Tijdvak 1 jagers & boeren
1.1 Jagers-verzamelaars
Ongeschreven bronnen schrift nog niet uitgevonden
Primaire bronnen uit de tijd zelf & uit de ‘eerste hand’ (ooggetuigen).
Samenleving v/d jagers-verzamelaars:
- Eco: middelen van bestaan jagen en verzamelen.
- Poli: bestuur van samenleving kleine nomadische groepen, geen
georganiseerd bestuur.
- Soci: verhoudingen in bevolking weinig sociale verschillen. Strikte
rolverdeling man-vrouw.
- Cult: gedachten, gevoelens, uiten magische jacht- &
vruchtbaarheidsrituelen & grafgiften.
1.1 Ontstaan van de landbouw
±11.000 V.Chr. begin v/d neolithische revolutie in de vluchtbare halve
maan. Ontstaat landbouw.
Landbouwsamenleving/ agrarische samenleving:
- Eco: middelen van bestaan landbouw: akkerbouw & veeteelt.
- Poli: bestuur van samenleving: dorpen werden wrs bestuurd door
dorpsoudsten & priesters.
- Soci: verhoudingen in bevolking sedentaire revolutie: vaste
woonplaats, toename van sociale verschillen, strikte rolverdeling
man-vrouw.
- Cult: gedachten, gevoelens, uiten magische rituelen, veel
uitvindingen.
1.1 De eerste steden
De neolithische revolutie in de vruchtbare halve maan verhoging van
voedselproductie bevolkingsgroei & specialisatie steden.
Stedelijke beschaving in Mesopotamië:
- Eco: middelen van bestaan landbouw: akkerbouw & veeteelt,
handel, ambachten.
- Poli: bestuur van samenleving steden werden bestuurd door
koningen en priesters, steden groeien uit tot rijken (stadstaten).
- Soci: verhoudingen in bevolking grote groepen, sociale verschillen:
hiërarchische opbouw v/d samenleving in sociale klassen.
- Cult: gedachten, gevoelens, uiten polytheïstische godsdienst,
magische rituelen in tempels, veel uitvindingen.
Stedelijke beschaving in Egypte:
- Eco: middelen van bestaan landbouw: akkerbouw & veeteelt,
handel, ambachten.
- Poli: bestuur van samenleving steden werden bestuurd door
koningen en priesters, boven- & beneden-Egypte vromen een
natiestaat met farao als leider.
- Soci: verhoudingen in bevolking grote groepen, sociale verschillen:
hiërarchische opbouw v/d samenleving in sociale klassen.
1
, - Cult: gedachten, gevoelens, uiten polytheïstische godsdienst
(monotheïsme), magische rituelen in tempels.
Tijdvak 2 Grieken & romeinen
2.1 De Griekse stadstaat
Stadstaat (polis)= stad met omringend platteland, klein in oppervlakte &
inwonersaantal, autarkisch (zelfvoorzienend), autonoom (eigen bestuur
met regels).
Iedere polis had een eigen staatsvorm:
- Monarchie: staatsvorm waarbij de macht legitiem bij één persoon
ligt.
- Tirannie: staatsvorm waarbij de macht niet legitiem bij één persoon
ligt.
- Aristocratie: regering van adel (aristocraten).
- Oligarchie: regering van een kleine groep mensen die niet persé van
adel zijn.
- Democratie: regering door de bevolking met burgerrecht
o Burgerschap= het feit dat je burger bent met alle politieke en
maatschappelijke rechten die daarbij horen.
Filosofen: proberen de wereld te verklaren op een rationele manier. Begin
van wetenschap: opdoen van kennis/ theorie op basis van experimenten,
waarneming & gebruik van verstand.
2.2 De Grieks-Romeinse cultuur
Gieks-romeinse cultuur= klassieke cultuur
Klassiek= voortreffend voorbeeld. Iets wat blijvende waarde heeft.
Griekse beeldhouwkunst: Romeinse beeldhouwkunst:
Driedimensionaal Driedimensionaal
Anatomisch correct Anatomisch correct
Naakt Gekleed
Geperfectioneerd Realistischer
Zuil stijlen:
- Dorische stijl= strakke lijnen, simpele versiering.
- Ionische stijl= smallere meer versiering.
- Korinthische stijl= veel versieringen vooral bladeren.
5e & 4e eeuw v.Chr.: klassieke Oudheid.
2.3 Het Romeinse imperium
Bestuur v/h romeinse rijk:
753V. Chr 509 v.Chr. 27 v.Chr
476
Konings Republi Keizer
ek
Redenen voor de groei v/h romeinse rijk:
- Sterk gedisciplineerd leger.
- Goed verdedigbare grenzen.
- Goede infrastructuur.
2
, - Goed bestuur
Als veroverde vorsten meewerkten behielden zij hun macht en kregen
Romeinsburgerschap. Romanisering= het overnemen van (delen van) de
Romeinse cultuur door andere volkeren.
2.4 Jodendom & christendom
Het jodendom & christendom zijn de eerste monotheïstische godsdienst.
(Een god).
Joden & christenen nemen een aparte plaats in in de polytheïstische
wereld v/h hellenisme & v/d Romeinen. (Meer goden).
Jodendom:
- Jahweh= god
- Mozes= profeet
- Tenach= heilige boek
- Torah & 10 geboden= regels
Christendom:
- God
- Jezus= profeet
- Bijbel= heilige boek
- Tien geboden
2.5 Romeinen & Germanen
Romeinen:
- Landbouw stedelijke samenleving
- Goed georganiseerd imperium
Germanen:
- Landbouwsamenleving
- Losse stammen
Onderlinge contacten:
- Handel
- Germanen in Romeins leger.
- Germanen verhuizen naar Romeinse rijk.
Grote groepen Germanen vallen het imperium Romanum binnen redenen:
- Goede landbouwgrond
- Romeinse welvaart
Gevolgen:
- Chaos
- Hervorming van Romeinse bestuur.
- 395v. Chr definitieve splitsing in west- & Oost romeinse rijk.
5e & 6e eeuw n.Chr volksverhuizingen redenen:
- Veel Germanen leefden al in het rijk.
- Germanen slaan op de vlucht voor de hunnen.
3