Sociale Psychologie – Samenvatting
Hoorcollege 1: Introductie
Wat is sociale psychologie?
Sociale Psychologie: wetenschappelijke studie van hoe mensen over elkaar
denken, zich tot elkaar verhouden en elkaar beïnvloeden, zowel op
individueel als groepsniveau. Sociale Psychologie gaat verder dan gezond
verstand en onderzoekt wetenschappelijk menselijk gedrag. Sociale
Psychologie maakt gebruik van empirische en experimentele methoden
om gedrag systematisch te onderzoeken.
Voorbeelden van onderzoeksvragen: Hoe kunnen we gedragingen
promoten die klimaatverandering tegengaan? Wie zal het meest
waarschijnlijk “radicaliseren”? Met wie zul je bevriend zijn aan het einde
van je eerste BA-jaar? Bestaat altruïsme? Wanneer geactiveerd?
Axioma 1: Gedrag is een functie van persoon en situatie
Menselijke cognitie, emotie en gedrag = f (persoon x situatie)
Individuen reageren anders op dezelfde situatie.
Dezelfde persoon gedraagt zich anders in verschillende situaties.
Situaties beïnvloeden mensen: bijvoorbeeld groepsdruk.
Mensen kiezen en veranderen situaties: bijvoorbeeld studie- of
carrièrekeuzes.
De rol van de ‘persoon’:
Persoonlijkheidspsychologie: Stabiele eigenschappen voorspellen
gedrag.
Sociale neurowetenschap: Cognitie en emotie zijn neurologisch
verankerd (bijvoorbeeld grotere amygdala bij conservatieve
stemmers).
Evolutionaire psychologie: erfelijke gedragsneigingen (bijvoorbeeld
angst voor slangen of outgroup-mannen).
De rol van de ‘situatie’:
Marketing: Situaties beïnvloeden consumentengedrag (bijvoorbeeld
supermarktindeling).
Groepspsychologie: Mensen gedragen zich anders in groepen
(bijvoorbeeld conformisme, groepsdruk).
Culturele psychologie: Culturele verschillen beïnvloeden normen en
attitudes (bijvoorbeeld houding t.o.v. de doodstraf in NL vs. Texas).
,Axioma 2: Mensen construeren hun eigen sociale realiteit
Mensen construeren hun eigen sociale realiteit
Onze perceptie van een situatie bepaalt ons gedrag meer dan de
objectieve realiteit.
Thomas-theorema: “Als mensen situaties als echt definiëren, zijn ze
echt in hun gevolgen.”
Gevolgen van subjectieve realiteit:
o Zelfdienende interpretaties (bijvoorbeeld partijdigheid in
sportwedstrijden).
o Gemotiveerde redenering (bewijs selectief interpreteren om
bestaande overtuigingen te ondersteunen).
o Ideologisch conflict (verschillende morele wereldbeelden
bemoeilijken compromissen).
Axioma 3: Mensen zijn sociale dieren
Mensen zijn sociale dieren
Sociale interacties beïnvloeden vrijwel al ons denken, voelen en
handelen.
Evolutie: De menselijke behoefte aan sociale verbinding is adaptief
voor overleving.
Dunbar’s sociale-breinhypothese: Onze hersenen zijn geëvolueerd
voor complexe sociale interacties.
Het kudde-instinct: We zoeken actief verbindingen (vriendschap,
romantiek, groepslidmaatschap).
Sociale uitsluiting bedreigt vier fundamentale psychologische
behoeften:
o Erbij horen
o Controle
o Zelfvertrouwen
o Zinvol bestaan
Sociale uitsluiting en de gevolgen:
Cognitief: Verminderde prestaties op intelligentietests.
Emotioneel: Gevoelens van zinloosheid en frustratie nemen toe.
Agressie: Sociale uitsluiting kan leiden tot gewelddadig gedrag
(bijvoorbeeld Columbine-schietpartijen).
Neurologisch: Uitsluiting activeert hersengebieden geassocieerd met
fysieke pijn.
, Hoorcollege 2: Kleine groepsprocessen
Groepen
Groep: Twee of meer mensen die met elkaar omgaan, elkaar beïnvloeden
en zich als een “wij” beschouwen. Groepen kunnen hiërarchisch
(machtsverschillen) of egalitair (gelijke macht) zijn. Groepen kunnen
formeel (leiders en volgers) of informeel (gewaardeerd lid vs. niet-
gewaardeerd lid) zijn.
1. De invloed van groepen op prestatie
Social facilitation
Beter presteren bij eenvoudige taken, slechter bij moeilijke taken
door aanwezigheid van anderen.
Aandrijftheorie (Zajonc, 1965): Aanwezigheid van anderen verhoogt
fysiologische opwinding, wat dominante reacties versterkt EN remt
niet-dominante respons. (Triplett, 1898; Zajonc, 1965).
Bijvoorbeeld ervaren spelers presteren beter met publiek (sociale
facilitatie), onervaren spelers presteren slechter (sociale inhibitie).
Yerkes-Dodson-wet: Matige opwinding bevordert prestaties; te veel
of te weinig vermindert het resultaat.
Waarom voelen mensen zich opgewonden als anderen kijken?
Evaluatieangst: Angst om beoordeeld te worden, wat invloed heeft
op prestaties.
“Alleen aanwezigheid”: Fysieke aanwezigheid verhoogt alertheid,
zelfs zonder beoordeling.
Social loafing
Verminderde inspanning in groepsverband omdat individuele
verantwoordelijkheid en bijdrage niet zichtbaar is. Bijvoorbeeld
minder kracht zetten bij touwtrekken of handgeklap in groepen,
wereldwijd klimaatverandering.
Oplossingen:
o Maak taken uitdagend en betekenisvol.
o Vergroot groepscohesie en belang van groepsdoel.
o Maak individuele bijdragen zichtbaar.
2. De invloed van groepen op meningen
Groep polarisatie
Groepsdiscussie versterkt bestaande standpunten, wat leidt tot
extremere meningen. Bijvoorbeeld politieke radicalisering door
echo chambers.
Hoorcollege 1: Introductie
Wat is sociale psychologie?
Sociale Psychologie: wetenschappelijke studie van hoe mensen over elkaar
denken, zich tot elkaar verhouden en elkaar beïnvloeden, zowel op
individueel als groepsniveau. Sociale Psychologie gaat verder dan gezond
verstand en onderzoekt wetenschappelijk menselijk gedrag. Sociale
Psychologie maakt gebruik van empirische en experimentele methoden
om gedrag systematisch te onderzoeken.
Voorbeelden van onderzoeksvragen: Hoe kunnen we gedragingen
promoten die klimaatverandering tegengaan? Wie zal het meest
waarschijnlijk “radicaliseren”? Met wie zul je bevriend zijn aan het einde
van je eerste BA-jaar? Bestaat altruïsme? Wanneer geactiveerd?
Axioma 1: Gedrag is een functie van persoon en situatie
Menselijke cognitie, emotie en gedrag = f (persoon x situatie)
Individuen reageren anders op dezelfde situatie.
Dezelfde persoon gedraagt zich anders in verschillende situaties.
Situaties beïnvloeden mensen: bijvoorbeeld groepsdruk.
Mensen kiezen en veranderen situaties: bijvoorbeeld studie- of
carrièrekeuzes.
De rol van de ‘persoon’:
Persoonlijkheidspsychologie: Stabiele eigenschappen voorspellen
gedrag.
Sociale neurowetenschap: Cognitie en emotie zijn neurologisch
verankerd (bijvoorbeeld grotere amygdala bij conservatieve
stemmers).
Evolutionaire psychologie: erfelijke gedragsneigingen (bijvoorbeeld
angst voor slangen of outgroup-mannen).
De rol van de ‘situatie’:
Marketing: Situaties beïnvloeden consumentengedrag (bijvoorbeeld
supermarktindeling).
Groepspsychologie: Mensen gedragen zich anders in groepen
(bijvoorbeeld conformisme, groepsdruk).
Culturele psychologie: Culturele verschillen beïnvloeden normen en
attitudes (bijvoorbeeld houding t.o.v. de doodstraf in NL vs. Texas).
,Axioma 2: Mensen construeren hun eigen sociale realiteit
Mensen construeren hun eigen sociale realiteit
Onze perceptie van een situatie bepaalt ons gedrag meer dan de
objectieve realiteit.
Thomas-theorema: “Als mensen situaties als echt definiëren, zijn ze
echt in hun gevolgen.”
Gevolgen van subjectieve realiteit:
o Zelfdienende interpretaties (bijvoorbeeld partijdigheid in
sportwedstrijden).
o Gemotiveerde redenering (bewijs selectief interpreteren om
bestaande overtuigingen te ondersteunen).
o Ideologisch conflict (verschillende morele wereldbeelden
bemoeilijken compromissen).
Axioma 3: Mensen zijn sociale dieren
Mensen zijn sociale dieren
Sociale interacties beïnvloeden vrijwel al ons denken, voelen en
handelen.
Evolutie: De menselijke behoefte aan sociale verbinding is adaptief
voor overleving.
Dunbar’s sociale-breinhypothese: Onze hersenen zijn geëvolueerd
voor complexe sociale interacties.
Het kudde-instinct: We zoeken actief verbindingen (vriendschap,
romantiek, groepslidmaatschap).
Sociale uitsluiting bedreigt vier fundamentale psychologische
behoeften:
o Erbij horen
o Controle
o Zelfvertrouwen
o Zinvol bestaan
Sociale uitsluiting en de gevolgen:
Cognitief: Verminderde prestaties op intelligentietests.
Emotioneel: Gevoelens van zinloosheid en frustratie nemen toe.
Agressie: Sociale uitsluiting kan leiden tot gewelddadig gedrag
(bijvoorbeeld Columbine-schietpartijen).
Neurologisch: Uitsluiting activeert hersengebieden geassocieerd met
fysieke pijn.
, Hoorcollege 2: Kleine groepsprocessen
Groepen
Groep: Twee of meer mensen die met elkaar omgaan, elkaar beïnvloeden
en zich als een “wij” beschouwen. Groepen kunnen hiërarchisch
(machtsverschillen) of egalitair (gelijke macht) zijn. Groepen kunnen
formeel (leiders en volgers) of informeel (gewaardeerd lid vs. niet-
gewaardeerd lid) zijn.
1. De invloed van groepen op prestatie
Social facilitation
Beter presteren bij eenvoudige taken, slechter bij moeilijke taken
door aanwezigheid van anderen.
Aandrijftheorie (Zajonc, 1965): Aanwezigheid van anderen verhoogt
fysiologische opwinding, wat dominante reacties versterkt EN remt
niet-dominante respons. (Triplett, 1898; Zajonc, 1965).
Bijvoorbeeld ervaren spelers presteren beter met publiek (sociale
facilitatie), onervaren spelers presteren slechter (sociale inhibitie).
Yerkes-Dodson-wet: Matige opwinding bevordert prestaties; te veel
of te weinig vermindert het resultaat.
Waarom voelen mensen zich opgewonden als anderen kijken?
Evaluatieangst: Angst om beoordeeld te worden, wat invloed heeft
op prestaties.
“Alleen aanwezigheid”: Fysieke aanwezigheid verhoogt alertheid,
zelfs zonder beoordeling.
Social loafing
Verminderde inspanning in groepsverband omdat individuele
verantwoordelijkheid en bijdrage niet zichtbaar is. Bijvoorbeeld
minder kracht zetten bij touwtrekken of handgeklap in groepen,
wereldwijd klimaatverandering.
Oplossingen:
o Maak taken uitdagend en betekenisvol.
o Vergroot groepscohesie en belang van groepsdoel.
o Maak individuele bijdragen zichtbaar.
2. De invloed van groepen op meningen
Groep polarisatie
Groepsdiscussie versterkt bestaande standpunten, wat leidt tot
extremere meningen. Bijvoorbeeld politieke radicalisering door
echo chambers.