Week 5 - Hoorcollege - beslissingsruimte in het bestuursrecht
normeren van het handelen van de uitvoerende macht
1. door de wet-/regelgever in bijzondere wet- of regelgeving
2. met behulp van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, abbb
3. door de wetgever in de algemene wet bestuursrecht
4. grondrechten
5. ook door europees en internationaal recht
Uitvoering van bevoegdheden moet voldoen aan:
1. grondrechten
2. procedurele voorschriften
3. materiële normen
4. geschreven en ongeschreven beginselen van behoorlijk bestuur
Bestuursrechter toetst of de uitvoering onrechtmatig is aan de hand van bovenstaande
verplichtingen.
Geldende normstelling: een bevoegdheid bij een wet in formele zin die afdaalt naar lagere
regelgeving
Gebonden bevoegdheid: bevoegdheid moet via de wet handelen
Discretionaire of vrije bevoegdheid: bestuur kan gebruik maken van een bevoegdheid, of/en
de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid wordt aan het bestuur
overgelaten. De wetgever maakt de omschrijving van normen soms expres vaag, zodat er
ruimte overgelaten wordt aan het bestuur.
Bestuurlijke beslissingsruimte:
1. Beleidsruimte: het bestuur kan gebruik maken van een bevoegdheid. De rechter kan
alleen ingrijpen als de gemaakte belangenafweging ontzettend onredelijk is.
2. Beoordelingsruimte: de wetgever geeft de vrijheid aan het bestuur om zelf te
beoordelen of aan de voorwaarden van de wet is voldaan.
Formele voorschriften vereisten
1. onderzoeksplicht bij het bestuursorgaan Art. 3:2 Awb
2. hoorplichten, het bestuursorgaan moet de belanghebbende bij dit besluit gehoord
hebben. Art. 4:7 Awb juncto 4:8 Awb
3. mededelingsplicht bij de burger. Art. 4:2 lid 2 Awb
Soorten besluiten in bestuurswetgeving
- beschikkingen, gericht op een persoon of concreet object
- vrijstelling, ontheffing, vergunning of erkenning
- besluiten van algemene strekking, gericht op een onbepaald aantal burgers
(Hoofdstuk 4 Awb)
- algemeen verbindende voorschriften (avv’s), rechtstreeks bindend voor burgers
- beleidsregels, overheidsbeleid
normeren van het handelen van de uitvoerende macht
1. door de wet-/regelgever in bijzondere wet- of regelgeving
2. met behulp van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, abbb
3. door de wetgever in de algemene wet bestuursrecht
4. grondrechten
5. ook door europees en internationaal recht
Uitvoering van bevoegdheden moet voldoen aan:
1. grondrechten
2. procedurele voorschriften
3. materiële normen
4. geschreven en ongeschreven beginselen van behoorlijk bestuur
Bestuursrechter toetst of de uitvoering onrechtmatig is aan de hand van bovenstaande
verplichtingen.
Geldende normstelling: een bevoegdheid bij een wet in formele zin die afdaalt naar lagere
regelgeving
Gebonden bevoegdheid: bevoegdheid moet via de wet handelen
Discretionaire of vrije bevoegdheid: bestuur kan gebruik maken van een bevoegdheid, of/en
de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid wordt aan het bestuur
overgelaten. De wetgever maakt de omschrijving van normen soms expres vaag, zodat er
ruimte overgelaten wordt aan het bestuur.
Bestuurlijke beslissingsruimte:
1. Beleidsruimte: het bestuur kan gebruik maken van een bevoegdheid. De rechter kan
alleen ingrijpen als de gemaakte belangenafweging ontzettend onredelijk is.
2. Beoordelingsruimte: de wetgever geeft de vrijheid aan het bestuur om zelf te
beoordelen of aan de voorwaarden van de wet is voldaan.
Formele voorschriften vereisten
1. onderzoeksplicht bij het bestuursorgaan Art. 3:2 Awb
2. hoorplichten, het bestuursorgaan moet de belanghebbende bij dit besluit gehoord
hebben. Art. 4:7 Awb juncto 4:8 Awb
3. mededelingsplicht bij de burger. Art. 4:2 lid 2 Awb
Soorten besluiten in bestuurswetgeving
- beschikkingen, gericht op een persoon of concreet object
- vrijstelling, ontheffing, vergunning of erkenning
- besluiten van algemene strekking, gericht op een onbepaald aantal burgers
(Hoofdstuk 4 Awb)
- algemeen verbindende voorschriften (avv’s), rechtstreeks bindend voor burgers
- beleidsregels, overheidsbeleid