Ontwikkelingspsychologie
Boek: Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk
Beantwoord de volgende stellingen met 'Waar' of 'Onwaar'. De
antwoorden staan onderaan het document.
1. Scheidingsangst komt vooral voor bij adolescenten die loskomen van hun
ouders.
2. Bij responsieve verzorging reageert de opvoeder op een sensitieve manier
op signalen van het kind.
3. Assimilatie betekent dat bestaande kennis wordt aangepast aan een
nieuwe situatie.
4. In de concreet operationele fase denkt een kind vooral in abstracte en
hypothetische concepten.
5. Veilige hechting ontstaat wanneer een kind zich veilig voelt om de
omgeving te verkennen, maar ook troost zoekt bij de ouder.
6. Normatief conformisme betekent dat een jong kind vooral zijn eigen regels
en fantasieën volgt.
7. De preconventionele moraal is gericht op straf en beloning.
8. Vloeiende intelligentie neemt toe met de leeftijd omdat het gebaseerd is
op ervaring.
9. Tijdens de koppigheidsfase ontwikkelt het kind autonomie en wil het zelf
dingen bepalen.
10. Separatie-individuatie verwijst naar het vermogen van baby’s om
objecten te herkennen die ze niet meer zien.
11. Gedesorganiseerde hechting komt vaak voor bij kinderen die
mishandeling of verwaarlozing hebben meegemaakt.
12. Conventionele moraal houdt in dat iemand zich gedraagt volgens sociale
verwachtingen en regels.
13. De sensomotorische fase is typerend voor adolescenten.
Ontwikkelingspsychologie
, 14. De ‘is-dat’-periode is kenmerkend voor peuters die objecten willen
benoemen.
15. Fast mapping houdt in dat kinderen langzaam woorden aanleren na
herhaaldelijke blootstelling.
16. Expressieve vocabulaire betekent dat een kind zelf actief woorden
gebruikt.
17. Lichamelijke rijping is vooral zichtbaar in de babyfase.
18. Plasticiteit van de hersenen is het grootst bij jonge kinderen.
19. Preoperationeel denken is abstract en hypothetisch.
20. Accommodatie betekent dat bestaande schema’s worden aangepast aan
nieuwe informatie.
21. Peergroepen hebben weinig invloed op het gedrag van adolescenten.
22. Autonomie-ontwikkeling betekent dat een kind steeds afhankelijker wordt
van verzorgers.
23. Kinderen in de preoperationele fase denken symbolisch en gebruiken veel
fantasie.
24. Gekristalliseerde intelligentie is gebaseerd op ervaring en kennis die in de
loop der tijd is opgebouwd.
25. Psychosociaal moratorium is een periode waarin jongeren dingen
uitproberen zonder definitieve keuzes te maken.
26. Motherese is een manier van spreken waarmee volwassenen de
taalontwikkeling van kinderen stimuleren.
27. De concreet operationele fase vindt plaats tussen de 6 en 12 jaar.
28. Zuigreflex is een aangeboren reflex die optreedt bij stimulatie van de
mond.
29. Morele ontwikkeling volgens Kohlberg eindigt met de conventionele fase.
30. Sociale vergelijking houdt in dat kinderen hun gedrag spiegelen aan
leeftijdsgenoten.
31. In de babyfase is het kenorgaan vaak de mond.
32. Postconventionele moraal is gebaseerd op eigen morele principes boven
regels.
Ontwikkelingspsychologie