VEILIG
LEEFKLIMAAT
Sociaal Werk in de Zorg - Module 4.2 GHZ
Natasja Pronk
,Inleiding
Mijn naam is Natasja Pronk en ik zit in het tweede leerjaar van het AD-traject op de CHE. Ik
heb gekozen voor het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg, omdat ik in deze sector werk. Ik
ben werkzaam bij Ipse de Bruggen, een organisatie die zorg biedt aan mensen met een
verstandelijke beperking.
Ik werk op locatie ‘’De Kniek’’ in Waddinxveen en ben daar inmiddels zo'n drie jaar actief. Op
deze locatie wonen negen cliënten met een matige verstandelijke beperking. Hun
emotionele ontwikkeling ligt tussen de 18 en 36 maanden, wat overeenkomt met de eerste
individuatiefase. Enkele cliënten bevinden zich in de eerste socialisatiefase, waarbij de
emotionele ontwikkeling tussen de 6 en 18 maanden ligt. In bijlage 1 wordt dieper ingegaan
op de socialisatiefase en de eerste individuatiefase.
Indicator 1
Situatie 1
Alle negen cliënten hebben doordeweeks verschillende dagbestedingen, zoals werken op de
boerderij, in de tuingroep, het atelier of het activiteitencentrum. Sommigen komen
zelfstandig naar huis met de fiets, lopend of met de bus. Rond 16:00 uur wordt het altijd
druk op de woonlocatie, en komen de bewoners binnen via zowel de voor- als achterdeur.
Bij thuiskomst hebben zij de behoefte om een gesprek aan te gaan met de begeleiding en te
vertellen over hun dag. Dit moment biedt de begeleiding ook de gelegenheid om contact te
maken met alle cliënten. Er wordt gezamenlijk plaatsgenomen aan de grote tafel in de
woonkamer, waar iedereen aansluit met een kop koffie of thee. Vervolgens begint men met
het delen van ervaringen.
Op dat moment valt op dat cliënten niet naar elkaar luisteren, door elkaar heen praten en
vooral over zichzelf vertellen. Degene die het meest dominant is, krijgt de meeste aandacht.
Dit leidt ertoe dat sommige cliënten hun verhaal niet kunnen delen en zich terugtrekken.
Regelmatig wordt waargenomen dat enkele cliënten direct na het drinken naar hun kamer
gaan. De begeleiding zoekt hen later op om alsnog in gesprek te gaan.
Zoals eerder beschreven, bevinden de cliënten zich qua emotionele ontwikkeling in de
eerste individuatiefase (18 tot 36 maanden). Binnen deze fase is egocentrisch gedrag
kenmerkend, wat in dit specifieke moment van de dag duidelijk zichtbaar is.
In de professionele rol als begeleider is het essentieel dat iedere cliënt gelijkwaardig wordt
behandeld en er oog is voor wederzijds respect. Een veilige en vertrouwde omgeving draagt
bij aan het welzijn van de cliënten. De theorie van Gentle Teaching (De Bruijn, J., 2019, p.
252) sluit hier goed op aan. Deze benadering richt zich op het creëren van een omgeving
waarin cliënten zich veilig en geliefd voelen. In de praktijk vertaalt dit zich naar een
onvoorwaardelijke, gelijkwaardige en geweldloze manier van begeleiden.
, Bij een volgende werkdag is er bewust voor gekozen om niet op een vaste plek aan tafel te
blijven zitten, maar van plaats te wisselen om met iedere cliënt individueel in gesprek te
gaan. Er is gestart bij een cliënt die zich normaliter snel terugtrekt.
De eerste cliënt, W., kreeg de ruimte om over de dag te vertellen. Gedurende dit gesprek
begon D. door het verhaal heen haar eigen ervaringen te delen. Dit werd benoemd en er
werd aangegeven dat het belangrijk is om elkaar uit te laten spreken. D. werd geïnformeerd
dat zij hierna aan de beurt zou zijn, waarna zij rustig verderging met haar thee. W. was
enthousiast over de dagbesteding op de boerderij, wat aanleiding gaf om anderen bij het
gesprek te betrekken.
Door vragen te stellen aan P., werd het gesprek verbreed en werd het verhaal van W.
herhaald ter verduidelijking. P. luisterde aandachtig, gaf een compliment en stelde een
aanvullende vraag. Vervolgens sloten D. en L. zich bij het gesprek aan. Hierdoor ontstond
een dynamisch groepsgesprek waarin cliënten niet alleen door de begeleiding werden
gehoord, maar ook door elkaar.
Door deze aanpak is waargenomen dat er meer verbinding ontstaat binnen de groep.
Cliënten luisteren beter naar elkaar, tonen meer enthousiasme en ervaren erkenning, niet
alleen vanuit de begeleiding, maar ook vanuit hun medebewoners.
Situatie 2
Momenteel ervaren we de gevolgen van inflatie, vooral in de stijgende kosten voor gas,
energie en voedsel. Dit heeft impact op iedereen. Als begeleiding vinden we het belangrijk
dat bewoners actief deelnemen aan de samenleving, en zij geven zelf ook aan hierin
betrokken te willen zijn. Daarom hebben we besloten hen te informeren over de huidige
situatie en de consequenties hiervan voor de woning.
Met betrekking tot het energieverbruik zullen er enkele aanpassingen worden doorgevoerd
binnen de woning, en is het van belang dat we hier gezamenlijk bewuster mee omgaan.
Tijdens een groepsgesprek heb ik dit onderwerp geïntroduceerd en een gesprek op gang
gebracht over gas en energie.
Eerst vroeg ik of de bewoners wisten wat gas en energie precies betekenen. Enkelen gaven
aan dat we gas nodig hebben om te koken, maar verder werd er weinig benoemd. Ik heb
uitgelegd dat gas ook nodig is voor de verwarming, warm water en douchen, en dat energie
wordt gebruikt voor verlichting en apparaten. Daarnaast heb ik toegelicht dat de prijzen
hiervan sterk zijn gestegen door verschillende omstandigheden, waaronder internationale
conflicten. Sommige bewoners gaven aan dat dit onderwerp al op hun dagbesteding was
besproken.
Om mijn boodschap duidelijk over te brengen, heb ik gebruikgemaakt van de ‘Geef me de
Vijf’-methode. Deze methode sluit goed aan bij de doelgroep met een matige verstandelijke
beperking, omdat het zorgt voor structuur, voorspelbaarheid en een betere zelfstandigheid
(Bruijn, p. 235).
Ter ondersteuning heb ik een overzicht gemaakt, dat tevens op het prikbord in de woning is
opgehangen. Zie onderstaand.
LEEFKLIMAAT
Sociaal Werk in de Zorg - Module 4.2 GHZ
Natasja Pronk
,Inleiding
Mijn naam is Natasja Pronk en ik zit in het tweede leerjaar van het AD-traject op de CHE. Ik
heb gekozen voor het uitstroomprofiel gehandicaptenzorg, omdat ik in deze sector werk. Ik
ben werkzaam bij Ipse de Bruggen, een organisatie die zorg biedt aan mensen met een
verstandelijke beperking.
Ik werk op locatie ‘’De Kniek’’ in Waddinxveen en ben daar inmiddels zo'n drie jaar actief. Op
deze locatie wonen negen cliënten met een matige verstandelijke beperking. Hun
emotionele ontwikkeling ligt tussen de 18 en 36 maanden, wat overeenkomt met de eerste
individuatiefase. Enkele cliënten bevinden zich in de eerste socialisatiefase, waarbij de
emotionele ontwikkeling tussen de 6 en 18 maanden ligt. In bijlage 1 wordt dieper ingegaan
op de socialisatiefase en de eerste individuatiefase.
Indicator 1
Situatie 1
Alle negen cliënten hebben doordeweeks verschillende dagbestedingen, zoals werken op de
boerderij, in de tuingroep, het atelier of het activiteitencentrum. Sommigen komen
zelfstandig naar huis met de fiets, lopend of met de bus. Rond 16:00 uur wordt het altijd
druk op de woonlocatie, en komen de bewoners binnen via zowel de voor- als achterdeur.
Bij thuiskomst hebben zij de behoefte om een gesprek aan te gaan met de begeleiding en te
vertellen over hun dag. Dit moment biedt de begeleiding ook de gelegenheid om contact te
maken met alle cliënten. Er wordt gezamenlijk plaatsgenomen aan de grote tafel in de
woonkamer, waar iedereen aansluit met een kop koffie of thee. Vervolgens begint men met
het delen van ervaringen.
Op dat moment valt op dat cliënten niet naar elkaar luisteren, door elkaar heen praten en
vooral over zichzelf vertellen. Degene die het meest dominant is, krijgt de meeste aandacht.
Dit leidt ertoe dat sommige cliënten hun verhaal niet kunnen delen en zich terugtrekken.
Regelmatig wordt waargenomen dat enkele cliënten direct na het drinken naar hun kamer
gaan. De begeleiding zoekt hen later op om alsnog in gesprek te gaan.
Zoals eerder beschreven, bevinden de cliënten zich qua emotionele ontwikkeling in de
eerste individuatiefase (18 tot 36 maanden). Binnen deze fase is egocentrisch gedrag
kenmerkend, wat in dit specifieke moment van de dag duidelijk zichtbaar is.
In de professionele rol als begeleider is het essentieel dat iedere cliënt gelijkwaardig wordt
behandeld en er oog is voor wederzijds respect. Een veilige en vertrouwde omgeving draagt
bij aan het welzijn van de cliënten. De theorie van Gentle Teaching (De Bruijn, J., 2019, p.
252) sluit hier goed op aan. Deze benadering richt zich op het creëren van een omgeving
waarin cliënten zich veilig en geliefd voelen. In de praktijk vertaalt dit zich naar een
onvoorwaardelijke, gelijkwaardige en geweldloze manier van begeleiden.
, Bij een volgende werkdag is er bewust voor gekozen om niet op een vaste plek aan tafel te
blijven zitten, maar van plaats te wisselen om met iedere cliënt individueel in gesprek te
gaan. Er is gestart bij een cliënt die zich normaliter snel terugtrekt.
De eerste cliënt, W., kreeg de ruimte om over de dag te vertellen. Gedurende dit gesprek
begon D. door het verhaal heen haar eigen ervaringen te delen. Dit werd benoemd en er
werd aangegeven dat het belangrijk is om elkaar uit te laten spreken. D. werd geïnformeerd
dat zij hierna aan de beurt zou zijn, waarna zij rustig verderging met haar thee. W. was
enthousiast over de dagbesteding op de boerderij, wat aanleiding gaf om anderen bij het
gesprek te betrekken.
Door vragen te stellen aan P., werd het gesprek verbreed en werd het verhaal van W.
herhaald ter verduidelijking. P. luisterde aandachtig, gaf een compliment en stelde een
aanvullende vraag. Vervolgens sloten D. en L. zich bij het gesprek aan. Hierdoor ontstond
een dynamisch groepsgesprek waarin cliënten niet alleen door de begeleiding werden
gehoord, maar ook door elkaar.
Door deze aanpak is waargenomen dat er meer verbinding ontstaat binnen de groep.
Cliënten luisteren beter naar elkaar, tonen meer enthousiasme en ervaren erkenning, niet
alleen vanuit de begeleiding, maar ook vanuit hun medebewoners.
Situatie 2
Momenteel ervaren we de gevolgen van inflatie, vooral in de stijgende kosten voor gas,
energie en voedsel. Dit heeft impact op iedereen. Als begeleiding vinden we het belangrijk
dat bewoners actief deelnemen aan de samenleving, en zij geven zelf ook aan hierin
betrokken te willen zijn. Daarom hebben we besloten hen te informeren over de huidige
situatie en de consequenties hiervan voor de woning.
Met betrekking tot het energieverbruik zullen er enkele aanpassingen worden doorgevoerd
binnen de woning, en is het van belang dat we hier gezamenlijk bewuster mee omgaan.
Tijdens een groepsgesprek heb ik dit onderwerp geïntroduceerd en een gesprek op gang
gebracht over gas en energie.
Eerst vroeg ik of de bewoners wisten wat gas en energie precies betekenen. Enkelen gaven
aan dat we gas nodig hebben om te koken, maar verder werd er weinig benoemd. Ik heb
uitgelegd dat gas ook nodig is voor de verwarming, warm water en douchen, en dat energie
wordt gebruikt voor verlichting en apparaten. Daarnaast heb ik toegelicht dat de prijzen
hiervan sterk zijn gestegen door verschillende omstandigheden, waaronder internationale
conflicten. Sommige bewoners gaven aan dat dit onderwerp al op hun dagbesteding was
besproken.
Om mijn boodschap duidelijk over te brengen, heb ik gebruikgemaakt van de ‘Geef me de
Vijf’-methode. Deze methode sluit goed aan bij de doelgroep met een matige verstandelijke
beperking, omdat het zorgt voor structuur, voorspelbaarheid en een betere zelfstandigheid
(Bruijn, p. 235).
Ter ondersteuning heb ik een overzicht gemaakt, dat tevens op het prikbord in de woning is
opgehangen. Zie onderstaand.