leerproblemen en ontwikkelingsproblemen
Hoorcolleges aangevuld met literatuur van Prins et al. (2018)
Deze samenvatting bevat de hoorcolleges van schooljaar 2024-2025 voor het vak
Behandeling. De colleges zijn aangevuld met wat er tijdens het college is uitgelegd
(paars) en aangevuld/uitgebreid met de literatuur van Prins et al. (blauw).
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 | (Ortho)pedagogiek en behandelingsperspectieven ......................................................... 2
Hoorcollege 2 | Leertheoretisch kader ................................................................................................. 14
Hoorcollege 3 | Cognitieve gedragstherapie ......................................................................................... 32
Hoorcollege 4 | Interventieonderzoek .................................................................................................. 51
Hoorcollege 5 | Leerlingenzorg ............................................................................................................ 64
Hoorcollege 6 | Protocollair-modulair .................................................................................................. 75
Hoorcollege 7 | Gehandicaptenzorg ..................................................................................................... 89
Hoorcollege 8 | Gezinsbehandeling ................................................................................................... 100
Hoorcolleges behandeling van psychosociale-, leer- en ontwikkelingsproblemen 1
,Hoorcollege 1 | (Ortho)pedagogiek en behandelingsperspectieven
BPSW et al. (H4-5), Bruyn et al. (H9-10), Begeer et al. (H1-3)
Programma:
- Introductie van de cursus
- Orthopedagogiek als handelingswetenschap
- Overzicht van behandelingsperspectieven
Introductie van de cursus (vrije interpretatie en samenvatting van de punten in PP)
- 8 hoorcolleges die een uiteenzetting vormen van de theoretische invalshoeken
- Focus op het leertheoretisch kader = cognitieve gedragstherapie
- HC3 gaat over de functieanalyse en is belangrijk voor de cijferopdracht!
Opdracht gedragstherapeutisch proces in werkgroep (format)
Orthopedagogiek als handelingswetenschap
Disciplines, theorieën, integrerende modellen
In het vak is theorie van belang, maar ook gesprekstechnieken en theoretische kennis.
Bronnen van theoretische kennis zijn de verschillende disciplines en verschillende
modellen zoals hierboven benoemd. Disciplines zijn belangrijk, omdat ieder zijn eigen
kennis en input kan leveren vanuit zijn eigen discipline: multidisciplinair werken.
- Disciplines
o Psychiatrie (biomedisch): syndromen, stoornissen, psychiatrische
classificaties.
Hoorcolleges behandeling van psychosociale-, leer- en ontwikkelingsproblemen 2
, o Ontwikkelingspsychologie: verloop van de ontwikkeling van kinderen.
Kennis gebruiken voor de praktijk. Kijken naar ontwikkelingsfasen, de
volgorde daarvan. Gaat om processen die op een bepaalde manier
verlopen binnen het individu, én in interactie met de omgeving.
o Orthopedagogiek: meer aandacht voor opvoeding en onderwijs, voor
kwetsbare kinderen en gezinnen. Wat kun je doen als opvoeding
stagneert? Hoe kun je reflecteren op opvoedingsdoelen? In welke context
zitten we? Hoe schep je een goed pedagogisch klimaat?
- Theorieën
o Psychodynamische theorie (Freud): problemen in de vroege kinderjaren
spelen een belangrijke rol in het ontstaan van latere problematiek. id, ego
en superego. Daar is een bepaalde balans in, maar daar kunnen ook
conflicten tussen zijn. Het gaat binnen deze theorie over ambivalenties die
er zijn in belevingen en relaties.
o Gehechtheidstheorie: affectieve relatie tussen kind en opvoeders met
Bowlby als grondlegger. (on)veilige gehechtheid, responsiviteit en
sensitiviteit. Men zegt vaak dat responsieve sensitiviteit leidt tot een cirkel
van veiligheid en dat zou verantwoordelijk zijn voor iemands psychische
gezondheid.
o Leertheorie: focus van dit vak. Probleemgedrag kan ontlokt worden door
factoren die eraan voorafgaan (antecedenten), maar ook bekrachtigd
kunnen worden door dingen die erop volgen (consequenties). Binnen dit
kader gaat het om concreet gedrag. Gedrag is aangeleerd en kan daarmee
afgeleerd worden door invloed uit te oefenen op de antecedenten of de
consequenties. Denken over het eigen gedrag heeft ook invloed: interne
antecedenten en consequenten.
o Systeemtheorie: ecologisch (Bronfebrenner) en gezinstherapeutische
modellen:
§ Nietschze: structurele gezinstherapie. Een gezin is een eigen
subsysteem waarbinnen grenzen zijn die duidelijk, minder duidelijk
of vervormd zijn)
§ Modellen die focus leggen op communicatie (inhouds- en
betrekkingsniveau)
§ Modellen die focus leggen op loyaliteit
- Integrerende modellen
o Biopsychosociaal model: iemands gedrag wordt beïnvloed door factoren op
bio, pyscho en sociaal gebied die met elkaar interacteren. Tussen die
factoren en personen en systeemniveau ontstaat een complex dynamisch
evenwicht wanneer er problemen ontstaan. Zie volgende pagina.
o Balansmodel (diathese-stress model):
balans tussen draaglast (risicofactoren,
vergroten de kans op het ontstaan van
probleem, zeker bij cumulatie) en
draagkracht (beschermende factoren,
factoren die helpen bij het beschermen
tegen het ontwikkelen van problematiek
ondanks aanwezige risicofactoren).
Hoorcolleges behandeling van psychosociale-, leer- en ontwikkelingsproblemen 3
,Visies op normaliteit
- Normaliteit als afwezigheid van stoornissen
- Normaliteit als statistisch gegeven
- Normaliteit als ideale of gewenste toestand
- Normaliteit als succesvolle adaptatie
- Normaliteit als neurodiversiteit
Er kan ook lijdensdruk zijn, ook als psychodiagnostiek niet afwijkend is. Gerichte
adviezen waarmee ouders voldoende vooruitkomen kunnen dan gegeven worden. Er zijn
wel richtlijnen/kaders die je kunt gebruiken bij de vraag wat normaal is.
Kwaliteit theorievorming
- Practice-based: een zekere bruikbaarheid in de praktijk, maar onvoldoende
onderzocht
- Evidence-based: voldoet aan wetenschappelijke standaarden, bewezen effectief
- Evidence-based assessment + evidence based treatment = evidence-based
practice. Het NJI heeft allerlei kennisdossiers, maar ontwikkelt ook richtlijnen
voor de behandeling van verschillende problematieken.
In de praktijk vaak te maken met practice-based.
De orthopedagoog als professional
Men verwacht van een orthopedagoog…
- Het toepassen van kennis over procedures en methodieken, en kunde om het
proces te regisseren
- Met als doel om dat wat gewenst is te realiseren: het normatieve gezichtspunt
(= richtinggevend)
- Oorspronkelijk object van de orthopedagogiek: het afwijkende kind
- Doel van het orthopedagogisch ingrijpen: het kind helpen bij de maatschappelijke
integratie
Therapiecyclus
Indicatieanalyse (IA) als scharnierpunt (Bruyn et al.) tussen diagnose en interventie. Je
probeert namelijk tot een verantwoorde, wetenschappelijk gefundeerde aanbeveling te
komen die het best passend is bij deze cliënt. Leidt tot een indicerende diagnose: een
lijst met interventies die je wilt in zetten. Adviezen steunen dan ook vaak op
wetenschappelijke kennis (hoe is iets ontstaan en hoe kun je iets veranderen) en
feitelijke kennis. Je gaat daarna een nieuwe cyclus in, de
interventie/behandel/therapiecyclus, die bestaat uit de volgende stappen:
o Planning
o Uitvoering
o Beoordeling van het effect
Hoorcolleges behandeling van psychosociale-, leer- en ontwikkelingsproblemen 4
,Fasen in het hulpverleningsproces
Vanuit de diagnostische cyclus kom je in de therapiecyclus terecht en dat kan ook wel
beschreven worden door middel van de regulatieve cyclus is. De regulatieve cyclus is een
beter model dan de empirische cyclus, omdat je bij de regulatieve cyclus niet alleen iets
wilt beschrijven, maar ook iets wilt veranderen. Binnen de regulatieve cyclus zit de
empirische cyclus van De Groot. Je gaat wel stapsgewijs je hypothesen toetsen.
Orthopedagogiek als handelingswetenschap
De regulatieve cyclus en de specifiek orthopedagogische invalshoek
Orthopedagogisch handelen
Binnen de onderscheiden fasen in het hulpverleningsproces:
- Beslissingsmomenten inbouwen (regulatieve cyclus): stapsgewijs bekijken hoe
je doelen kunt bereiken. Je ziet het als een soort probleemoplossingsproces. De
beslissingsmomenten sturen je handelen. Het proces is regulerend.
- Voortgang bewaken door predictieve onderzoeksmomenten in te bouwen
(empirische subcycli die erin zitten), meer een wetenschappelijke werkwijze. De
momenten waarin je hypothesen gaat toetsen.
Je bent dus tegelijkertijd hulpverlener én onderzoeker, door het combineren van deze
twee cycli. In onderstaande afbeelding zie je de integratie van deze cycli:
Hoorcolleges behandeling van psychosociale-, leer- en ontwikkelingsproblemen 5
, Fasen van de regulatieve cyclus (Van Strien, 1984)
1. Probleemherkenning: breed kijken, screenend onderzoek om een beeld te krijgen
van elementen die mogelijk om meer onderzoek vragen.
2. Probleemdefiniëring: gerichter kijken, meerdere disciplines, gerichtere
instrumenten inzetten, komt tot casusconceptualisatie: wat zijn nou de klachten?
Wat zijn de zorgen? De beschermende factoren en wat is de wisselwerking etc.
3. Kiezen van de interventie: welke interventie ga ik inzetten? Interventieplan
maken: waar ga je je op richten? Afhankelijk van leeftijd en ontwikkelingsniveau
van het kind. Er spelen daarnaast ook contextfactoren. Bij de cliënt zou dit en dit
passen, maar de literatuur zegt dat dit het beste werkt. Hoe ga je dat met elkaar
in verband brengen, zorgen dat dat matcht? Er komt in deze stap dan ook een
interventieplan, maar daarin vaak brede doelen die steeds specifieker worden.
Ook is er vaak een zekere prioritering aangebracht. Daarbij komt ook vaak een
afweging van kosten en baten bij kijken: wat is het meest haalbaar? Wat is het
goedkoopst mogelijk? Wat kost het minste tijd? Wat is het meest effectief?
4. Planning: hetgeen wat je hebt afgesproken ga je op papier vastleggen in een
behandelplan. Het gaat daarbij ook veelal om de haalbaarheid van je plan.
Iedereen moet dat vaak ook ondertekenen. Wanneer iedereen heeft ondertekend,
kan er uitvoering plaatsvinden.
5. Uitvoering interventie: hangt af van referentiekader van jou als orthopedagoog, of
de gehanteerde visie van de instelling. In de praktijk vindt hier vaak weer
diagnostiek plaats. Je voert daarbij tussenmetingen uit zodat je goed kunt zien
wat het uiteindelijke effect is. Tussentijdse evaluatie om te bekijken of het werkt,
of we moeten stoppen of doorgaan. Idealiter stop je met deze stap wanneer het
probleem is opgelost. In de praktijk niet altijd het geval.
6. Eindevaluatie: je neemt waar of er een verandering is opgetreden en of iedereen
daar tevreden is. Je monitort het proces na behandeling nog even, vanwege het
zogenoemde sleepereffect (dat het effect pas na maanden meetbaar is). Het kan
ook juist dat het effect met de tijd afneemt.
Cognitieve gedragstherapie wordt heel vaak als eerste ingezet. Hier is heel veel
onderzoek naar gedaan, waaruit blijkt dat het werkt. Dit is empirisch zeer verantwoord.
Maar andere theorieën kunnen net zo goed werken, maar zijn empirisch minder
onderbouwd. Kosten en baten afwegen.
Orthopedagogische invalshoek
- Verschil kind-adolescent: afstemmen op ontwikkelingsniveau.
- Kind nog afhankelijk van anderen en dus moet je ook gericht zijn op hen! Je
maakt keuzes op wie je je richt. VB. therapie richten op ouder om zo indirect het
kind te behandelen. Zelden heeft het kind zich vrijwillig aangemeld, daar zul je in
moeten investeren: therapeutische alliantie (relatie met kind, ouders), vereiste
voor een goed hulpverleningsproces. Realiseren dat het een gezamenlijk proces is
- Ethische kwestie: wie is nou eigenlijk de cliënt? Soms is daarin een conflict, met
wie ga je dan mee? Aan wiens vraag geef je gehoor? Hoe competent acht je het
kind in het nemen van beslissingen en het meedenken daarin? We weten dat
kinderen en adolescenten dat heel goed kunnen. Wat doe je met vertrouwelijke
zaken?
Overwegingen bij het gedragstherapeutische proces (H1 Prins)
Gedragstherapeutische proces is op te vatten als een verzameling van min of meer
samenhangende keuzemomenten waarop therapeut en cliënt (opvoeders en kinderen)
bepalen hoe zij verder gaan met de behandeling. Kindergedragstherapie wordt daarbij
gekenmerkt door enkele specifieke keuzemomenten:
- Op wie richten?
o Het therapieproces kan niet uitsluitend als een individueel
veranderingsproces bij het kind of de jongeren beschouwd worden.
Afhankelijk van de problematiek ligt het accent op de behandeling van het
kind, de ouders, ander opvoeders of het hele gezin.
- Het uitwaaieringsschema (zie afbeelding hieronder)
Hoorcolleges behandeling van psychosociale-, leer- en ontwikkelingsproblemen 6