Kennisclip erfrecht
Week 1 – hof Amsterdam 8 juli 2014
Feiten
Er was een clausule in het testament opgenomen waarin stond dat het erfdeel van het kind
zou worden beperkt tot zijn of haar legitieme portie als het kind de verdeling niet zou
bekrachtigen. De vraag was toen of oud of nieuw erfrecht van toepassing was. Echter, dit is
niet de juiste vraag. Het nieuwe erfrecht en de nieuwe legitieme is van toepassing (art. 68
Overgangswet). De vraag die aan de orde is, is wat de erflater heeft bedoeld met de
betreffende bepaling. Om deze vraag te beantwoorden moet de uiterste wil worden uitgelegd
(art. 4:46 BW). Onder oud erfrecht was er sprake van breukdelen die varieerden afhankelijk
van het aantal kinderen. In het nieuwe erfrecht is het breukdeel de helft.
Memorie van toelichting
Als de erflater een vereffening volgens de wet of een vergelijkbare clausule heeft
opgenomen dan moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat de wet van toepassing is die
van kracht was tijdens het maken van het testament. Bij deze uitkomst kom je uit op een
breukdeel van ½ x 2/3 = 1. Echter, het hof kiest voor een breukdeel van ¼ en dit is het
nieuwe recht. Deze ruimte zit in art. 4:46 BW. Er moet namelijk ook worden gekeken naar de
verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen. Deze verhoudingen kunnen
leiden tot toepassing van het nieuwe erfrecht. De erflater heeft namelijk beoogt om zo min
mogelijk weg te geven. De stelling van de minister is het uitgangspunt, maar hier zijn
uitzonderingen op. Het is niet de minister die uitlegt, maar de rechter.
Ouderlijke boedelverdeling
Er was sprake van een ouderlijke boedelverdeling en bij een ouderlijke boedelverdeling was
het zo dat alle betrokkene erfgenamen zouden moeten zijn. Hier was het hof ook van mening
dat iedereen erfgenaam was, maar het breukdeel was anders.
Kanttekeningen
Destijds had de erflater ook een breukdeel van ¼ in zijn testament kunnen opnemen en hij
had het kind ook kunnen onterven.
Het blijft altijd de vraag of de wil van de erflater is veranderd, omdat er niet erfrecht is
ingesteld. Als de betrokkene op 31-12-2002 zou zijn overleden dan was het breukdeel 1/3,
maar als de erflater in 2003 of later overlijdt dan is er een ander breukdeel.
,Hoorcollege erfrecht
Week 1
Tentamen
Wettelijke verdeling en schenking moet je wel kennen voor het tentamen. Verslag van de
commissie erfrecht is het niveau dat je moet kennen voor het tentamen.
Waar kom je het overgangsrecht nog tegen?
De impact van het overgangsrecht is kleiner geworden, omdat de meeste boedels inmiddels
zijn opengevallen onder het nieuwe erfrecht. Het overgangsrecht speelt nu vooral nog een
rol bij testamenten die zijn opgemaakt onder het oude erfrecht (voor 1 januari 2003). Hierbij
wordt onderscheid tussen de volgende categorieën, namelijk:
1. Algemene overgangsrecht (art. 68a e.v. OW);
2. Bijzonder overgangsrecht (art. 125 e.v. OW);
3. Uitleg van uiterste wilsbeschikkingen (art. 4:46 BW).
Uitleg van uiterste wilsbeschikkingen
Bij uitleg van testamenten gaat het om art. 4:46 BW. Echter, de uitleg van testamenten is niet
vaak aan de orde, omdat de testamenten worden opgemaakt door notarissen en de
notarissen schrijven geen vreemde dingen op. In veel landen kan onderhands worden
getesteerd en dan is de uitleg van uiterste wilsbeschikkingen aan de orde. Rechters durven
ook steeds meer uit te leggen. Art. 4:46 BW is een overgangsrechtelijk instrument.
Arrest uitlegging testament
Een mevrouw heeft haar broer tot enige erfgenaam benoemd. Mevrouw was ongehuwd en
zij trouwde na het opmaken van testament. Na het huwelijk was de echtgenoot de
erfgenaam (art. 4:10 BW), tenzij een testament anders is bepaald. De Hoge Raad gaat met
deze tekst uit het arrest aan de haal. De vrouw had haar broer benoemd met als doel om
haar ouders te onterven. Je wijkt dan af van art. 4:10 BW en de ouders zijn dan indirect
onterfd. Dit was de bedoeling van de uiterste wilsbeschikking. De vrouw had namelijk geen
ander alternatief om haar ouders te onterven.
Plaatsvervulling (art. 4:12 BW)
Plaatsvervulling hoort bij het versterfrecht. Als iemand voor overlijdt, dan treden zijn
erfgenamen in zijn plaats (art. 4:12 BW). Echter, als twee erfgenamen in een testament zijn
benoemd en één van de twee overlijdt eerder, dan erft de overgebleven erfgenaam de
gehele erfenis. Dit wordt aanwas genoemd (art. 4:48 BW). De overgebleven erfgenamen
krijgen naar evenredigheid de overige aanwas, tenzij de uiterste wilsbeschikking anders
bepaald (art. 4:48 BW).
Onder het oude recht had plaatsvervulling een andere betekenis dan onder het nieuwe recht.
Onder het oude recht was plaatsvervulling beperkt tot vooroverlijden. Nu gaat het bij
plaatsvervulling ook om personen die onwaardig zijn om te erven, de nalatenschap hebben
verworpen of zijn onterfd.
Kleinkinderen hoeven geen 10% erfbelasting te betalen, maar samen 18% erfbelasting.
Generation skip
Het kan ook voorkomen dat in een testament is bepaald dat twee erfgenamen zijn benoemd
en dat de regels van plaatsvervulling van toepassing zijn. Maar een van de erfgenamen wil
dat de erving een generatie overslaat en dat zijn kinderen erven. Het testament is in 1990
opgemaakt en dus onder het oude recht. In het oude art. 4:12 BW was bepaald dat
plaatsvervulling alleen van toepassing was bij personen die zijn voor overleden. Het begrip
plaatsvervulling had dus onder het oude recht een andere betekenis dan onder het nieuwe
recht.
,De regels van plaatsvervulling zijn van overeenkomstige toepassing, is een erfrechtelijke
code. Indien C voor overlijdt, dan benoem ik x en y tot mijn erfgenaam. Er is niks bepaald
over verwerping en dan kom je weer terecht in de aanwas als C zijn nalatenschap verwerpt.
Verwerping
Bij verwerping gaat alles naar de andere erfgenaam.
Art. 68a OW
De hoofdregel is onmiddellijke werking van het nieuwe recht (art. 68a OW). Dus als een
nalatenschap openvalt na 1 januari 2003 is het nieuwe recht van toepassing. Echter, op deze
regel zijn uitzonderingen. Als er sprake is van een uitlegkwestie dan moet wel worden
gekeken naar de omstandigheden waaronder de uiterste wilsbeschikking is opgemaakt (art.
4:46 BW).
Er is sprake van een overgangsrechtelijke sfeer bij boedels die zijn opengevallen voor 1
januari 2003 of bij testamenten die zijn voor 1 januari 2003 zijn opgemaakt.
De uitzonderingen zijn te vinden in het algemene overgangsrecht, maar er zijn ook
bijzondere spelregels. De bijzondere regels zijn te vinden in art. 125 e.v. OW. Deze regels
zijn gemaakt om bij voorbaat bepaalde vraagstukken te tackelen.
Eerbiediging van rechten
Als een nalatenschap is opengevallen in 2002, dan had je als erfgenaam bepaalde rechten.
Echter, in 2003 zou die positie kunnen veranderen, omdat de hoofdregel is dat het nieuwe
recht onmiddellijke werking heeft (art. 68a OW). Daarom bepaalt art. 69 OW dat oude
rechten onder het nieuwe recht worden geëerbiedigd. Echter, dit is tegenwoordig niet meer
aan de orde.
Welke overgangsrecht bepalingen zijn nog van belang?
De overgangsrechtelijke bepalingen zijn niet meer zo van belang, maar de volgende
artikelen zijn nog van belang:
1. Art. 79 OW;
2. Art. 80 OW;
3. Art. 81 jo. 127 OW.
Nietig, vernietigbaarheid en geldigheid onder oud en nieuw recht
Het kan zijn dat iets onder het oude recht nietig is, maar onder het nieuwe recht
vernietigbaar. Dit heeft zich voorgedaan op het terrein van de verboden beschikking (art.
4:59 BW). Mag je jouw arts benoemen tot erfgenaam? Deze erfstellingen zijn in bepaalde
gevallen vernietigbaar. Een uiterste wilsbeschikking is niet vernietigbaar wegens misbruik
van omstandigheden en daarom is dit artikel van belang. Onder oud recht waren deze
beschikkingen nietig.
Alles wat geldig was, blijft geldig en voor het overige wat betreft nietigheden en
vernietigbaarheden geldt het nieuwe recht (art. 79, 80 en 81 OW).
De ouderlijke boedelverdeling
De ouderlijke boedelverdeling is een belangrijk fenomeen, omdat het meest gebruikelijke
langstlevende testament was vroeger. A die getrouwd was met B en kinderen had, maakte
een testament en B, C en D waren ieder voor 1/3 erfgenaam. Echter, bij de ouderlijke
boedelverdeling werden alle goederen toebedeeld aan B en C en D krijgen hun erfdeel in de
vorm van een geldbedrag. Dit was de enige uiterste wilsbeschikking, waarmee je het recht
van legitimarissen op goederen van de nalatenschap opzij kon zetten (art. 1167 Oud BW).
Dit volgde uit het meerzicht arrest. De langstlevende kan zo in de spullen blijven. De
kinderen hadden recht op hun erfdeel in geld. Alle andere testamentsvarianten waren per
definitie in strijd met het recht op natura en daarom aan de zwakke variant. Het geld moet
wel in principe meteen worden betaald, maar in de testamenten werd vaak bepaald dat de
, kinderen het geld pas kregen als B is overleden. Dit deed de erfgenaam om aan zijn
dwingende verplichting jegens B te voldoen.
Als A voldeed aan een dringende morele verplichting om B verzorgd achter te laten, dan
voldeed A daarmee aan een verplichting en die schuld soupeerde op in de nalatenschap. De
kinderen moesten dan blij zijn dat de kinderen nog een geldbedrag kregen.
Als B ook verzorgd kon achterblijven als de kinderen gelijk hun bedrag krijgen, dan moet het
geld werd worden uitgekeerd. A moet wel bepalen dat de verzorgingsbehoefte voor de
legitieme gaat.
Bij de ouderlijke boedelverdeling gelden dus de volgende twee stappen:
1. Goederen ontnemen van de kinderen;
2. Blijven de kinderen in de erfrechtelijke wachtkamer?
Is er een dringende morele verzorgingsverplichting jegens B (HR Visser/Harms).
Als A niet naar de notaris is gegaan, dan hadden B, C en D ieder recht op 1/3 van de
nalatenschap.
De ouderlijke boedelverdeling heeft model gestaan voor de wettelijke verdeling. De
ouderlijke boedelverdeling kan nu niet meer worden gemaakt, wegens het gesloten stelsel
van de uiterste wilsbeschikking (art. 4:42 BW).
Art. 68a OW bepaalt dat het nieuwe erfrecht onmiddellijke werking heeft. Dit zou betekenen
dat alle ouderlijke boedelverdelingen nietig zou zijn, maar art. 79 jo. 127 OW bepaalt dat
alles wat geldig is onder het oude recht in het nieuwe recht geldig blijft.
Wat is de nieuwe ouderlijke boedelverdeling?
De ouderlijke boedelverdeling werd ingezet om de legitimaris op afstand te houden. De
wettelijke verdeling is versterferfrecht en daarmee gaan de kinderen ook de erfrechtelijke
wachtkamer in, maar met art 4:82 BW kan je in alle testamentsvarianten de kinderen in de
erfrechtelijke wachtkamer stoppen. Art. 4:82 BW is dus nieuwe ouderlijke boedelverdeling.
Legitimaris onder oud recht
Onder oud recht had een legitimaris recht om erfgenaam te zijn, maar onder het nieuwe
recht heeft legitimaris geen recht op erfgenaamschap. Als een legitimaris is onterfd, dan kan
hij nooit meer erfgenaam worden. Als een legitimaris onder oud recht aanspraak maakt op
zijn legitieme dan werd hij erfgenaam. De legitimaris werd deelgenoot. Bij een verdeling
moeten alle deelgenoten meewerken aan de verdeling (art. 3:182 BW). De legitimaris had
onder oud recht ook recht op goederen in natura. Een legitimaris had recht op goederen van
de nalatenschap en hij had vrij en onbezwaard recht op deze goederen. Het breukdeel van
de legitimaris verschilde bij het aantal kinderen.
HR De Visser/Harms (1945)
In dit arrest is bepaald dat de verzorging van de langstlevende voor ging op de aanspraken
van de legitimaris.
Executeur benoemen
Een executeur kan na het overlijden niet meer worden benoemd. Een executeur moet bij
uiterste wilsbeschikking worden benoemd. Een executeur mag ook niet bij code dicil worden
benoemd (art. 4:97 BW). Onder het oud recht kon een executeur wel bij code dicil worden
benoemd, maar dit blijft dus geldig (art. 79 jo. 127 OW).
Wettelijke verdeling in een testament
De wettelijke verdeling is de maatstaf voor de gemiddelde Nederlander. De wettelijke
verdeling wordt in een testament vaak uitgesloten, maar er wordt dan een regeling getroffen
die lijkt op de wettelijke verdeling. Dit wordt gedaan vanwege de termijn van
ongedaanmaking.
Als je de wettelijke verdeling omarmd, dan hoeft geen levering meer plaats te vinden. De
zaak zit dan op slot. Als een zaak dan niet naar de langstlevende moet, dan moet je de zaak
overdragen en overdrachtsbelasting betalen.
Week 1 – hof Amsterdam 8 juli 2014
Feiten
Er was een clausule in het testament opgenomen waarin stond dat het erfdeel van het kind
zou worden beperkt tot zijn of haar legitieme portie als het kind de verdeling niet zou
bekrachtigen. De vraag was toen of oud of nieuw erfrecht van toepassing was. Echter, dit is
niet de juiste vraag. Het nieuwe erfrecht en de nieuwe legitieme is van toepassing (art. 68
Overgangswet). De vraag die aan de orde is, is wat de erflater heeft bedoeld met de
betreffende bepaling. Om deze vraag te beantwoorden moet de uiterste wil worden uitgelegd
(art. 4:46 BW). Onder oud erfrecht was er sprake van breukdelen die varieerden afhankelijk
van het aantal kinderen. In het nieuwe erfrecht is het breukdeel de helft.
Memorie van toelichting
Als de erflater een vereffening volgens de wet of een vergelijkbare clausule heeft
opgenomen dan moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat de wet van toepassing is die
van kracht was tijdens het maken van het testament. Bij deze uitkomst kom je uit op een
breukdeel van ½ x 2/3 = 1. Echter, het hof kiest voor een breukdeel van ¼ en dit is het
nieuwe recht. Deze ruimte zit in art. 4:46 BW. Er moet namelijk ook worden gekeken naar de
verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen. Deze verhoudingen kunnen
leiden tot toepassing van het nieuwe erfrecht. De erflater heeft namelijk beoogt om zo min
mogelijk weg te geven. De stelling van de minister is het uitgangspunt, maar hier zijn
uitzonderingen op. Het is niet de minister die uitlegt, maar de rechter.
Ouderlijke boedelverdeling
Er was sprake van een ouderlijke boedelverdeling en bij een ouderlijke boedelverdeling was
het zo dat alle betrokkene erfgenamen zouden moeten zijn. Hier was het hof ook van mening
dat iedereen erfgenaam was, maar het breukdeel was anders.
Kanttekeningen
Destijds had de erflater ook een breukdeel van ¼ in zijn testament kunnen opnemen en hij
had het kind ook kunnen onterven.
Het blijft altijd de vraag of de wil van de erflater is veranderd, omdat er niet erfrecht is
ingesteld. Als de betrokkene op 31-12-2002 zou zijn overleden dan was het breukdeel 1/3,
maar als de erflater in 2003 of later overlijdt dan is er een ander breukdeel.
,Hoorcollege erfrecht
Week 1
Tentamen
Wettelijke verdeling en schenking moet je wel kennen voor het tentamen. Verslag van de
commissie erfrecht is het niveau dat je moet kennen voor het tentamen.
Waar kom je het overgangsrecht nog tegen?
De impact van het overgangsrecht is kleiner geworden, omdat de meeste boedels inmiddels
zijn opengevallen onder het nieuwe erfrecht. Het overgangsrecht speelt nu vooral nog een
rol bij testamenten die zijn opgemaakt onder het oude erfrecht (voor 1 januari 2003). Hierbij
wordt onderscheid tussen de volgende categorieën, namelijk:
1. Algemene overgangsrecht (art. 68a e.v. OW);
2. Bijzonder overgangsrecht (art. 125 e.v. OW);
3. Uitleg van uiterste wilsbeschikkingen (art. 4:46 BW).
Uitleg van uiterste wilsbeschikkingen
Bij uitleg van testamenten gaat het om art. 4:46 BW. Echter, de uitleg van testamenten is niet
vaak aan de orde, omdat de testamenten worden opgemaakt door notarissen en de
notarissen schrijven geen vreemde dingen op. In veel landen kan onderhands worden
getesteerd en dan is de uitleg van uiterste wilsbeschikkingen aan de orde. Rechters durven
ook steeds meer uit te leggen. Art. 4:46 BW is een overgangsrechtelijk instrument.
Arrest uitlegging testament
Een mevrouw heeft haar broer tot enige erfgenaam benoemd. Mevrouw was ongehuwd en
zij trouwde na het opmaken van testament. Na het huwelijk was de echtgenoot de
erfgenaam (art. 4:10 BW), tenzij een testament anders is bepaald. De Hoge Raad gaat met
deze tekst uit het arrest aan de haal. De vrouw had haar broer benoemd met als doel om
haar ouders te onterven. Je wijkt dan af van art. 4:10 BW en de ouders zijn dan indirect
onterfd. Dit was de bedoeling van de uiterste wilsbeschikking. De vrouw had namelijk geen
ander alternatief om haar ouders te onterven.
Plaatsvervulling (art. 4:12 BW)
Plaatsvervulling hoort bij het versterfrecht. Als iemand voor overlijdt, dan treden zijn
erfgenamen in zijn plaats (art. 4:12 BW). Echter, als twee erfgenamen in een testament zijn
benoemd en één van de twee overlijdt eerder, dan erft de overgebleven erfgenaam de
gehele erfenis. Dit wordt aanwas genoemd (art. 4:48 BW). De overgebleven erfgenamen
krijgen naar evenredigheid de overige aanwas, tenzij de uiterste wilsbeschikking anders
bepaald (art. 4:48 BW).
Onder het oude recht had plaatsvervulling een andere betekenis dan onder het nieuwe recht.
Onder het oude recht was plaatsvervulling beperkt tot vooroverlijden. Nu gaat het bij
plaatsvervulling ook om personen die onwaardig zijn om te erven, de nalatenschap hebben
verworpen of zijn onterfd.
Kleinkinderen hoeven geen 10% erfbelasting te betalen, maar samen 18% erfbelasting.
Generation skip
Het kan ook voorkomen dat in een testament is bepaald dat twee erfgenamen zijn benoemd
en dat de regels van plaatsvervulling van toepassing zijn. Maar een van de erfgenamen wil
dat de erving een generatie overslaat en dat zijn kinderen erven. Het testament is in 1990
opgemaakt en dus onder het oude recht. In het oude art. 4:12 BW was bepaald dat
plaatsvervulling alleen van toepassing was bij personen die zijn voor overleden. Het begrip
plaatsvervulling had dus onder het oude recht een andere betekenis dan onder het nieuwe
recht.
,De regels van plaatsvervulling zijn van overeenkomstige toepassing, is een erfrechtelijke
code. Indien C voor overlijdt, dan benoem ik x en y tot mijn erfgenaam. Er is niks bepaald
over verwerping en dan kom je weer terecht in de aanwas als C zijn nalatenschap verwerpt.
Verwerping
Bij verwerping gaat alles naar de andere erfgenaam.
Art. 68a OW
De hoofdregel is onmiddellijke werking van het nieuwe recht (art. 68a OW). Dus als een
nalatenschap openvalt na 1 januari 2003 is het nieuwe recht van toepassing. Echter, op deze
regel zijn uitzonderingen. Als er sprake is van een uitlegkwestie dan moet wel worden
gekeken naar de omstandigheden waaronder de uiterste wilsbeschikking is opgemaakt (art.
4:46 BW).
Er is sprake van een overgangsrechtelijke sfeer bij boedels die zijn opengevallen voor 1
januari 2003 of bij testamenten die zijn voor 1 januari 2003 zijn opgemaakt.
De uitzonderingen zijn te vinden in het algemene overgangsrecht, maar er zijn ook
bijzondere spelregels. De bijzondere regels zijn te vinden in art. 125 e.v. OW. Deze regels
zijn gemaakt om bij voorbaat bepaalde vraagstukken te tackelen.
Eerbiediging van rechten
Als een nalatenschap is opengevallen in 2002, dan had je als erfgenaam bepaalde rechten.
Echter, in 2003 zou die positie kunnen veranderen, omdat de hoofdregel is dat het nieuwe
recht onmiddellijke werking heeft (art. 68a OW). Daarom bepaalt art. 69 OW dat oude
rechten onder het nieuwe recht worden geëerbiedigd. Echter, dit is tegenwoordig niet meer
aan de orde.
Welke overgangsrecht bepalingen zijn nog van belang?
De overgangsrechtelijke bepalingen zijn niet meer zo van belang, maar de volgende
artikelen zijn nog van belang:
1. Art. 79 OW;
2. Art. 80 OW;
3. Art. 81 jo. 127 OW.
Nietig, vernietigbaarheid en geldigheid onder oud en nieuw recht
Het kan zijn dat iets onder het oude recht nietig is, maar onder het nieuwe recht
vernietigbaar. Dit heeft zich voorgedaan op het terrein van de verboden beschikking (art.
4:59 BW). Mag je jouw arts benoemen tot erfgenaam? Deze erfstellingen zijn in bepaalde
gevallen vernietigbaar. Een uiterste wilsbeschikking is niet vernietigbaar wegens misbruik
van omstandigheden en daarom is dit artikel van belang. Onder oud recht waren deze
beschikkingen nietig.
Alles wat geldig was, blijft geldig en voor het overige wat betreft nietigheden en
vernietigbaarheden geldt het nieuwe recht (art. 79, 80 en 81 OW).
De ouderlijke boedelverdeling
De ouderlijke boedelverdeling is een belangrijk fenomeen, omdat het meest gebruikelijke
langstlevende testament was vroeger. A die getrouwd was met B en kinderen had, maakte
een testament en B, C en D waren ieder voor 1/3 erfgenaam. Echter, bij de ouderlijke
boedelverdeling werden alle goederen toebedeeld aan B en C en D krijgen hun erfdeel in de
vorm van een geldbedrag. Dit was de enige uiterste wilsbeschikking, waarmee je het recht
van legitimarissen op goederen van de nalatenschap opzij kon zetten (art. 1167 Oud BW).
Dit volgde uit het meerzicht arrest. De langstlevende kan zo in de spullen blijven. De
kinderen hadden recht op hun erfdeel in geld. Alle andere testamentsvarianten waren per
definitie in strijd met het recht op natura en daarom aan de zwakke variant. Het geld moet
wel in principe meteen worden betaald, maar in de testamenten werd vaak bepaald dat de
, kinderen het geld pas kregen als B is overleden. Dit deed de erfgenaam om aan zijn
dwingende verplichting jegens B te voldoen.
Als A voldeed aan een dringende morele verplichting om B verzorgd achter te laten, dan
voldeed A daarmee aan een verplichting en die schuld soupeerde op in de nalatenschap. De
kinderen moesten dan blij zijn dat de kinderen nog een geldbedrag kregen.
Als B ook verzorgd kon achterblijven als de kinderen gelijk hun bedrag krijgen, dan moet het
geld werd worden uitgekeerd. A moet wel bepalen dat de verzorgingsbehoefte voor de
legitieme gaat.
Bij de ouderlijke boedelverdeling gelden dus de volgende twee stappen:
1. Goederen ontnemen van de kinderen;
2. Blijven de kinderen in de erfrechtelijke wachtkamer?
Is er een dringende morele verzorgingsverplichting jegens B (HR Visser/Harms).
Als A niet naar de notaris is gegaan, dan hadden B, C en D ieder recht op 1/3 van de
nalatenschap.
De ouderlijke boedelverdeling heeft model gestaan voor de wettelijke verdeling. De
ouderlijke boedelverdeling kan nu niet meer worden gemaakt, wegens het gesloten stelsel
van de uiterste wilsbeschikking (art. 4:42 BW).
Art. 68a OW bepaalt dat het nieuwe erfrecht onmiddellijke werking heeft. Dit zou betekenen
dat alle ouderlijke boedelverdelingen nietig zou zijn, maar art. 79 jo. 127 OW bepaalt dat
alles wat geldig is onder het oude recht in het nieuwe recht geldig blijft.
Wat is de nieuwe ouderlijke boedelverdeling?
De ouderlijke boedelverdeling werd ingezet om de legitimaris op afstand te houden. De
wettelijke verdeling is versterferfrecht en daarmee gaan de kinderen ook de erfrechtelijke
wachtkamer in, maar met art 4:82 BW kan je in alle testamentsvarianten de kinderen in de
erfrechtelijke wachtkamer stoppen. Art. 4:82 BW is dus nieuwe ouderlijke boedelverdeling.
Legitimaris onder oud recht
Onder oud recht had een legitimaris recht om erfgenaam te zijn, maar onder het nieuwe
recht heeft legitimaris geen recht op erfgenaamschap. Als een legitimaris is onterfd, dan kan
hij nooit meer erfgenaam worden. Als een legitimaris onder oud recht aanspraak maakt op
zijn legitieme dan werd hij erfgenaam. De legitimaris werd deelgenoot. Bij een verdeling
moeten alle deelgenoten meewerken aan de verdeling (art. 3:182 BW). De legitimaris had
onder oud recht ook recht op goederen in natura. Een legitimaris had recht op goederen van
de nalatenschap en hij had vrij en onbezwaard recht op deze goederen. Het breukdeel van
de legitimaris verschilde bij het aantal kinderen.
HR De Visser/Harms (1945)
In dit arrest is bepaald dat de verzorging van de langstlevende voor ging op de aanspraken
van de legitimaris.
Executeur benoemen
Een executeur kan na het overlijden niet meer worden benoemd. Een executeur moet bij
uiterste wilsbeschikking worden benoemd. Een executeur mag ook niet bij code dicil worden
benoemd (art. 4:97 BW). Onder het oud recht kon een executeur wel bij code dicil worden
benoemd, maar dit blijft dus geldig (art. 79 jo. 127 OW).
Wettelijke verdeling in een testament
De wettelijke verdeling is de maatstaf voor de gemiddelde Nederlander. De wettelijke
verdeling wordt in een testament vaak uitgesloten, maar er wordt dan een regeling getroffen
die lijkt op de wettelijke verdeling. Dit wordt gedaan vanwege de termijn van
ongedaanmaking.
Als je de wettelijke verdeling omarmd, dan hoeft geen levering meer plaats te vinden. De
zaak zit dan op slot. Als een zaak dan niet naar de langstlevende moet, dan moet je de zaak
overdragen en overdrachtsbelasting betalen.