leer- en onderwijsproblemen Questions with Complete Solutions Graded A+

leer- en onderwijsproblemen Questions and Complete Solutions Graded A+ cluster 1 - Answer: school voor blind- en slechtzienden cluster 2 - Answer: doof- en slechthorend cluster 3 - Answer: school voor kinderen met beperking, kunnen slecht leren cluster 4 - Answer: scholen voor speciaal onderwijs die zich richten op zeer moeilijk opvoedbare kinderen(gedragsproblemen) opp - Answer: ontwikkelingsperspectiefsplan, doelgericht okannen van onderwijs TLV - Answer: toelaatbaarheidsverklaring standalone - Answer: nieuwe toets buiten reguliere toetsing om embedded field - Answer: nieuwe taken tegelijkertijd met cito doel normeren - Answer: criterionn-referenced, norm-referenced didactische leeftijd - Answer: aantal maanden in onderwijs vanaf groep 3 functioneringsniveau - Answer: vaardigheidsscore uitgedrukt in toetsniveau didactiscche leeftijdsequivalent - Answer: DL bijbehorende bij FN leerrendement - Answer: DLE/DL *10 categorieënanalyse - Answer: hoe een leerling presteert tegenover zijn eigen prestaties signaleren - Answer: toets afnemen en verwerken fonologie - Answer: klank semantiek - Answer: woordenschat morfologie - Answer: vormleden vervoegen syntaxis - Answer: zinsopbouw metalinguïstiek - Answer: reflectie op taalgebruik prelinguale periode - Answer: communiceren m.b.v. lichaamstaal en gelaatsexpressies vroeg-linguale periode - Answer: woorden verwijzen naar voorwerpen, situaties en emoties. taalgebruik ontwikkeld tot een- en tweewoordsaanduidingen differentiatiefase - Answer: volop bezig eigen woordenschat te maken. ze kunnen over verleden praten voltooiingsfase - Answer: schriftelijke taal wordt belangrijk nativisme - Answer: mensen hebben instinct voor taal interactionisme - Answer: mensen kunnen taal leren door aangeboren eigenschappen maar taalervaring is erg belangrijk dynamische systeemtheorie - Answer: kind wordt beschouwd als zelf-georganiseerd systeem in interactie met omgeving ontluikende geletterdheid - Answer: vaardigheden, kennis en houdingen die voorloper van lezen en schrijven zijn grafeem-foneem koppeling - Answer: klank moet passen bij letter fonologisch bewustzijn - Answer: weten dat het woord bus met de klank b begint semantische kennis - Answer: woordenschat syntactische kennis - Answer: kennis van woordvolgorde en grammaticale regels conceptuele kennis - Answer: wereldkennis, algemene kennis verhalende gesprekken - Answer: vermogen om verhaal te bedenken en een gehoord verhaal opnieuw te kunnen vertellen motherese - Answer: geaccentueerd praten tegen een baby functionele geletterheid - Answer: je kunt je redden qua communicatie functioneel ongeletterdheid - Answer: functioneel analfabeet TOS - Answer: taalontwikkelingsstoornis, ernstige langdurige problemen met taal schoolrijpheid - Answer: ontuikende geletterdheid boekoriëntiatie - Answer: kennis maken met functies van geschreven taal verhaalbegrip - Answer: weten en zelf onder woorden brengen hoe een verhaal in elkaar zit functies geschreven taal - Answer: communicatief doel relatie tussen gesproken en geschreven taal - Answer: iets opschrijven om te onthouden taalbewustzijn - Answer: bewustzijn van wat taal doet decodeer proces - Answer: proces van technisch lezen. letters omzetten in woorden fonologische route - Answer: je kijkt bottum up. je hakt woorden in stukjes, klank voor klank visuele synthese - Answer: hier ga je versnellen. bij elkaar horende letters ga je als 1 zien orthografische/ lexicale route - Answer: top-down effect. je kan woorden herkennen vanuit je lange-termijn geheugen temporele ordewaarneming - Answer: volgorde aanhouden visuele disriminatie - Answer: letters goed kunnen onderscheiden zoals b en d. visuele analyse - Answer: het in stukjes hakken van een woord auditieve discriminatie - Answer: kun je op basis van de klank een goed onderscheid maken auditieve synthese - Answer: losse letters tot 1 woord voegen orthografische diepte - Answer: leren om bepaalde klank in woord te voegen foneem verwisseling - Answer: verwisselen van klank, koodrapje foneem weglating - Answer: wat gebeurd er als je krui weghaald bij kruiwagen fonemische analyse - Answer: beheerst kind klankbasis chunks - Answer: vaste samentrekkingen benoemsnelheid - Answer: kan je snel labels uit lange termijn terug halen vloeiendheid - Answer: lading met lezen dual route - Answer: vat samen hoe een woord gecodeerd wordt. lexicaliteitseffect - Answer: bestaande woorden worden sneller gelezen dan pseudowoorden frequentie effect - Answer: hoogfrequente woorden worden sneller gelezen dan laagfrequente woorden(woorden die minder vaak voorkomen) regelmatigheidseffect - Answer: regelmatig gespelde woorden worden sneller gelezen dan onregelmatige woorden double-deficit hypothesis - Answer: lage benoemsnelheid en fonemisch analyse vaardigheid analytisch - Answer: aandacht bij nodig. vraagt veel verwerkingscapaciteit automatisch - Answer: minder hersenactiviteit nodig. woorden terughalen uit lange termijn geheugen dyslexie - Answer: dyslexie is een neurobiologische aandoening en wordt gekenmerkt door problemen met vlotte woordherkenning en geringe spelling- en decodeervaardigheden specifiteitscriterium - Answer: discrepantie leesvaardigheid met andere cognitieve vaardigheden hardnekkigheidscriterium - Answer: achterstand mediëren attentional blink - Answer: je haalt 2 letters uit een stroom cijfers en dan zie je dat jet best lastig is die te benoemen analogiseren - Answer: woorden die we al kennen, gebruiken om nieuwe woorden te lezen voorspellen - Answer: context en letters gebruiken om onbekende woorden te raden unitisering - Answer: woorden worden als geheel gelezen mind-mindedness - Answer: vertellen wat je denkt dat je kind denkt cool EF - Answer: functies waar emoties niet bij betrokken zijn(zakelijk), inhibitie, werkgeheugen, cognitieve flexibiliteit, hogere orde EF. hot EF - Answer: motivationele of emotionele situaties, beloningstaken task impurity problem - Answer: oefeningen testen vaak meerdere dingen tegelijk inhibitie - Answer: remmen wat je eigenlijk wilt doen. het vermogen om dominante gedragingen onder controle te houden werkgeheugen - Answer: tijdelijk vasthouden en verwerken van informatie cognitieve flexibiliteit - Answer: hanteren verschillende prespectieven, regels of taken en dat je tussen deze taken kan switchen hogere orde EF - Answer: plannen, organiseren, redeneren en problemen oplossen TEACH - Answer: 3 aspecten van aandacht worden gemeten. gefocuste aandacht, volgehouden aandacht en verdelen aandacht dominant model executieve functies - Answer: set van verschilende maar gerelateerde componenten: inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit onderkennende diagnostiek - Answer: wat is het probleem en hoe ernstig is het verklarende - Answer: verklaring zoeken in iets anders voor probleem alerting network - Answer: je moet ook alert zijn om je aandacht ergens op te richten. (norepinefrine speelt hier een rol bij) fasische alertheid - Answer: er is een prikkel die ineens je aandacht trekt tonische alertheid - Answer: continue alertheid commissiefout - Answer: wel drukken bij test wanneer je niet moet drukken. --> regel niet goed onthouden ommissiefout - Answer: niet drukken bij test terwijl je wel moest drukken -> moeilijk om hele tijd aandacht erbij te houden Tripartite Theory - Answer: koppeling tussen aandachtsfuncties en anatomische hersenregio's congruent - Answer: kleur en woord zijn hetzelfde incongruent - Answer: kleur en woord zijn niet hetzelfde selectieve aandacht - Answer: aandacht focussen op 1 ding gefocuste aandacht - Answer: bewust je aandacht op 1 ding focussen verdeelde aandacht - Answer: verdelen aandacht over meerdere taken volgehouden aandacht - Answer: lange tijd aandacht op iets richten switchende aandacht - Answer: switchen van aandacht tussen dingen sturingstrategieën - Answer: leesdoel begrijpen, oriëntatie op de tekst leesstrategieën - Answer: voorspellen, vragen stellen, verbinden herstelstrategieën - Answer: langzamer lezen, hardop lezen cognitive load - Answer: mentale inspanning zwakke begrijpers - Answer: specifiek begrijpend leesproblemen, ze hebben zwak taalbegrip. performance gap - Answer: prestatie verschil tussen meertalige en voorspellers spelling - Answer: fonologisch bweustzijn, letterkennis, werkgeheugen morfeem - Answer: betekenisdragend element regel van analogie - Answer: wanneer woorden met dt geschreven worden etymologisch beginsel - Answer: de vroegere vorm van het woord bepaald de schrijfwijze orthografische regels - Answer: hoe letters samengaan(sg) fonetisch schrijven - Answer: schrijven wat je hoort dual route model - Answer: directe route: lexicaal indirecte route: fonologische strategie, regelstrategie, analogiestrategie regelstrategie - Answer: verdelen in klankgroepen analogiestrategie - Answer: herkennen overeenkomst in klank, structuur en betekenis morfologische regel - Answer: kennis hebben van woorden en hun afleidingen woord leren die niet grafeem-foneem consistent is - Answer: door herinnering, toepassen spellingregels copy-cover compare procedure - Answer: spellen vanuit geheugen door woord te bestuderen en over te schrijven visuele detectie methode - Answer: zelfde als copy-cover compare procedure maar dan ook nog checken overpronunciation - Answer: woord hardop voorlezen impliciete instructie - Answer: woord overschrijven en niet spellingsregel bedenken expliciete instructie - Answer: spellingsregel expliciet uitgelegd en mee geoefend strategieinstructiecontrole - Answer: aanpak aan kinderen leren waarmee ze zelf woorden konden nakijken zelfcorrectie conditie - Answer: nakijken m.b.v. antwoordblad controle-conditie - Answer: dictee werd niet meer terug gegeven reading system frame work - Answer: 2 processen die ervoor zorgen dat lezer tekst kan lezen. woord-identificatie processen en woord-naar-tekst integratie woord-identificatie processen - Answer: vind plaats door interactie van orthografie, fonologie en semantiek. Lexical Quality Hypothesis - Answer: hoe beter de verbinding tussen alles, hoe gemakkelijker het tijdens het lezen is om woord op te halen uit mentale lexicon woord-naar-tekst integratie - Answer: interactie tussen representatie, tekst model en situatie model voorwaarden begrijpend lezen - Answer: decoderen, woordenschat, veranderd belang naarmate ontwikkeling vordert lexicale descidie - Answer: beslissing maken over 2 woorden, zijn ze bestaand of niet priming - Answer: qua betekenis lijken 2 achtereenvolgende woorden wel of niet op elkaar target - Answer: tweede woord. dit kan een niet bestaand woord zijn verschil eentalige en meertalige kinderen gebasseerd op? - Answer: situation model, grammatica, woordenschat, begirjpend lezen en representatie voorspellers begrijpend lezen - Answer: situatie model, grammatica en woordenschat verbaal ruimtelijk werkgeheugen - Answer: vasthouden en manipuleren auditieve info visueel ruimtelijk werkgeheugen - Answer: vasthouden en manipuleren visuele informatie expliciete vragen - Answer: letterlijke info in tekst bevragen impliciete vragen - Answer: zelf-inferenties maken ACE - Answer: stressvolle gebeurtenis tijdens kindertijd psychotrauma - Answer: buitengewone stressvolle ervaring van gevaarlijke of intense gebeurtenissen die iemand zodaning kunnen overnemen dat diegene niet meer met die situatie kan omgaan protective factors for trauma - Answer: gezonde hechting, emoties kunnen reguleren, positief zelfbeeld, positieve ervaring symptomen trauma - Answer: intrusie, vermijding symptomen trauma, negatieve stemming, verandering van arousal(reguleren stressniveau) niveau van arousal - Answer: niveau van stress optimale niveau van arousal - Answer: window of tolerence hyperarousal - Answer: leerling voelt zich constant bedreigt en heeft het gevoel dat iedereen het op hem gemunt heeft hypoarousal - Answer: vermijdingsgedrag faalangst - Answer: leermateriaal kan angst uitlokken priming competency - Answer: iemand blootstellen aan zelfbevestigende stimuli neurofeedback training - Answer: feedback krijgen over lichamelijke status: hartslag en ademhaling disclosure - Answer: praten over de problematiek self efficacy - Answer: De mate waarin iemand het gevoel heeft dat hij de situatie onder controle heeft 2 paden van externaliserend gedrag - Answer: meer conflict en minder nabijheid voelen zichzelf minder goed vinden in het bereiken van uitkomsten bij leerlingen specifieke self efficacy - Answer: leraren hebben bij leerlingen die externaliserend gedrag vertonen, minder grip 3 routes als reactie op externaliserend gedrag kinderen - Answer: consequenties, gesprek, handelen brede band - Answer: instrumenten die niet heel erg de diepte ingaan, maar die over een heel breed spectrum van problemen kijken diagnostiek ASEBA(sociale relaties) - Answer: competentie-vragen(protective), gedragsproblemen ABC-schema - Answer: schema met actie, reactie, consequentie waarom pesten leerlingen - Answer: zelfbescherming, sociale status, populariteit/macht in de klas netwerkbenadering pesten - Answer: sociaal gedrag dient een doel en om dat doel te bereiekn, moet je bepaalde baten en kosten met elkaar afwegen 2 soorten doelen van pesten - Answer: status en affectie doel pesters - Answer: ze willen hun status vergroten maar hun affectie niet verlezen 4 aspecten sociale acceptatie - Answer: sociale perceptie, vriendschappen, acceptatie door klasgenoten, interactie/regelmatig contact met anderen sociale informatieverwerking - Answer: waarnemen, interpreteren, emoties ervaren, reactie, evalueren en uitvoeren onderdelen sociale vaardigheden - Answer: perspectief nemen, moreel redeneren moreleredeneerstijl - Answer: er is iets wat goed is om te doen en je moet altijd het goede doen empathische redeneerstijl - Answer: aanvoelen wat jouw gedrag met een ander doet straf-georiënteerde redeneerstijl - Answer: buiten jezelf leggen. als ik een kind pest, krijg ik straf hedonistische redeneerstijl - Answer: kinderen uit sociale situaties proberen te redeneren hoe ze die situatie naar hun hand kunnen zetten contact theory(voorwaarden goede positief contact) - Answer: gelijkwaardige status, steun vanuit 'authority', gezamelijk doel, samenwerken memoriseren - Answer: associatief inprenten van rekenfeitjes automatiseren - Answer: aanleren procedures, inzichtelijk leerproces dyscalculie - Answer: stoornis gekenmerkt door hardnekkige problemen met het leren en vlot oproepen/toepassen van reken- en wiskundekennis getallen en bewerkingen - Answer: hoofdrekenen, optellen, vermenigvuldigen, basisbewerking verhoudingen - Answer: 1 op de 10 is 10% meten en meetkunde - Answer: geld, tijd, kalender, oppervlakte informatieverwerking - Answer: orderen en analyseren van info en functioneel gebruiken van vaardigheden