Nederlandse taal en gebarentaal. Nederlands wordt hierbij
gesproken, waarbij dit ondersteund wordt net gebaren uit de NGT, als een soort ondertiteling.
,Identiteit: Min of meer volledig beeld dat iemand over zichzelf heeft en dat enigermate
overeenkomt met het beeld dat de anderen van deze persoon hebben
Persoonlijke identiteit, subjectieve Fysieke identiteit
ervaringen DNA, biologisch, lichamelijk
Sociale identiteit groep waartoe wij ons rekenen
Culturele identiteit groepen/samenleving met gemeenschappelijke waarden en
normen
Nationale identiteit land waar je je verbonden mee voelt (afkomst, taal)
Cultuur is een ‘vaag’ begrip, honderden definities.
Cultuur = ‘min of meer samenhangende geheel van symbolen, waarden en normen, en
vaardigheden die mensen zich als lid van hun maatschappij door middel van leerprocessen
hebben verworven, dat in hoge mate hun gedrag beïnvloedt, waardoor zij zich
onderscheiden van de leden van andere maatschappijen.’
Cultuursymbolen Betekenissen die worden toegekend Tulp Denotatie
aan dingen of verschijnselen die (Nederland) = Letterlijke betekenis
zintuigelijk waarneembaar zijn, maar (Tulp)
die iets vertellen/vertegenwoordigen
dat zelf onzichtbaar en abstract is. Connotatie = figuurlijke
betekenis
(Symbool nationale identiteit)
Gebaar en woord koffie connotatie met bezoek
Taal wordt gevormd door symbolen die het mogelijk maken om met elkaar te communiceren.
Twee verschillende taalcodes:
1. Beperkte code = wordt gehanteerd door mensen die elkaar min of meer intiem
kennen en die gewend zijn persoonlijke contact met elkaar onderhouden.
2. Uitgebreide code = wordt gebruikt in zakelijke, onpersoonlijke verhoudingen en in de
omgang met dingen (vergaderingen, formules, voorschriften).
Waarden = ‘Collectieve voorstellingen binnen een maatschappij omtrent wat goed/juist is en
daarom nastrevenswaardig is’.
Beleefdheid
Eerlijkheid
Belang = Onderscheid tussen waarde en belang duidelijk door gebruik te maken van
werkwoorden ‘zijn’ en ‘hebben’
Normen = ‘Collectieve, meer of meer bindende verwachtingen ten aanzien van het handelen
of niet-handelen onder bepaalde omstandigheden’.
Opstaan voor ouderen in de bus
Niet voordringen in de rij
Geboden norm je zult dit of dat doen
Verboden norm je zult zus of zo niet doen
Taboe = specifiek woord waar niet over gesproken wordt
Inkomen, seks
Institutie = Een vast, collectief, bepaald gedragspatroon. Volgens welke men bepaalde
dingen in een samenleving pleegt te doen (tradities, gewoontes, gebruiken)
U aanspreken
Iemand voor laten gaan in een lift
Individuelen behoeften gepaard met institutie
- Door middel van een institutie als het huwelijk kunnen mensen hun seksuele
behoeften op een sociaal aanvaardbare wijze bevredigen.
, Instituties zorgen ervoor dat maatschappelijke behoeftes worden voorzien
- Huwelijk voorziet vooral in de maatschappelijk behoefte aan nieuwe leden die voor
deze maatschappij zijn opgevoed.
Waarom blijven instituties nog zo lang bestaan, ookal is de omgeving veranderd?
1. Mensen zijn zich er nog niet van bewust dat hun situatie veranderd is (blijven zo
gedragen want gewend)
2. Mensen klampen zich vast aan waarden en normen (vertrouwde opvattingen,
onzekerheid?
Verlengen we het leven van de patiënt/verlengen we het sterven? Euthanasie
3. Belangen van bepaalde mensen zijn gemoeid
Natuur en milieu wordt belangrijk vs belang vrij ondernemerschap, concurrentie en
productie
Internalisatie = Hierbij worden waarden en normen, die geheel buiten de mens bestaan,
langzamerhand door hem/haar geabsorbeerd.
De opvoeding wordt een deel van de persoon zelf
In hoeverre speelt internalisatie nog een grote rol? 3 soorten sociale karakters
corresponderen 3 typen maatschappij:
Karakter door tradition directed
Grote sociale differentiatie inner directed
Dit type laat zich leiden door bepaalde bewuste waarden die tijdens de jeugd
door middel van opvoeding vast in het innerlijk van de mens wordt ingeprent
Moderne industriële samenleving other directed
Koerst niet op een kompas (inner directed) maar tast zijn sociale omgeving
af. Oordeel wat anderen over hem hebben en niet uit de toon vallen is het
grootste belang. (rolonzekerheid, de jeugd, mensen op de sociale ladder)
Vaardigheden = ‘Cultureel bepaalde manieren waarop we cultuur in het dagelijks leven
gebruiken’.
Gewoontes/routines waar men nauwelijks over nadenkt.
Fietsen voor Nederlanders
Materiële cultuur over de betreffende samenleving
Amerikaan Libanees
Een kat is een huisdier Een kat is nuttig voor muizen vangen
Goud is van economische waarden Goud is decoratief
Zand is om mee te spelen Zand is grondstof voor het bouwen van huizen
Cultuur is aangeboren en aangeleerd (omgeving, leer- en gewenningsprocessen). Iedereen
is cultuurdrager. Cultuur ontstaat spontaan.
Cultuur is gemeenschappelijk bezit, men herkent elkaar en als behorend tot dezelfde
maatschappij. Sociale controle en samenhorigheidsgevoel.
Cultuur wordt als iets immaterieels opgevat: behalve de opvattingen ten aanzien van
materiële objecten zijn ook omgangsvormen, productiesystemen, kunststijlen, kiesstelsels,
woorden en eetgewoonten vormen van cultuur, die worden ontdekt en overgedragen.
Normatief =
Collectief ideaal = ‘De meest geachte wijze van (samen)leven.’
Cultuurpatroon = ‘Kenmerkende combinatie van cultuurelementen in de samenleving die
tezamen een geheel vormen.’