Materieel en formeel strafrecht
Materieel = Wat is stra2aar en welke personen zijn hiervoor stra2aar?
Formeel = Wat zijn de bevoegdheden en de regels voor verschillende organen?
Leerdoelen week 1
Vierdoelen van het Nederlands strafrecht
- Vergelding: ‘terugbetaling’ door leedtoevoeging
- PrevenEe
à speciale prevenEe: dat een dader die in aanraking is gekomen met gevolgen van
het overschrijden van een strafrechtelijke norm, de volgende keer wel twee keer zal
nadenken, voordat hij nog eens iets degelijks doet (voorkomen/ ontmoedigen)
à generale prevenEe: uitgangspunt dato ok anderen dan de gestraJe lering trekken
uit het feit dat er voor het plegen van een stra2aar feit straf opgelegd kan worden
(de gestraJe moet een voorbeeld zijn)
- Voorkomen eigenrichEng
- ResocialisaEe
8 vragen van het rechterlijke beslissingsmodel Art. 348 t/m 352 Sv
- Is de dagvaarding geldig?
- Is de rechter gevoegd?
- Is de Ovj ontvankelijk?
- Is er een reden tot schorsing der vervolging?
- Kan de tenlastelegging bewezen worden?
- Levert het bewezen verklaarde een stra2aar feit op?
- Is de dader stra2aar?
- Welke straf of maatregel moet er worden opgelegd?
Uitleggen of een delict valt onder een misdrijf of overtreding en waarom dit onderscheid van
het belang is voor het strafrecht?
Algemenebepalingen = Art. 1 tot 91 Sr
Misdrijf = boek 2 Art. 92 tot 421 Sr
Overtreding = boek 3 Art. 422 tot hoger
Bijzondere weYen
Art. 2 WED, 56 WWM, 13 Opw, 178 WvW
, Wat is het legaliteitsbeginsel?
‘geen straf zonder wet’
- Lex scripta = geschreven zijn
- Lex certa = duidelijk zijn
- Verbod op terugwerkende kracht
- Verbod op analogie
In een casus kunnen aangeven of er sprake is van een verdachte krachtens arGkel 27 Sv
Leerdoelen week 2
De student kan aangeven uit welke vier componenten / voorwaarden het stra2aar feit is
opgebouwd en kan deze koppelen aan arEkel 350 Sv.
- Menselijke + gedraging
(1e vraag van art. 350 Sv: kan het tenlastegelegde feit bewezen worden)
- WeYelijke delictsomschrijving (moet in de wet stra2aar gesteld zijn)
(2e vraag van art. 350 Sv: onder welke delictsomschrijving valt de gedraging)
- Wederrechtelijkheid (geen rechtvaardiging aanwezig voor de daad)
(3e vraag van art. 350 Sv: is de gedraging in strijd met het recht à
rechtvaardigingsgrond?)
- Verwijtbaarheid (geen rechtvaardiging voor de dader)
(4e vraag van art. 350 Sv: is de dader stra2aar à schulduitsluiEngsgrond)
De student kan met behulp van de definiEes van verschillende verwijtbaarheidsvormen in
een gegeven casus herkennen welke van de verschillende verwijtbaarheidsvormen van
toepassing is.
(Verwijtbaarheid vormen is een verzamelnaam voor alle vormen van opzet en schuld)
Schuld: geen schuld of opzet, onbewuste schuld, bewuste schuld
Opzet: voorwaardelijk opzet, opzet, opzet als oogmerk (oogmerk = opzet met een
bepaalde bedoeling)
Culpa = een aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichEgheid (schuld)
- Onbewuste culpa = zich niet realiseren dat hij/zij te veel risico neemt en had wel
moeten realiseren
- Bewuste culpa = zich wel realiseren dat hij/zij onvoorzichEg is en te veel risico neemt,
maar verwacht niet dat het gaat gebeuren
- Roekeloosheid = zwaardere variant van culpa, vaak in combinaEe met alcohol, drugs,
te hard rijden etc. (word niet overgevraagd in het tentamen)
Materieel = Wat is stra2aar en welke personen zijn hiervoor stra2aar?
Formeel = Wat zijn de bevoegdheden en de regels voor verschillende organen?
Leerdoelen week 1
Vierdoelen van het Nederlands strafrecht
- Vergelding: ‘terugbetaling’ door leedtoevoeging
- PrevenEe
à speciale prevenEe: dat een dader die in aanraking is gekomen met gevolgen van
het overschrijden van een strafrechtelijke norm, de volgende keer wel twee keer zal
nadenken, voordat hij nog eens iets degelijks doet (voorkomen/ ontmoedigen)
à generale prevenEe: uitgangspunt dato ok anderen dan de gestraJe lering trekken
uit het feit dat er voor het plegen van een stra2aar feit straf opgelegd kan worden
(de gestraJe moet een voorbeeld zijn)
- Voorkomen eigenrichEng
- ResocialisaEe
8 vragen van het rechterlijke beslissingsmodel Art. 348 t/m 352 Sv
- Is de dagvaarding geldig?
- Is de rechter gevoegd?
- Is de Ovj ontvankelijk?
- Is er een reden tot schorsing der vervolging?
- Kan de tenlastelegging bewezen worden?
- Levert het bewezen verklaarde een stra2aar feit op?
- Is de dader stra2aar?
- Welke straf of maatregel moet er worden opgelegd?
Uitleggen of een delict valt onder een misdrijf of overtreding en waarom dit onderscheid van
het belang is voor het strafrecht?
Algemenebepalingen = Art. 1 tot 91 Sr
Misdrijf = boek 2 Art. 92 tot 421 Sr
Overtreding = boek 3 Art. 422 tot hoger
Bijzondere weYen
Art. 2 WED, 56 WWM, 13 Opw, 178 WvW
, Wat is het legaliteitsbeginsel?
‘geen straf zonder wet’
- Lex scripta = geschreven zijn
- Lex certa = duidelijk zijn
- Verbod op terugwerkende kracht
- Verbod op analogie
In een casus kunnen aangeven of er sprake is van een verdachte krachtens arGkel 27 Sv
Leerdoelen week 2
De student kan aangeven uit welke vier componenten / voorwaarden het stra2aar feit is
opgebouwd en kan deze koppelen aan arEkel 350 Sv.
- Menselijke + gedraging
(1e vraag van art. 350 Sv: kan het tenlastegelegde feit bewezen worden)
- WeYelijke delictsomschrijving (moet in de wet stra2aar gesteld zijn)
(2e vraag van art. 350 Sv: onder welke delictsomschrijving valt de gedraging)
- Wederrechtelijkheid (geen rechtvaardiging aanwezig voor de daad)
(3e vraag van art. 350 Sv: is de gedraging in strijd met het recht à
rechtvaardigingsgrond?)
- Verwijtbaarheid (geen rechtvaardiging voor de dader)
(4e vraag van art. 350 Sv: is de dader stra2aar à schulduitsluiEngsgrond)
De student kan met behulp van de definiEes van verschillende verwijtbaarheidsvormen in
een gegeven casus herkennen welke van de verschillende verwijtbaarheidsvormen van
toepassing is.
(Verwijtbaarheid vormen is een verzamelnaam voor alle vormen van opzet en schuld)
Schuld: geen schuld of opzet, onbewuste schuld, bewuste schuld
Opzet: voorwaardelijk opzet, opzet, opzet als oogmerk (oogmerk = opzet met een
bepaalde bedoeling)
Culpa = een aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichEgheid (schuld)
- Onbewuste culpa = zich niet realiseren dat hij/zij te veel risico neemt en had wel
moeten realiseren
- Bewuste culpa = zich wel realiseren dat hij/zij onvoorzichEg is en te veel risico neemt,
maar verwacht niet dat het gaat gebeuren
- Roekeloosheid = zwaardere variant van culpa, vaak in combinaEe met alcohol, drugs,
te hard rijden etc. (word niet overgevraagd in het tentamen)