Menstheorie A (periode 3)
Les 1
Psychologie -> houdt zich bezig met het innerlijk leven en het gedrag
van mensen. De wetenschap van gedrag en geestelijke processen
(denken, voelen) letterlijk studie van geest.
Start psychologie -> Wilhelm Wundt heeft het eerste psychologisch
laboratorium opgericht in Leipzig.
William James stichtte in de VS het eerste psychologisch instituut aan de
universiteit van Princeton.
Empirische wetenschap -> een wetenschap die onderzoek doet naar
dingen die je kan waarnemen via een experiment of observatie. Een
empirische wetenschap beschrijft het studieobject, verklaart de theorieën
en voorspelt op grond van die theorieën dingen die getoetst kunnen
worden: als X dan Y. Psychologie is een empirische wetenschap
Pedagogiek -> houdt zich bezig met de opvoeding en de
ontwikkelingsfasen van een kind. Ook wordt er gekeken naar de relatie van
het kind met zijn omgeving. De wetenschap van het opvoeden. Letterlijk
kinderleiding.
Relevantie psychologie en pedagogiek voor het sociaal werk -> het
bevorderen van sociaal functioneren van (kwetsbare) mensen, groepen en
gemeenschappen in complexe omgevingen en in wisselwerking met die
omgevingen. Verstand hebben van mensen en hoe je daarmee om moet
gaan.
7 perspectieven binnen de psychologie:
- Biologische en neurofysiologische perspectief (Wilhelm Wundt) ->
bestudeert de hersenen en het verband met vertoond gedrag. In de
hersenen zit de directe, echte bron van het gedrag. Gedrag wordt
veroorzaakt door onze genen, hersenen en hormonen.
- Psychodynamische/psychoanalytische perspectief (Sigmund Freud) -
> de bron van ons gedrag ligt in het onbewuste. We worden met
drijfveren geboren. In ons leven proberen we die driften te
bevredigen en toch met elkaar samen te leven. (de psychologie
onderzoekt hoe dat werkt). De persoonlijkheid is opgebouwd uit het
onbewuste (id), het bewuste (ego) en het geweten (superego). De
eerste 5 levensjaren zijn bepalend voor de ontwikkeling van je
persoonlijkheid.
- Behavioristisch perspectief (Watson) -> bestudeert alleen
waarneembaar/meetbaar gedrag. Gedrag is een gevolg van de
interactie van een mens (of dier) met de omgeving en daarbij geldt
dat koppelingen ontstaan: als A gebeurt dan volgt B. Dat kan door
klassieke conditionering (gelijktijdigheid) en door operante
conditionering (bekrachtiging). Straffen en belonen + kopieer
gedrag.
, - Gestaltsperspectief -> is dat het gedrag van mensen beïnvloed
wordt door de neiging Gestalten te zien en ze zelf te scheppen. We
willen ons leven als een geheel waarnemen. Een gestalt is een
geheel. We nemen geen aparte onderdelen, maar gehelen waar. We
zien zelfs gehelen als die er helemaal niet zijn. Dus als er een HEEL
mens staat is het vaak Gestalt.
- Humanistisch perspectief (Carl Rogers + Abrhaham Maslow) ->
bestudeert de hele mens en met name het typische menselijke.
Mensen hebben een interne behoefte om te groeien, ze hebben
fundamentele behoeften, dat is de onderliggende bron van ons
gedrag. De positieve psychologie heeft als focus van onderzoek de
(geestelijke) gezondheid, het gelukkig zijn, de lust om te leven
meer/sterker te voelen.
- Cognitieve perspectief (Beck) -> gedrag wordt (vooral) bepaald door
hoe we met informatie omgaan. Dat zijn cognitieve processen
(waarnemen, denken, onthouden, etc). Die moeten bestudeerd
worden en door cognities (een probleemoplossend vermogen) kun je
zelfs psychische problemen helpen oplossen. Letten op woorden als
opvattingen enzovoorts.
- Systeemperspectief -> is een soort parallelle stroming, tegelijk met
andere stromingen. Hij is er steeds bij psychologen die iets doen
waarbij dat systeemaspect een grote rol speelt. Zoals te verwachten,
is dat zo bij hulpverlening aan gezinnen of aan leden van een gezin
of in andere situaties waar echt sprake is van een sociaal systeem,
dus van samenlevende of samenwerkende mensen. Bijvoorbeeld het
gezin, de wijk waarin je woont, je vrienden.
Hersendelen -> hersendelen die actief zijn trekken meer bloed aan, want
daar gebeurt iets en dat kan je zien d.m.v. een scan.
Phineas Gage -> kreeg een ijzeren staaf dwars door zijn hoofd. Gage die
werkte met springstoffen, werkte bij de aanleg van een spoorlijn,
overleefde dat. Alleen zijn gedrag en persoonlijkheid veranderde vaak in
, een onaardig persoon. Hij werd impulsief en ging onverantwoordelijke
dingen doen.
Les 2
Onderscheid tussen primaire en secundaire emoties volgens Frijda
->
- Primaire emoties: de ‘pure’ basisemoties die vaak automatisch aan
ons opdringen en een universele gezichtsuitdrukking kennen
- Secundaire emoties: zijn veel complexer. Ze gaan vaak gepaard met
overtuigingen of gedachten over een situatie. Bijv. oh jee straks raak
je hem kwijt, ik ben niet leuk genoeg of wat sneu voor haar kon ik er
maar iets aan doen. Soms is een secundaire emotie een
mengelmoes van meerdere basisemoties. Zijn ook sterker
afhankelijk van omgevingsinvloeden en cultuur.
Componententheorie volgens Frijda -> Frijda stelt dat emoties uit vier
verschillende componenten bestaan:
1. Een fysiologische arousal (de lichamelijke en innerlijke
sensatie/reactie die je voelt) bijvoorbeeld huilen en rood worden.
Biologische uitingen
2. Een cognitieve interpretatie (je overtuigingen en gedachten, dus dat
wat je denkt over de situatie)
3. Subjectieve gevoelens (hoe je het persoonlijk beleeft/voelt)
4. Gedragsmatige expressie (welke emotie je laat zien naar de
buitenkant) psychologische uitingen.
Fysiologische arousal -> de lichamelijke sensatie die je
voelt/lichamelijke prikkel. Zonder die arousal is er geen emotie
waarneembaar.
Tweefactortheorie van emotie (Schachter en Singer) -> volgens hun
kunnen verschillende emoties in feite uit dezelfde lichamelijke sensatie
ontstaan, maar zich in de beleving van elkaar onderscheiden door de
interpretaties van de persoon in kwestie. Deze theorie neemt de
lichamelijke sensatie en de cognitieve interpretatie als een belangrijk
vertrekpunt voor de emotie. Bijvoorbeeld je kijkt een film terwijl je
ongesteld bent. In deze film gaat iemand dood (stimulus) en dat is heel
erg (gedachten) hierdoor ga je huilen (lichamelijke reactie) en die
lichamelijke reactie merk je op en daar denk je ook iets over. De
somberheid van ongesteldheid merk je ook op en interpreteer je dat je
extra verdrietig bent.
James-Lange theorie -> er kan geen emotie bestaan zonder lichamelijk
gevoel. Bijvoorbeeld we zijn verdrietig omdat we tranen voelen, we zijn
bang omdat ons hart bonst en onze handen trillen. We kunnen de
lichamelijke gevoelens niet wegdenken uit de emoties. Je ziet eerst iets
daarna komt een lichamelijke prikkel/reactie en vanuit daar komt je
emotie. Bijv ik tril dus ik ben bang en ik huil dus ik ben verdrietig. Dit is
een interpretatiefout dus kan ook een vooroordeel zijn.
Les 1
Psychologie -> houdt zich bezig met het innerlijk leven en het gedrag
van mensen. De wetenschap van gedrag en geestelijke processen
(denken, voelen) letterlijk studie van geest.
Start psychologie -> Wilhelm Wundt heeft het eerste psychologisch
laboratorium opgericht in Leipzig.
William James stichtte in de VS het eerste psychologisch instituut aan de
universiteit van Princeton.
Empirische wetenschap -> een wetenschap die onderzoek doet naar
dingen die je kan waarnemen via een experiment of observatie. Een
empirische wetenschap beschrijft het studieobject, verklaart de theorieën
en voorspelt op grond van die theorieën dingen die getoetst kunnen
worden: als X dan Y. Psychologie is een empirische wetenschap
Pedagogiek -> houdt zich bezig met de opvoeding en de
ontwikkelingsfasen van een kind. Ook wordt er gekeken naar de relatie van
het kind met zijn omgeving. De wetenschap van het opvoeden. Letterlijk
kinderleiding.
Relevantie psychologie en pedagogiek voor het sociaal werk -> het
bevorderen van sociaal functioneren van (kwetsbare) mensen, groepen en
gemeenschappen in complexe omgevingen en in wisselwerking met die
omgevingen. Verstand hebben van mensen en hoe je daarmee om moet
gaan.
7 perspectieven binnen de psychologie:
- Biologische en neurofysiologische perspectief (Wilhelm Wundt) ->
bestudeert de hersenen en het verband met vertoond gedrag. In de
hersenen zit de directe, echte bron van het gedrag. Gedrag wordt
veroorzaakt door onze genen, hersenen en hormonen.
- Psychodynamische/psychoanalytische perspectief (Sigmund Freud) -
> de bron van ons gedrag ligt in het onbewuste. We worden met
drijfveren geboren. In ons leven proberen we die driften te
bevredigen en toch met elkaar samen te leven. (de psychologie
onderzoekt hoe dat werkt). De persoonlijkheid is opgebouwd uit het
onbewuste (id), het bewuste (ego) en het geweten (superego). De
eerste 5 levensjaren zijn bepalend voor de ontwikkeling van je
persoonlijkheid.
- Behavioristisch perspectief (Watson) -> bestudeert alleen
waarneembaar/meetbaar gedrag. Gedrag is een gevolg van de
interactie van een mens (of dier) met de omgeving en daarbij geldt
dat koppelingen ontstaan: als A gebeurt dan volgt B. Dat kan door
klassieke conditionering (gelijktijdigheid) en door operante
conditionering (bekrachtiging). Straffen en belonen + kopieer
gedrag.
, - Gestaltsperspectief -> is dat het gedrag van mensen beïnvloed
wordt door de neiging Gestalten te zien en ze zelf te scheppen. We
willen ons leven als een geheel waarnemen. Een gestalt is een
geheel. We nemen geen aparte onderdelen, maar gehelen waar. We
zien zelfs gehelen als die er helemaal niet zijn. Dus als er een HEEL
mens staat is het vaak Gestalt.
- Humanistisch perspectief (Carl Rogers + Abrhaham Maslow) ->
bestudeert de hele mens en met name het typische menselijke.
Mensen hebben een interne behoefte om te groeien, ze hebben
fundamentele behoeften, dat is de onderliggende bron van ons
gedrag. De positieve psychologie heeft als focus van onderzoek de
(geestelijke) gezondheid, het gelukkig zijn, de lust om te leven
meer/sterker te voelen.
- Cognitieve perspectief (Beck) -> gedrag wordt (vooral) bepaald door
hoe we met informatie omgaan. Dat zijn cognitieve processen
(waarnemen, denken, onthouden, etc). Die moeten bestudeerd
worden en door cognities (een probleemoplossend vermogen) kun je
zelfs psychische problemen helpen oplossen. Letten op woorden als
opvattingen enzovoorts.
- Systeemperspectief -> is een soort parallelle stroming, tegelijk met
andere stromingen. Hij is er steeds bij psychologen die iets doen
waarbij dat systeemaspect een grote rol speelt. Zoals te verwachten,
is dat zo bij hulpverlening aan gezinnen of aan leden van een gezin
of in andere situaties waar echt sprake is van een sociaal systeem,
dus van samenlevende of samenwerkende mensen. Bijvoorbeeld het
gezin, de wijk waarin je woont, je vrienden.
Hersendelen -> hersendelen die actief zijn trekken meer bloed aan, want
daar gebeurt iets en dat kan je zien d.m.v. een scan.
Phineas Gage -> kreeg een ijzeren staaf dwars door zijn hoofd. Gage die
werkte met springstoffen, werkte bij de aanleg van een spoorlijn,
overleefde dat. Alleen zijn gedrag en persoonlijkheid veranderde vaak in
, een onaardig persoon. Hij werd impulsief en ging onverantwoordelijke
dingen doen.
Les 2
Onderscheid tussen primaire en secundaire emoties volgens Frijda
->
- Primaire emoties: de ‘pure’ basisemoties die vaak automatisch aan
ons opdringen en een universele gezichtsuitdrukking kennen
- Secundaire emoties: zijn veel complexer. Ze gaan vaak gepaard met
overtuigingen of gedachten over een situatie. Bijv. oh jee straks raak
je hem kwijt, ik ben niet leuk genoeg of wat sneu voor haar kon ik er
maar iets aan doen. Soms is een secundaire emotie een
mengelmoes van meerdere basisemoties. Zijn ook sterker
afhankelijk van omgevingsinvloeden en cultuur.
Componententheorie volgens Frijda -> Frijda stelt dat emoties uit vier
verschillende componenten bestaan:
1. Een fysiologische arousal (de lichamelijke en innerlijke
sensatie/reactie die je voelt) bijvoorbeeld huilen en rood worden.
Biologische uitingen
2. Een cognitieve interpretatie (je overtuigingen en gedachten, dus dat
wat je denkt over de situatie)
3. Subjectieve gevoelens (hoe je het persoonlijk beleeft/voelt)
4. Gedragsmatige expressie (welke emotie je laat zien naar de
buitenkant) psychologische uitingen.
Fysiologische arousal -> de lichamelijke sensatie die je
voelt/lichamelijke prikkel. Zonder die arousal is er geen emotie
waarneembaar.
Tweefactortheorie van emotie (Schachter en Singer) -> volgens hun
kunnen verschillende emoties in feite uit dezelfde lichamelijke sensatie
ontstaan, maar zich in de beleving van elkaar onderscheiden door de
interpretaties van de persoon in kwestie. Deze theorie neemt de
lichamelijke sensatie en de cognitieve interpretatie als een belangrijk
vertrekpunt voor de emotie. Bijvoorbeeld je kijkt een film terwijl je
ongesteld bent. In deze film gaat iemand dood (stimulus) en dat is heel
erg (gedachten) hierdoor ga je huilen (lichamelijke reactie) en die
lichamelijke reactie merk je op en daar denk je ook iets over. De
somberheid van ongesteldheid merk je ook op en interpreteer je dat je
extra verdrietig bent.
James-Lange theorie -> er kan geen emotie bestaan zonder lichamelijk
gevoel. Bijvoorbeeld we zijn verdrietig omdat we tranen voelen, we zijn
bang omdat ons hart bonst en onze handen trillen. We kunnen de
lichamelijke gevoelens niet wegdenken uit de emoties. Je ziet eerst iets
daarna komt een lichamelijke prikkel/reactie en vanuit daar komt je
emotie. Bijv ik tril dus ik ben bang en ik huil dus ik ben verdrietig. Dit is
een interpretatiefout dus kan ook een vooroordeel zijn.