Pedagogiek 2 (1.3)
, Hoofdstuk 1:
Professionals hebben allemaal gemeen dat ze zich inzetten voor jeugdigen in Nederland,
zodat die zich optimaal kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen in de maatschappij.
Pedagogisch professionals: hun maatschappelijke opdracht lipt primair op het gebied van het
bevorderen van het welzijn en de ontwikkeling van jeugdigen door het versterken van het
gewone leven, zodat ze mee kunnen blijven doen in de maatschappij.
Expert op het terrein van het opvoeden van jeugdigen in diverse contexten, waarbij het
welzijn en de ontwikkeling van de jeugdigen naar volwassenheid centraal staan. Ze zijn
specialisten in het begeleiden van het gezinssysteem bij het opvoedproces.
Het zijn sociale beroepen of welzijnsberoepen sociaal-agogische beroepen
Sociaal-agogische beroepen: gericht op het bevorderen van sociale verandering, sociale
cohesie en het welzijn van mensen.
Peda-agogische professional: Pedagogische professionals zijn bij sociaal- agogische gericht op
het bevorderen van de sociale verandering en het welzijn van jeugdigen en hun ouders.
Pedagogiek/ opvoedkunde= wetenschap die de opvoeding bestudeert.
Ontwikkelingspsychologie= (belangrijk onderdeel van die wetenschap) de kennis van het
ontwikkelingsproces dat jeugdigen doormaken.
Pedagogiek= de toegepaste wetenschap die in kaart brengt hoe het proces verloopt dat zich
tussen jeugdigen en volwassenen afspeelt en dat jeugdigen helpt en stimuleert om zich te
ontwikkelen tot volwassenen die verantwoordelijkheid kunnen nemen voor zichzelf en voor
anderen.
Doelgebied van pedagogiek: de opvoeding en ontwikkeling en alle problemen die zich daarbij
kunnen voordoen.
Pedagogiek steeds meer een empirische wetenschap: het moeten hebben van onderzoek,
waarnemingen, feiten en cijfers.
In jaren 50 van vorige eeuw: meer georiënteerd op fenomenologie en filosofie.
Nu: pedagogen houden zich expliciet bezig met tal van empirische studies.
Opvoedingsdeskundigen: zijn in staat om methodisch te werk te gaan, omdat ze op
systematische, bewuste, doelgerichte en navolgbare werkwijze een specifiek
opvoedvraagstuk kunnen beantwoorden met het oog op een bepaalde doelstelling.
Opvoeden= de invloed die mensen, bedoeld of onbedoeld, uitoefenen op de ontwikkeling
van een kind. (Dit kan als een te simpele definitie gezien worden)
In het dagelijks spraakgebruik is opvoeden: jeugdigen grootbrengen, hen lichamelijk en
geestelijk ‘vormen’. Dat gebeurt door hen te voeden, hen te koesteren, hun aandacht te
geven, hen aan te moedigen en hun regels en grenzen te leren, en door hun te vertellen wat
ze moeten weten om nu en later als volwassenen op een plezierige en constructieve manier
met andere volwassenen en kinderen te kunnen participeren in de samenleving.
Als professionals is opvoeden: bedoelen we opvoedingsrelaties en opvoedingsintenties.
,Opvoedingsrelaties= de relatie tussen ouders (of andere opvoeders) en het kind.
Opvoedingsintenties= ouders en andere opvoeders hebben nadrukkelijk de intentie om
invloed uit te oefenen op een kind en het besef om daar verantwoordelijkheid voor te
nemen, en het kind zo te begeleiden op weg naar volwassenheid.
Volwassenwording= doel van opvoeden. Het kind begeleiden tot een bepaalde mate van
volwassenheid, het ‘leren’ op eigen benen te staan.
M.J Langeveld: (Nederlandse opvoedkundige) ziet opvoeding als een ontmoeting tussen een
volwassene en een kind, waarbij volwassenen erop gericht zijn dat get kind uiteindelijk
zelfstandig en mondig wordt.
Kok: (pedagoog) beschrijft het doel als de mogelijkheid om de eigenheid van een kind te
laten ontplooien
Huub Angenent: definieert opvoeding als het begeleiden van jeugdigen in hun
persoonlijkheidsontwikkeling, met als doel bevorderen dat jeugdigen in ieder leeftijdsfase
adequaat functioneren.
Onderzoek ‘opvoeden in Nederland’:
Toonde dat ouders grote betekenis toekennen aan gezinsopvoeding en vooral de
persoonsvorming van hun jeugdigen tot doel hebben.
Belangrijkste opvoedingsdoelen=
- Zelfstandigheid en autonomie: jeugdigen moeten later op eigen benen kunnen staan
en niet langer afhankelijk zijn van hun volwassenen om hen heen.
- Persoonlijkheidsontwikkeling: jeugdigen moeten hun kwaliteiten en sterke kanten
kunnen ontdekken en moeten zich ontwikkelen tot verstandige volwassenen die goed
voor zichzelf kunnen opkomen (assertiviteit genoemd) en die rekening houden met
anderen (sensitiviteit, sociaal gedrag genoemd).
Onderzoek van De Roos en Bucx:
Komt naar voren dat de opvoeddoelen van ouders kunnen verschillen, afhankelijk van de
cultuur maar ook van de levensomstandigheden.
Horizontale blik= pedagogische blik kijkt naar de ontwikkeling en opgroeien en opvoeding
ondersteunen in die lijn
Verticale blik= De leefwereld buiten het gezin/ welke betrokkenen zijn er nog meer die
invloed hebben op de opvoeding.
Een achterstand in de ontwikkeling is alleen verontrustend als die wordt veroorzaakt door
een onderliggend probleem en als dit van negatieve invloed is op de verdere ontwikkeling
van het kind.
, Studie ‘kinderen met meervoudige ontwikkelingsproblematiek’:
Gaan ze uit van ‘psychosociale problematiek’, waarin ze een onderscheid maken in
- Gedragsproblemen jeugdigen hun problemen ‘externaliseren’. (Agressief gedrag,
druk en impulsief)
- Emotionele problemen jeugdigen hun problemen ‘internaliseren’.
(Teruggetrokken, angsten en hypergevoeligheid).
- Somatische problemen somatische problemen zoals astma, allergieën en eczeem
die een normaal functioneren kunnen belemmeren.
- Leerprobleem die ontstaan doordat jeugdigen onvoldoende profiteren van eht
onderwijsaanbod. (Dyslexie)
- Spraak- en taalproblemen stotteren
- Motorische problemen hier zit een onderscheid in grove en fijne motoriek.
- Psychiatrische problemen psychiatrische ziektebeelden die psychisch lijden tot
gevolg hebben. (Autisme).
Zorgwekkende opvoedsituatie/ opvoedingsproblematiek= jeugdigen niet de garantie hebben
dat hun opvoeding goed genoeg verloopt.
Goed genoeg opvoederschap= term die duidelijk maakt dat ouders het besef kunnen hebben
dat ze verantwoordelijk zijn, maar in de alledaagse opvoeding onverantwoordelijk handelen.
Ouderschap= exclusief verbonden aan het ouder-zijn.
Opvoederschap= kun je delen en delegeren, zonder dat dit het verantwoordelijk-zijn van de
ouder ten opzichte van het kind hoeft aan te tasten.
Modellen die inzicht geven in de belangrijkste basisvoorwaarden waaraan moet worden
voldaan om te kunnen spreken van ‘goed genoeg ouderschap’=
- Best Interest of the child-model
- Framework for the Assessment of Children and Their Families
Systeemtheorie: richt zich op de processen en interacties die zich afspelen rondom een
klacht of probleem door te kijken naar de wisselwerking russen de delen van het systeem.
Elk systeem kent zijn eigen dynamiek en eigen processen die zich daarbinnen afspelen.
Verschillende risicofactoren en beschermende factoren zijn van invloed op deze dynamiek en
opvoedingsprocessen.
Risicofactoren= eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de ontwikkeling en
opvoeding van jeugdigen bedreigen.
Beschermende factoren= eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de kans
vergroten dat de opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen goed verlopen.
Balansmodel: het samen vormen van risicofactoren en beschermende factoren
, Hoofdstuk 1:
Professionals hebben allemaal gemeen dat ze zich inzetten voor jeugdigen in Nederland,
zodat die zich optimaal kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen in de maatschappij.
Pedagogisch professionals: hun maatschappelijke opdracht lipt primair op het gebied van het
bevorderen van het welzijn en de ontwikkeling van jeugdigen door het versterken van het
gewone leven, zodat ze mee kunnen blijven doen in de maatschappij.
Expert op het terrein van het opvoeden van jeugdigen in diverse contexten, waarbij het
welzijn en de ontwikkeling van de jeugdigen naar volwassenheid centraal staan. Ze zijn
specialisten in het begeleiden van het gezinssysteem bij het opvoedproces.
Het zijn sociale beroepen of welzijnsberoepen sociaal-agogische beroepen
Sociaal-agogische beroepen: gericht op het bevorderen van sociale verandering, sociale
cohesie en het welzijn van mensen.
Peda-agogische professional: Pedagogische professionals zijn bij sociaal- agogische gericht op
het bevorderen van de sociale verandering en het welzijn van jeugdigen en hun ouders.
Pedagogiek/ opvoedkunde= wetenschap die de opvoeding bestudeert.
Ontwikkelingspsychologie= (belangrijk onderdeel van die wetenschap) de kennis van het
ontwikkelingsproces dat jeugdigen doormaken.
Pedagogiek= de toegepaste wetenschap die in kaart brengt hoe het proces verloopt dat zich
tussen jeugdigen en volwassenen afspeelt en dat jeugdigen helpt en stimuleert om zich te
ontwikkelen tot volwassenen die verantwoordelijkheid kunnen nemen voor zichzelf en voor
anderen.
Doelgebied van pedagogiek: de opvoeding en ontwikkeling en alle problemen die zich daarbij
kunnen voordoen.
Pedagogiek steeds meer een empirische wetenschap: het moeten hebben van onderzoek,
waarnemingen, feiten en cijfers.
In jaren 50 van vorige eeuw: meer georiënteerd op fenomenologie en filosofie.
Nu: pedagogen houden zich expliciet bezig met tal van empirische studies.
Opvoedingsdeskundigen: zijn in staat om methodisch te werk te gaan, omdat ze op
systematische, bewuste, doelgerichte en navolgbare werkwijze een specifiek
opvoedvraagstuk kunnen beantwoorden met het oog op een bepaalde doelstelling.
Opvoeden= de invloed die mensen, bedoeld of onbedoeld, uitoefenen op de ontwikkeling
van een kind. (Dit kan als een te simpele definitie gezien worden)
In het dagelijks spraakgebruik is opvoeden: jeugdigen grootbrengen, hen lichamelijk en
geestelijk ‘vormen’. Dat gebeurt door hen te voeden, hen te koesteren, hun aandacht te
geven, hen aan te moedigen en hun regels en grenzen te leren, en door hun te vertellen wat
ze moeten weten om nu en later als volwassenen op een plezierige en constructieve manier
met andere volwassenen en kinderen te kunnen participeren in de samenleving.
Als professionals is opvoeden: bedoelen we opvoedingsrelaties en opvoedingsintenties.
,Opvoedingsrelaties= de relatie tussen ouders (of andere opvoeders) en het kind.
Opvoedingsintenties= ouders en andere opvoeders hebben nadrukkelijk de intentie om
invloed uit te oefenen op een kind en het besef om daar verantwoordelijkheid voor te
nemen, en het kind zo te begeleiden op weg naar volwassenheid.
Volwassenwording= doel van opvoeden. Het kind begeleiden tot een bepaalde mate van
volwassenheid, het ‘leren’ op eigen benen te staan.
M.J Langeveld: (Nederlandse opvoedkundige) ziet opvoeding als een ontmoeting tussen een
volwassene en een kind, waarbij volwassenen erop gericht zijn dat get kind uiteindelijk
zelfstandig en mondig wordt.
Kok: (pedagoog) beschrijft het doel als de mogelijkheid om de eigenheid van een kind te
laten ontplooien
Huub Angenent: definieert opvoeding als het begeleiden van jeugdigen in hun
persoonlijkheidsontwikkeling, met als doel bevorderen dat jeugdigen in ieder leeftijdsfase
adequaat functioneren.
Onderzoek ‘opvoeden in Nederland’:
Toonde dat ouders grote betekenis toekennen aan gezinsopvoeding en vooral de
persoonsvorming van hun jeugdigen tot doel hebben.
Belangrijkste opvoedingsdoelen=
- Zelfstandigheid en autonomie: jeugdigen moeten later op eigen benen kunnen staan
en niet langer afhankelijk zijn van hun volwassenen om hen heen.
- Persoonlijkheidsontwikkeling: jeugdigen moeten hun kwaliteiten en sterke kanten
kunnen ontdekken en moeten zich ontwikkelen tot verstandige volwassenen die goed
voor zichzelf kunnen opkomen (assertiviteit genoemd) en die rekening houden met
anderen (sensitiviteit, sociaal gedrag genoemd).
Onderzoek van De Roos en Bucx:
Komt naar voren dat de opvoeddoelen van ouders kunnen verschillen, afhankelijk van de
cultuur maar ook van de levensomstandigheden.
Horizontale blik= pedagogische blik kijkt naar de ontwikkeling en opgroeien en opvoeding
ondersteunen in die lijn
Verticale blik= De leefwereld buiten het gezin/ welke betrokkenen zijn er nog meer die
invloed hebben op de opvoeding.
Een achterstand in de ontwikkeling is alleen verontrustend als die wordt veroorzaakt door
een onderliggend probleem en als dit van negatieve invloed is op de verdere ontwikkeling
van het kind.
, Studie ‘kinderen met meervoudige ontwikkelingsproblematiek’:
Gaan ze uit van ‘psychosociale problematiek’, waarin ze een onderscheid maken in
- Gedragsproblemen jeugdigen hun problemen ‘externaliseren’. (Agressief gedrag,
druk en impulsief)
- Emotionele problemen jeugdigen hun problemen ‘internaliseren’.
(Teruggetrokken, angsten en hypergevoeligheid).
- Somatische problemen somatische problemen zoals astma, allergieën en eczeem
die een normaal functioneren kunnen belemmeren.
- Leerprobleem die ontstaan doordat jeugdigen onvoldoende profiteren van eht
onderwijsaanbod. (Dyslexie)
- Spraak- en taalproblemen stotteren
- Motorische problemen hier zit een onderscheid in grove en fijne motoriek.
- Psychiatrische problemen psychiatrische ziektebeelden die psychisch lijden tot
gevolg hebben. (Autisme).
Zorgwekkende opvoedsituatie/ opvoedingsproblematiek= jeugdigen niet de garantie hebben
dat hun opvoeding goed genoeg verloopt.
Goed genoeg opvoederschap= term die duidelijk maakt dat ouders het besef kunnen hebben
dat ze verantwoordelijk zijn, maar in de alledaagse opvoeding onverantwoordelijk handelen.
Ouderschap= exclusief verbonden aan het ouder-zijn.
Opvoederschap= kun je delen en delegeren, zonder dat dit het verantwoordelijk-zijn van de
ouder ten opzichte van het kind hoeft aan te tasten.
Modellen die inzicht geven in de belangrijkste basisvoorwaarden waaraan moet worden
voldaan om te kunnen spreken van ‘goed genoeg ouderschap’=
- Best Interest of the child-model
- Framework for the Assessment of Children and Their Families
Systeemtheorie: richt zich op de processen en interacties die zich afspelen rondom een
klacht of probleem door te kijken naar de wisselwerking russen de delen van het systeem.
Elk systeem kent zijn eigen dynamiek en eigen processen die zich daarbinnen afspelen.
Verschillende risicofactoren en beschermende factoren zijn van invloed op deze dynamiek en
opvoedingsprocessen.
Risicofactoren= eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de ontwikkeling en
opvoeding van jeugdigen bedreigen.
Beschermende factoren= eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de kans
vergroten dat de opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen goed verlopen.
Balansmodel: het samen vormen van risicofactoren en beschermende factoren