Fontys
Begrippenlijst
Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk
Levensfasen – Opeenvolgende perioden in het leven van een mens, elk met
kenmerkende ontwikkelingen.
Consequente verzorging – Steeds op dezelfde manier reageren op het gedrag
van een kind.
Responsieve verzorging – Sensitief reageren op signalen van het kind.
Veilige hechting – Kind zoekt nabijheid, is verdrietig bij scheiding, maar gerust
te stellen bij terugkeer.
Angstig vermijdende hechting – Kind vermijdt hechtingsfiguur, zoekt weinig
contact.
Angstig ambivalente hechting – Kind zoekt én wijst nabijheid af, onzeker
gedrag.
Gedesorganiseerde hechting – Angstig, verward gedrag richting verzorger,
vaak bij mishandeling.
Scheidingsangst – Angstig reageren als hechtingspersoon weggaat.
Assimilatie – Nieuwe info inpassen in bestaande schema’s.
Accommodatie – Bestaande schema’s aanpassen aan nieuwe info.
Sensomotorische fase – Leren via zintuigen en motoriek (0–2 jaar).
Preoperationele fase – Symbolisch denken, fantasie (2–6 jaar).
Concreet operationele fase – Logisch denken over concrete zaken (6–12 jaar).
Formeel operationele fase – Abstract en hypothetisch denken (12+).
Vloeiende intelligentie – Vermogen om nieuwe info te verwerken.
Gekristalliseerde intelligentie – Kennis en vaardigheden opgebouwd door
ervaring.
Sociaal-emotionele crisis – Innerlijke strijd die hoort bij een ontwikkelingsfase.
Koppigheidsfase – Peuterpuberteit, kind wil zelfstandigheid.
Autonomie-ontwikkeling – Zelf dingen willen doen, zelfbesef ontwikkelen.
Separatie-individuatie – Proces van loskomen van verzorger en eigen identiteit
ontwikkelen.
Sociale vergelijking – Zichzelf vergelijken met anderen.