2023/2024
Verdieping Materieel Strafrecht
Blokboek
Master:
Forensica, Criminologie en Rechtspleging
Blokperiode 5
CRI4005
,Inhoudsopgave
Week 1 Legaliteit en norminterpretatie 5
Literatuur: 8
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 83-109, 126-132; 8
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 126-132; 9
D. Roef, Strafrechtelijke verantwoordelijkheid in de risicomaatschappij, in E. Vos en G. van Calster (red.) Risico en voorzorg in de
rechtsmaatschappij, Intersentia 2004, pp. 201-226; 9
D.H. de Jong, De klassieke vermogensdelicten: nieuwe wijn in oude zakken, TBS&H 2021pp. 15-24; 11
S.L.T.J. Lighart, L.E. Oploo, E.E.Nauta & J. Bijlsma, Bescherming van de geest in het materieel Strafrecht 14
Rechtspraak: 17
HR 17 mei 2022, NJ 2022/317 m. nt. H.D. Wolswijk ((bot)fractuur zwaar lichamelijk letsel?) 17
HR 8 december 2015, m. nt. Keijzer NJ 2016/95 (grenzen virtuele kinderporno) 18
HR 26 juni 2018, NJ 2019/214 met noot E.J. Dommering (Uitingen in een rap over ‘flikkers’ en ‘joden’: ‘beledigend’ in de zin van art. 137
c lid 1 Sr?) 18
HR 20 maart 2018, NJ 2018, 326 met noot Rozemond (tanken zonder betalen) 18
HR 9 februari 2021, NJ 2021/171 m. nt P.A.M. Mevis (Spugen – bedreiging met zware mishandeling?) 19
Week 2 Hetzelfde feit en samenloop 20
Casus 24
Literatuur: 29
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 503-542 29
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 420-422. 31
A.J. Machielse, Witwassen. Een stand van zaken, TPWS 2019/79 32
Wet regeling meerdaadse samenloop in strafzaken, Kamerstukken II, 2017-2018, 34126, nr. A. 33
W. Albers en T.M. de Groot, ‘De uitzondering bevestigd: het ne bis in idem-beginsel in recente rechtspraak van de Hoge Raad in het licht
van de ratio van het ne bis in idem beginsel en vanuit Europees perspectief, NTS 2020/7. 33
Rechtspraak: 37
HR 14 november 2023, NJ 2023/344 (ne bis – opiumwetdelicten) 37
HR 8 november 2016, NJ 2016, 479 (witwassen uit eigen misdrijf) 37
HR 16 december 2014, NJ 2015/63 (noot Reijntjes) (doodslag/ dood ten gevolge hebbend hetzelfde feit?) 38
HR 12 april 2016, NJ 2016/215 (opleggen stadionverbod KNVB) 38
HR 20 juni 2017, NJ 2019/114 (met noot P. Mevis) (overzichtsarrest eendaadse samenloop/ voortgezette handeling) 38
HR 3 juli 2018, NJ 2019/117 (met noot P. Mevis) (samenloop diefstal met braak en vernieling) 39
Presentatie 1 40
Week 3 Opzet en schuld 41
Casus 44
Literatuur: 48
J. de Hullu, Materieel strafrecht, p. 199-267: De subjectieve zijde van een strafbaar feit 48
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 272-280; 53
A.A. van Dijk, Opzet, kans en keuzes, (Uitgeverij Paris 2017), pp. 63-68. 53
R. ter Haar en M.J. Hornman, Het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels, Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht
2021/4; 54
E. Witjens, Strafrechtelijke causaliteit, Diss. Groningen 2011, Hoofdstuk 7, Redelijke toerekening, p. 135-162. 57
S.S. Buisman & M.D. Jansen, Moord en doodslag met een seksistisch oogmerk, DD 2023/66 60
Rechtspraak: 61
HR 7 februari 2012, NJ 2012, 119 (Klimwand) 61
HR 2 februari 2021, NJ 2021/90, m. nt. W.H. Vellinga (Aan handrem trekken rijdende auto; roekeloos?) 61
HR 5 juli 2016, NJ 2016/462, met noot Wolswijk (Voorbedachte raad) 62
Hof Arnhem 21 oktober 2010 LJN:BO1426 (Apeldoornse containerzaak) 62
HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:924 (Gooien hamer tegen voorruit auto – poging zware mishandeling?) 63
HR 16-01-2024, NJB 2024/265 (Schieten op voordeur – voorwaardelijk opzet?) 63
Presentatie 1 64
Week 4 Strafuitsluitingsgronden 65
Casus 67
Literatuur: 71
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 281-362 71
Rechtvaardigingsgronden 71
Schulduitsluitingsgronden 71
Toetsingskader noodweer 73
J. de Hullu, Materieel strafrecht, p. 365-373: rechtspraak over excepties bij een rechtspersoon 75
, M.C. de Rade, Over de rol van de stoornis in de psychische overmacht, DD 2020/32 75
R.H. Jansen, Drie modellen voor eigen schuld bij strafuitsluitingsgronden, Boom Strafblad (2020), pp. 209-218 77
Rechtspraak: 80
Hof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2020:716, NJFS 2020/336 (onder dwang bolletjes slikken – psychische overmacht?) 80
HR 16 juni 2020, NJ 2020/383, met noot N. Jörg (proportionaliteitseis, hevige gemoedsbeweging, ogenblikkelijke wederrechtelijke
aanranding noodweer) 80
HR 10 oktober 2022, NJ 2023/320 (proportionaliteit noodweer) 81
HR 18 april 2023, NJ 2023/315, m.nt. H.D. Wolswijk (verdedigingswil) 81
HR 17 oktober 2023, NJB NJB 2023/2555 (Ontoerekenbaarheid en voorbedachte raad) 81
HR 16 mei 2017, NJ 2017/367 m. nt. F. Vellinga-Schootstra (mensensmokkel – overmacht) 82
HR 22 maart 2016, NJ 2016/316, met noot Rozemond, (overzichtsarrest Noodweer) 82
Week 5 Daderschap en deelneming 83
Casus 85
Literatuur: 93
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 147-160. 93
Toetsingskader daderschap van de rechtspersoon 94
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 417-481. 95
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 491-501. 97
M. van Noorloos, de strafrechtelijke aanpak van terrorisme en Syriëgangers vanaf 2014, DD 2015/57; 97
Rechtspraak: 101
HR 20 september 2022, NJ 2022/386 m. nt. H.D. Wolswijk (medeplegen diefstal met geweld) 101
HR 14 april 2015, NJ 2015, 338 (medeplichtigheid bij moedwillige onwetendheid) (met noot Keijzer) 101
HR 30 mei 2023, NJ 2023/252 (Ontoereikend bewijs medeplegen poging diefstal) 101
HR 3 juli 2018, NJ 2018/46 m. nt. N. Rozemond (overzichtsarrest openlijk geweldpleging) 102
Gerechtshof Amsterdam 21 november 2022, ECLI:NLGHAMS:2022:3307 (smeren zwarte substantie op gebouw Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat) 102
Gerechtshof Den Haag 11 maart 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:345 (klimaatklevers - :Meisje met de parel) 102
Presentatie 2 103
Week 6 Poging en voorbereiding 104
Casus 108
Literatuur: 115
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 375-416; 115
A. van der Schors, De strafbaarheid van de spotter, Boom Strafblad, p 293-297 117
C.L. van der vis, Poging tot een bepaald misdrijf: enkele implicaties van de accessoiriteit, DD 2021/21. 119
Rechtspraak: 121
HR 30-03-2021, NJ 2021/227 m.nt. A.J. Machielse (Poging tot ontucht met een minderjarige) 121
HR 19 mei 2020, NJ 2021/376, m.nt. H.D. Wolswijk (poging zware mishandeling, vrijwillig terugtred) 121
HR 4 november 2014, ECLI: 2014:3081 (voorbereiding moord) 122
HR 12 november 2019, NJ 2020/36, m. nt. N. Jörg (poging tot verleiding, poging tot grooming strafbaar) 122
HR 7 juli 2020, NJ 2020, 394, m. nt. Kooijmans (voorbereiding gijzeling) 122
HR 21 september 2021, NJ 2021/314 (voorbereiding moord) 123
ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 (Samir A.) 123
Week 7: Daderschap van de rechtspersoon, feitelijk leidinggeven en strafbare overheden 124
Casus 125
Literatuur: 129
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 114-126, 129
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 152-171. 129
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 267-272. 130
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 362-365. 131
J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk 2021, p. 481-491. 131
D. Roef, De strafrechtelijke immuniteit van overheden anno 2018: een stand van de rechtsontwikkeling, Overheid en Aansprakelijkheid
(2018) pp.113-123 132
A.L.M. (Anne-Jetske) Schaap, Het vaststellen van het daderschap van de rechtspersoon in de strafrechtpraktijk, NTS 2023/54 136
Rechtspraak: 137
Rb Overijsel, 7 maart 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:755 (dodelijk ongeluk bij schoonmaken oven) 137
HR 20 februari 2018, NJ 2018/134 m. nt. N. Keijzer (Stichtse Vecht) 137
HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889 (overzichtsarrest oplichting) 138
HR 10 januari 2017, NJ 2017/162 (met noot Keijzer) (oplichting door reisbureau) 138
HR 25-01-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9616, m.nt. G.J.M. de Corstens (Vliegbasis Volkel,Volkel-arrest) 138
ECLI:NL:HR:1996:ZD0429 (Pikmeer I) 139
ECLI:NL:HR:1998:AA9342 (Pikmeer II) 139
, Week 1 Legaliteit en norminterpretatie
Het strafrecht is voortdurend in beweging. Maatschappelijke veranderingen en problemen leiden steeds vaker tot
invoering van nieuwe delicten of tot een nieuwe, vaak uitgebreide interpretatie van bestaande delicten. Een beginsel
dat traditioneel bij de rechtsontwikkeling en de interpretatie van normen een centrale rol inneemt is het
legaliteitsbeginsel. Legaliteit is het beginsel dat aan de basis ligt van elk rechtsstatelijk strafstelsel. Het is in het
Nederlands strafrecht verankerd op enkele cruciale plaatsen. Niet alleen artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht,
maar ook artikel 16 Grondwet, artikel 49 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 7 EVRM
waarborgen en onderschrijven het fundamentele belang van het beginsel.
Algemene vragen:
1. De maatschappelijke functie van het strafrecht is in de laatste jaren sterk veranderd. Welke factoren hebben
daarbij een rol gespeeld? Heeft deze verandering ook invloed op de invulling en toepassing van
strafrechtelijke beginselen? Hoe beoordeelt u zelf deze recente ontwikkelingen?
Er wordt gesteld dat het strafrecht de afgelopen 30/ 40 jaar heel sterk is veranderd. Wat is er allemaal veranderd?
- Met cybercriminaliteit -> technologische ontwikkelingen. We worden geconfronteerd met gedragingen waar
we vroeger geen last van hadden. Doxing/ intimidatie/ ongewenst beeldmateriaal/ openbaar maken van
intieme afbeeldingen. Internet heeft ons fundamenteel veranderd en dat zie je terug in het strafrecht
- Worden we meer geconfronteerd met georganiseerde criminaliteit? -> grensoverschrijdend is nu een stuk
makkelijker (open grenzen), het is veel makkelijker geworden om je te verplaatsen. Dat betekent dat je
tegenwoordig ook last krijgt van bendes die vroeger wellicht niet naar NL konden komen
- Slachtofferrechten; zie je heel nadrukkelijk terug in de nieuwe wet seksuele misdrijven
- Terrorisme is meer zichtbaar -> door technologie o.a. Vroeger was NL een eilandje als het gaat om strafrecht
-> puur nationaal, dat is nu niet meer zo, het is geïnternationaliseerd door de EU en deze regelgeving. Het is
niet meer alleen de Nederlandse overheid die de regelgeving bepaalt, maar ook de EU.
- De rol van het strafrecht -> het richt zich nu meer op de preventie terwijl dit vroeger heel erg gericht was op
vergelding. We zijn nu meer bezig met de toekomst. Ons denken wordt bepaald door risico. Sociale
wetenschappers stellen dat er sprake is van een risicomaatschappij -> risico’s afbakenen om misdaad te
voorkomen. Tot de jaren negentig was hir geen sprake van -> strafbare voorbereiding werd vroeger strafbaar
gesteld in NL en dat was ongekend in de rest van de wereld. Dat laat zien waar de tijdsgeest naartoe gaat.
- De risico’s zijn zelf gecreëerd door het internet/ de tijd van nu -> door de mensen -> en daar proberen we
onszelf nu voor te beschermen
2. Waaruit blijkt het fundamentele karakter van het legaliteitsbeginsel?
Legaliteitsbeginsel is een fundamenteel rechtsbeginsel -> licht ten grondslag aan ieder liberaal grondstelsel, waaruit
blijkt dit fundamentele karakter in de context van het Nederlandse strafrecht?
- Het wordt gelijk in art 1 van strafrecht en strafvordering genoemd (dit is geen toeval) en daarbij ook nog in de
Grondwet en internationale verdragen
- Als je het vergelijkt met het EVRM, wat voor verschil zie je dan? -> volgens NL strafwetgeving moet wetgeving
schriftelijk zijn, volgens het EHRM valt ook common law er onder.
- Als je naar het EVRM kijkt, waaruit kan je het fundamentele karakter er uit halen? -> 15 lid 2 EVRM ->
legaliteitsbeginsel mag nooit buiten werking worden gezet
3. Wat is de verhouding tussen artikel 1 Sr, artikel 16 GW, artikel 49 Handvest en artikel 7 EVRM?
Artikel 1 lid 1 Sr:
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Bij verandering in de
wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de verdachte gunstige bepalingen toegepast.
In dit artikel is het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel neergelegd. = op nationaal niveau
Artikel 16 Grondwet:
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Komt in grote lijnen
overeen met Wetboek van Strafrecht = ook op nationaal niveau = grondrecht!
Artikel 49 Handvest:
Legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen
= op Europese Unie niveau. Is alleen van toepassing indien een lidstaat het recht implementeert – pas dan kun je er
direct een beroep op doen.
Artikel 7 EVRM:
Geen straf zonder wet
= op Europees niveau
= ruimer, want ook gewoonterecht en rechtersrecht valt eronder