Inhoud
Samenvatting pedagogiek H1 – Meer dan onderwijs periode 1..............................1
Samenvatting H7 pedagogiek – Meer dan onderwijs periode 1..............................8
Samenvatting H10 pedagogiek – Meer dan onderwijs periode 1..........................21
Samenvatting pedagogiek hoofdstuk 2 – Meer dan onderwijs periode 2..............31
3.5.3 – periode 2................................................................................................... 72
3.5.4 – periode 2................................................................................................... 74
3.5.5 – periode 2................................................................................................... 75
3.5.6 – periode 2................................................................................................... 78
3.6 – Periode 2...................................................................................................... 84
5.4: De didactiek van leeromgevingen – periode 2..............................................92
5.5: Voorbereiden – periode 2............................................................................... 95
Samenvatting pedagogiek H1 – Meer dan onderwijs periode 1
§ 1.1 Inleiding
1
,Leraren moeten hun leerlingen inspireren. De redenen waarom jij het onderwijs in
wilt zijn gebaseerd op jouw beeld van de ideale leerkracht en school. Elk team en
leerkrachten heeft idealen en een beeld van de ideale basisschool. Een goede
leerkracht is een persoon die ook opvoeder en begeleider is en die op een
respectvolle manier bijdraagt aan de vorming van kinderen tot volwassenen die
zelfverantwoordelijk en zelfredzaam zijn en die op een constructieve manier lid
zijn van de samenleving. Deze zijn verbonden met de visie van de leerkracht en
onderwijs. Lea Dasberg gaat er vanuit dat het onderwijs mensen moet helpen
bij menswording. Je wordt zowel meeloper als dwarsligger.
Meeloper: kennismaken en meelopen met de bestaande situaties en om
daaraan constructief bij te dragen.
Dwarsligger: kritisch leren kijken naar de bestaande ontwikkelingen en
nieuwe inzichten in de samenleving.
Het onderwijs moet een omgeving creeëren waarin dit allemaal mogelijk is. Micha
de winter is van mening dat naast het gezin en de school de gemeenschap
waarin kinderen opgroeien, ook een taak heeft in de opvoeding. Het heeft een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid in het grootbrengen van de nieuwe
generatie. Opvoeden is heeft niet alleen de individuele ontwikkeling of het
individuele belang van het kind in het oog, maar het gaat samen met de
verbondheid met de samenleving en een sociaal of gemeenschapsbelang.
Kinderen moeten kunnen samenwerken aan gemeenschappelijke doelen en er
moet sociale verbondenheid tot stand komen. De derde bron van Biesta houdt in
dat het er in het onderwijs niet om gaat dat leerlingen leren, maar iets leren, iets
waardevols leren en van iemand leren. (Inhoud+doel+relatie). Het onderwijs is
als verbinding en voorbereiding. De taak van de leerkracht is om de dialoog
tussen kind en wereld voor te geven. Je ervaart de weerstand van de wereld en
gaat ermee aan de slag. Daar heb je tijd, aandacht, doorzetten en uithouden voor
nodig. Je bent als leerkracht op zoek naar een balans tussen het meelopen en
dwarsliggen. Hiervoor moet je jezelf vragen stellen en het antwoord op deze
vragen heeft waarschijnlijk te maken met je normen en waarden.
§ 1.2 de pedagogische opdracht van de basisschool
De pedagogische opdracht: ook wel pedagogische kwaliteit genoemd, is
hetgeen waartoe de school de kinderen wil opvoeden.
Pedagogiek is het leiden of begeleiden van kinderen. Maar tot in hoeverre is de
school verantwoordelijk voor de opvoeding van kinderen? Deze discussie wordt
verdeeld in 3 aspecten:
1. Leerlingen voorbereiden op leven in een democratische samenleving.
2. Relatie tussen onderwijs en levensbeschouwing.
3. Omgang tussen kinderen en volwassenen binnen de school.
Scholen besteden aandacht aan het leren van de vakinhouden en het
welbevinden van de leerlingen in de school en daarbuiten. Ouders dragen als
eerste of natuurlijke opvoeders van het kind de eindverantwoordelijkheid voor
de opvoeding. De school dient als aanvulling voor de gebieden waarop ouders
geen opvoeding in kunnen voorzien zoals rekenen, taal en inleiding in culturen.
Ook opvoedende elementen zoals leren omgaan met regels en een mening
vormen behoren bij de pedagogische opdracht van de school. Pedagogische
2
,opvattingen, keuzes en waarden geven richting aan de opvoeding en het
onderwijs.
§ 1.3
‘Wording’ in het woord ‘menswording’ geeft aan dat kinderen in
ontwikkeling zijn. Onze verbondenheid met de collectieve historie (die van
de mensheid, een volk of groep) en onze individuele historie (die van onszelf)
geven richting aan onze toekomst.
o Wezenskenmerken van het mens-zijn:
- creator zijn (scheppend bezig zijn)
- keuzevrijheid hebben (maken van eigen keuzes)
- verantwoordelijkheid kunnen dragen (verantwoordelijk zijn voor wat je
zegt en doet)
- betekenissen geven (betekenis geven aan de wereld om je heen)
- zin zoeken en zin geven (zin zoeken en geven aan je bestaan)
Relaties met anderen zijn heel belangrijk.
§ 1.6
Biesta: Kind moet niet alleen leren om zichzelf als het centrum van de wereld te
zien maar ook om zichzelf in de wereld te zien. Een opvoeder helpt het kind om
te leren aangesproken te worden. Er is ook een kans dat het kind iets anders kind
dan wat jij zou kiezen. Dat heet het prachtige risico van onderwijs.
We gaan dieper in op ‘opvoeden’ op 2 gebieden;
1. Het kind dat iets leert, ervaring opdoet
2. De opvoeder die invloed uitoefent
De manier waarop een kind iets leert (1) is afhankelijk van zijn aard,
ontwikkelingsniveau en gevoeligheid voor invloed van volwassenen.
De opvoeder heeft bepaalde bedoelingen met het kind. Opvoeden is doelbewust
bezig zijn.
Langeveld vind dat de mens op opvoeding is aangewezen. Hij bedoelt
daarmee dat we ons niet tot volwaardig mens kunnen ontwikkelen zonder
opvoeding.
- Het opvoeden als het handelen dat bewust wordt verricht om een
opvoedingsdoel te bereiken.
- Actief deelnemen van de opvoedeling aan zijn opvoeding
- Omgang
- Milieu
Langeveld vindt dat er sprake is van opvoeden wanneer de opvoeder bewust met
het oog op een doel een opvoedingsmiddel hanteert. Je bent niet altijd bewust
bezig met opvoeding, dit gebeurt in opvoedingsmomenten. De opvoeder moet
zelf bewust handelen maar voor het kind moet dit zo ongemerkt mogelijk zijn.
3
, Omgang is de natuurlijke verhouding tussen opvoeder en kind. De omgeving
heeft ook invloed op de opvoeding.
We kunnen moeilijk spreken van een opvoedingsrelatie als het kind niet op het
opvoeden reageert. In de opvoedingssituatie moet er sprake zijn van een
relatie tussen opvoeder en kind. Gezag speelt ook een belangrijke rol in de
opvoeding. Gezag heeft in de opvoeding vooral te maken met elkaar iets te
zeggen hebben en iets te zeggen hebben over. Kinderen moeten je gezag
aanvaarden, anders spreken we over macht.
De leraar is de beroepsopvoeder en heeft een onderzoekende houding.
Eerst handelt de opvoeder plaatsvervangend voor het kind, gaandeweg leert het
kind om zelf beslissingen te maken en is er dus sprake van afnemend gezag.
Een belangrijk aspect in de opvoeding is het inleiden in betekenissen. Een
kind moet ingeleid worden in de wereld met betekenissen. Sommige
betekenissen zijn ook verbonden met een cultuur en vormen een
betekenissysteem.
Langeveld ziet het doel van opvoeding de volwassenheid. Een kenmerk van
volwassenheid is zelfverantwoordelijke zelfbepaling. De volwassene
aanvaardt de verantwoordelijkheid voor zijn leven.
Führen oder Wachsen-lassen geeft dilemma aan.
- Opvoeders die het accent op führen leggen, vinden dat het kind vooral moet
leren van anderen. Het moet geleid worden (pedagogische optimisten).
Onderwijsleerprocessen spelen grote rol. Cultuurwezen. Veel aandacht voor
opvoedingsdoelen. (Humboldt, Locke en Herbart; Amerikaanse behaviorisme)
- Aanhangers van het principe wachsen-lassen hebben een groot vertrouwen in
de natuurlijk ontwikkeling van het kind. (Pedagogische pessimisten).
Rijpingsprocessen spelen grote rol. Natuurwezen. Ontwikkeling in vaste volgorde
(lineaire genese) van perioden. Montessori noemde deze gevoelige perioden. Zij
vindt de opvoeder niet zo belangrijk (Piaget, Steiner, humanistische psychologie).
Aanhangers van cultuur-historische school in vroege Sovjet-Unie meer aan de
kant van führen te plaatsen. Grondlegger van deze school is Vygtosky. Kind leert
niet alleen via rijping of een natuurlijke omgang met de wereld, maar ook via
hulp en het spreken van andere mensen. Zone der naaste ontwikkeling
(een kind kan morgen die dingen alleen doen die het vandaag met behulp van
een volwassene moet doen).
Imelman vind dat er geen sprake is van opvoeding als het kind iets leert dat niet
bedoeld was door de opvoeder. Hij concludeert dat er van opvoeding gesproken
kan worden wanneer het pedagogische handeling het beoogde doel bereikt.
Opvoeding heeft een intentioneel karakter (opzettelijke bedoeling om op te
voeden) en een functioneel karakter (onbedoeld opvoeden).
Langeveld: Opvoedingsmiddelen worden door de opvoeder bewust gehanteerd
met het oog op een doel.
- Goedkeuring/beloning. Het effect van een dergelijk middel is afhankelijk van het
pedagogisch klimaat (=het totaal aan bewust gecreëerde en aanwezige
omgevingsfactoren die inspelen op het welbevinden van het kind waardoor het
zich in meer of mindere mate kan ontwikkelen).
4
Samenvatting pedagogiek H1 – Meer dan onderwijs periode 1..............................1
Samenvatting H7 pedagogiek – Meer dan onderwijs periode 1..............................8
Samenvatting H10 pedagogiek – Meer dan onderwijs periode 1..........................21
Samenvatting pedagogiek hoofdstuk 2 – Meer dan onderwijs periode 2..............31
3.5.3 – periode 2................................................................................................... 72
3.5.4 – periode 2................................................................................................... 74
3.5.5 – periode 2................................................................................................... 75
3.5.6 – periode 2................................................................................................... 78
3.6 – Periode 2...................................................................................................... 84
5.4: De didactiek van leeromgevingen – periode 2..............................................92
5.5: Voorbereiden – periode 2............................................................................... 95
Samenvatting pedagogiek H1 – Meer dan onderwijs periode 1
§ 1.1 Inleiding
1
,Leraren moeten hun leerlingen inspireren. De redenen waarom jij het onderwijs in
wilt zijn gebaseerd op jouw beeld van de ideale leerkracht en school. Elk team en
leerkrachten heeft idealen en een beeld van de ideale basisschool. Een goede
leerkracht is een persoon die ook opvoeder en begeleider is en die op een
respectvolle manier bijdraagt aan de vorming van kinderen tot volwassenen die
zelfverantwoordelijk en zelfredzaam zijn en die op een constructieve manier lid
zijn van de samenleving. Deze zijn verbonden met de visie van de leerkracht en
onderwijs. Lea Dasberg gaat er vanuit dat het onderwijs mensen moet helpen
bij menswording. Je wordt zowel meeloper als dwarsligger.
Meeloper: kennismaken en meelopen met de bestaande situaties en om
daaraan constructief bij te dragen.
Dwarsligger: kritisch leren kijken naar de bestaande ontwikkelingen en
nieuwe inzichten in de samenleving.
Het onderwijs moet een omgeving creeëren waarin dit allemaal mogelijk is. Micha
de winter is van mening dat naast het gezin en de school de gemeenschap
waarin kinderen opgroeien, ook een taak heeft in de opvoeding. Het heeft een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid in het grootbrengen van de nieuwe
generatie. Opvoeden is heeft niet alleen de individuele ontwikkeling of het
individuele belang van het kind in het oog, maar het gaat samen met de
verbondheid met de samenleving en een sociaal of gemeenschapsbelang.
Kinderen moeten kunnen samenwerken aan gemeenschappelijke doelen en er
moet sociale verbondenheid tot stand komen. De derde bron van Biesta houdt in
dat het er in het onderwijs niet om gaat dat leerlingen leren, maar iets leren, iets
waardevols leren en van iemand leren. (Inhoud+doel+relatie). Het onderwijs is
als verbinding en voorbereiding. De taak van de leerkracht is om de dialoog
tussen kind en wereld voor te geven. Je ervaart de weerstand van de wereld en
gaat ermee aan de slag. Daar heb je tijd, aandacht, doorzetten en uithouden voor
nodig. Je bent als leerkracht op zoek naar een balans tussen het meelopen en
dwarsliggen. Hiervoor moet je jezelf vragen stellen en het antwoord op deze
vragen heeft waarschijnlijk te maken met je normen en waarden.
§ 1.2 de pedagogische opdracht van de basisschool
De pedagogische opdracht: ook wel pedagogische kwaliteit genoemd, is
hetgeen waartoe de school de kinderen wil opvoeden.
Pedagogiek is het leiden of begeleiden van kinderen. Maar tot in hoeverre is de
school verantwoordelijk voor de opvoeding van kinderen? Deze discussie wordt
verdeeld in 3 aspecten:
1. Leerlingen voorbereiden op leven in een democratische samenleving.
2. Relatie tussen onderwijs en levensbeschouwing.
3. Omgang tussen kinderen en volwassenen binnen de school.
Scholen besteden aandacht aan het leren van de vakinhouden en het
welbevinden van de leerlingen in de school en daarbuiten. Ouders dragen als
eerste of natuurlijke opvoeders van het kind de eindverantwoordelijkheid voor
de opvoeding. De school dient als aanvulling voor de gebieden waarop ouders
geen opvoeding in kunnen voorzien zoals rekenen, taal en inleiding in culturen.
Ook opvoedende elementen zoals leren omgaan met regels en een mening
vormen behoren bij de pedagogische opdracht van de school. Pedagogische
2
,opvattingen, keuzes en waarden geven richting aan de opvoeding en het
onderwijs.
§ 1.3
‘Wording’ in het woord ‘menswording’ geeft aan dat kinderen in
ontwikkeling zijn. Onze verbondenheid met de collectieve historie (die van
de mensheid, een volk of groep) en onze individuele historie (die van onszelf)
geven richting aan onze toekomst.
o Wezenskenmerken van het mens-zijn:
- creator zijn (scheppend bezig zijn)
- keuzevrijheid hebben (maken van eigen keuzes)
- verantwoordelijkheid kunnen dragen (verantwoordelijk zijn voor wat je
zegt en doet)
- betekenissen geven (betekenis geven aan de wereld om je heen)
- zin zoeken en zin geven (zin zoeken en geven aan je bestaan)
Relaties met anderen zijn heel belangrijk.
§ 1.6
Biesta: Kind moet niet alleen leren om zichzelf als het centrum van de wereld te
zien maar ook om zichzelf in de wereld te zien. Een opvoeder helpt het kind om
te leren aangesproken te worden. Er is ook een kans dat het kind iets anders kind
dan wat jij zou kiezen. Dat heet het prachtige risico van onderwijs.
We gaan dieper in op ‘opvoeden’ op 2 gebieden;
1. Het kind dat iets leert, ervaring opdoet
2. De opvoeder die invloed uitoefent
De manier waarop een kind iets leert (1) is afhankelijk van zijn aard,
ontwikkelingsniveau en gevoeligheid voor invloed van volwassenen.
De opvoeder heeft bepaalde bedoelingen met het kind. Opvoeden is doelbewust
bezig zijn.
Langeveld vind dat de mens op opvoeding is aangewezen. Hij bedoelt
daarmee dat we ons niet tot volwaardig mens kunnen ontwikkelen zonder
opvoeding.
- Het opvoeden als het handelen dat bewust wordt verricht om een
opvoedingsdoel te bereiken.
- Actief deelnemen van de opvoedeling aan zijn opvoeding
- Omgang
- Milieu
Langeveld vindt dat er sprake is van opvoeden wanneer de opvoeder bewust met
het oog op een doel een opvoedingsmiddel hanteert. Je bent niet altijd bewust
bezig met opvoeding, dit gebeurt in opvoedingsmomenten. De opvoeder moet
zelf bewust handelen maar voor het kind moet dit zo ongemerkt mogelijk zijn.
3
, Omgang is de natuurlijke verhouding tussen opvoeder en kind. De omgeving
heeft ook invloed op de opvoeding.
We kunnen moeilijk spreken van een opvoedingsrelatie als het kind niet op het
opvoeden reageert. In de opvoedingssituatie moet er sprake zijn van een
relatie tussen opvoeder en kind. Gezag speelt ook een belangrijke rol in de
opvoeding. Gezag heeft in de opvoeding vooral te maken met elkaar iets te
zeggen hebben en iets te zeggen hebben over. Kinderen moeten je gezag
aanvaarden, anders spreken we over macht.
De leraar is de beroepsopvoeder en heeft een onderzoekende houding.
Eerst handelt de opvoeder plaatsvervangend voor het kind, gaandeweg leert het
kind om zelf beslissingen te maken en is er dus sprake van afnemend gezag.
Een belangrijk aspect in de opvoeding is het inleiden in betekenissen. Een
kind moet ingeleid worden in de wereld met betekenissen. Sommige
betekenissen zijn ook verbonden met een cultuur en vormen een
betekenissysteem.
Langeveld ziet het doel van opvoeding de volwassenheid. Een kenmerk van
volwassenheid is zelfverantwoordelijke zelfbepaling. De volwassene
aanvaardt de verantwoordelijkheid voor zijn leven.
Führen oder Wachsen-lassen geeft dilemma aan.
- Opvoeders die het accent op führen leggen, vinden dat het kind vooral moet
leren van anderen. Het moet geleid worden (pedagogische optimisten).
Onderwijsleerprocessen spelen grote rol. Cultuurwezen. Veel aandacht voor
opvoedingsdoelen. (Humboldt, Locke en Herbart; Amerikaanse behaviorisme)
- Aanhangers van het principe wachsen-lassen hebben een groot vertrouwen in
de natuurlijk ontwikkeling van het kind. (Pedagogische pessimisten).
Rijpingsprocessen spelen grote rol. Natuurwezen. Ontwikkeling in vaste volgorde
(lineaire genese) van perioden. Montessori noemde deze gevoelige perioden. Zij
vindt de opvoeder niet zo belangrijk (Piaget, Steiner, humanistische psychologie).
Aanhangers van cultuur-historische school in vroege Sovjet-Unie meer aan de
kant van führen te plaatsen. Grondlegger van deze school is Vygtosky. Kind leert
niet alleen via rijping of een natuurlijke omgang met de wereld, maar ook via
hulp en het spreken van andere mensen. Zone der naaste ontwikkeling
(een kind kan morgen die dingen alleen doen die het vandaag met behulp van
een volwassene moet doen).
Imelman vind dat er geen sprake is van opvoeding als het kind iets leert dat niet
bedoeld was door de opvoeder. Hij concludeert dat er van opvoeding gesproken
kan worden wanneer het pedagogische handeling het beoogde doel bereikt.
Opvoeding heeft een intentioneel karakter (opzettelijke bedoeling om op te
voeden) en een functioneel karakter (onbedoeld opvoeden).
Langeveld: Opvoedingsmiddelen worden door de opvoeder bewust gehanteerd
met het oog op een doel.
- Goedkeuring/beloning. Het effect van een dergelijk middel is afhankelijk van het
pedagogisch klimaat (=het totaal aan bewust gecreëerde en aanwezige
omgevingsfactoren die inspelen op het welbevinden van het kind waardoor het
zich in meer of mindere mate kan ontwikkelen).
4