Antwoorden oefenvragen jeugdrecht hoofdstuk 1
Vraag 1
Welke uitspraak over het begrip recht is juist?
a) Een rechtsregel geeft altijd een ethische norm weer.
b) Het recht kun je beschrijven als het geheel van overheidsregels dat de samenleving ordent.
c) Het recht waarborgt de maximale vrijheid van het individu, zonder de vrijheid van een ander te
beperken.
Vraag 2
Welke uitspraak over het begrip recht is juist?
a) Het recht beoogt een gesloten systeem te zijn om te bepalen wat ethisch juist en ethisch
onjuist is.
b) Elke rechtsregel is terug te voeren op een ethisch beginsel.
c) Het recht bemoeit zich vooral met uiterlijk gedrag.
Vraag 3
Piet heeft een probleem met de gemeente. Hij zoekt het goed uit. Hij bestudeert een gemeentelijke
verordening, het boek: Het Nederlandse gemeente Recht van Prof. Mulder en het Europees Verdrag.
Ook kijk hij nog naar enkele uitspraken van de Raad van State. Welke van deze bronnen die Piet heeft
geraadpleegd zijn rechtsbronnen?
a) Het boek: Het Nederlands gemeente Recht van Prof, Mulder en het Europees Verdrag.
b) Enkele uitspraken van de Raad van State.
c) Alle in de vraag genoemde bronnen zijn rechtsbronnen.
Vraag 4
Belgie wordt wel ingedeeld in drie gebieden, Wallonië, Vlaanderen en Brussel. De Vlamingen en
Walen spreken elk een eigen taal en hebben ook eigen culturen. Wallonië en Vlaanderen zijn
begrensde gebieden. Is Vlaanderen een Staat?
a) Ja.
b) Nee.
c) Er staan te weinig gegevens in de casus om die vraag te beantwoorden.
Vraag 5
Als een bepaling uit een Provinciaalse Verordening in strijd is met een AmvB dan:
a) Gaat de AmvB voor op de Provinciaalse verordening.
b) Gaat de Provinciaalse verordening boven de AmvB.
c) Gelden zowel de AmvB als de Provinciaalse verordening.
Vraag 6
Het strafprocesrecht wordt gerekend tot het:
a) Het burgerlijk recht.
b) Het publiekrecht.
c) Het privaatrecht.
Vraag 7
Welke bewering is juist:
a) Formeel recht moet geregeld worden in wetten in formele zin.
b) Materieel recht wordt in principe geregeld in wetten in materiele zin, maar mag ook geregeld
worden in wetten in formele zin.
c) Materieel recht kan zowel voorkomen in wetten in materiele zin als in wetten in formele zin.
Vraag 8
Welke bewering is juist?
a) Een wet in formele zin is meestal ook een wet in materiele zin.
b) Een wet in formele zin kan niet tegelijk een wet in materiele zin zijn.
c) Een wet in materiele zin is meestal ook een wet in formele zin.
,Vraag 9
Een provinciale verordening is gemaakt door:
a) Provinciale staten.
b) Commissarissen van de Koning.
c) Gedeputeerde Staten.
Vraag 10
Welke organen zijn goed met elkaar te vergelijken als je kijkt naar werkzaamheden en
bevoegdheden?
a) Provinciale Staten en de Gemeenteraad.
b) Gedeputeerde Staten en de Staten Generaal.
c) De regering en de Provinciale Staten.
Vraag 11
De Staten Generaal bestaan uit:
a) De Regering, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
b) Het kabinet en de Koning en de Raad van State.
c) De Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Vraag 12
Grondrechten zijn:
a) Absoluut en daar mag dus niet van worden afgeweken.
b) Niet absoluut en daar mag wel van worden afgeweken.
c) Absoluut, dat houdt in dat alleen de Rechter kan bepalen dat in bijzondere gevallen
afgeweken mag worden van grondrechten.
Vraag 13
Piet gooit op een zaterdagmiddag, nadat hij de tuin weer eens goed in orde heeft gemaakt, zijn
tuinafval in een bosje achter het nabij gelegen park. Er wordt proces verbaal opgemaakt en Piet moet
voorkomen wegens overreding van de gemeentelijke plaatselijke Verordening (APV). In de wet
Milieubeheer is dit ook strafbaar gesteld. De rechter is van oordeel dat in de Wet Milieubeheer en in
de APV precies dezelfde materie geregeld wordt. Wat is rechtens juist?
a) De rechter moet de APV toepassen.
b) De rechter moet de Wet Milieubeheer toepassen.
c) De rechter mag kiezen tussen de toepassing van de Wet Milieubeheer en de APV.
Vraag 14
De rechtsregels m.b.t. huur en verhuur worden gerekend tot het:
a) Het burgerlijk recht.
b) Het publiekrecht.
c) Het privaatrecht.
Vraag 15
In de wet staat het volgende: De verzoeker en iedere belanghebbende hebben recht op inzage en
afschrift van het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden
en de processen-verbaal. Deze bepaling is:
a) Formeel rechterlijk.
b) Materieel rechtelijk.
c) Deels formeel- en deels materieel rechtelijk.
Vraag 16
Peter en Aicha willen deur aan deur zelfgebakken koekjes verkopen. Zij vragen hiervoor een
vergunning aan bij het college van B&W van hun gemeente. Deze aanvraag en de behandeling
daarvan wordt gerekend tot het:
a) Staatsrecht.
b) Consumentenrecht.
c) Bestuursrecht.
, Vraag 17
Een Staatssecretaris wordt verantwoordelijk gehouden voor een ernstig debacle. De Tweede Kamer
stemt voor een motie van wantrouwen. De Staatssecretaris biedt daarop zijn ontslag aan aan de
Koning. Bovenstaande wordt gerekend tot:
a) Staatsrecht.
b) Arbeidsrecht.
c) Bestuursrecht.
Vraag 18
Het belasting recht wordt gerekend tot het:
a) Het burgerlijk recht.
b) Publiekrecht.
c) Privaatrecht.
Vraag 19
Truus en Yoep willen aan de voorkant van hun huis een serre bouwen. Zij vragen hiervoor een
vergunning aan bij et college van B&W van hun gemeente. Deze aanvraag en de behandeling
daarvan worden gerekend tot het:
a) Staatsrecht.
b) Consumentenrecht.
c) Bestuursrecht.
Vraag 1
Welke uitspraak over het begrip recht is juist?
a) Een rechtsregel geeft altijd een ethische norm weer.
b) Het recht kun je beschrijven als het geheel van overheidsregels dat de samenleving ordent.
c) Het recht waarborgt de maximale vrijheid van het individu, zonder de vrijheid van een ander te
beperken.
Vraag 2
Welke uitspraak over het begrip recht is juist?
a) Het recht beoogt een gesloten systeem te zijn om te bepalen wat ethisch juist en ethisch
onjuist is.
b) Elke rechtsregel is terug te voeren op een ethisch beginsel.
c) Het recht bemoeit zich vooral met uiterlijk gedrag.
Vraag 3
Piet heeft een probleem met de gemeente. Hij zoekt het goed uit. Hij bestudeert een gemeentelijke
verordening, het boek: Het Nederlandse gemeente Recht van Prof. Mulder en het Europees Verdrag.
Ook kijk hij nog naar enkele uitspraken van de Raad van State. Welke van deze bronnen die Piet heeft
geraadpleegd zijn rechtsbronnen?
a) Het boek: Het Nederlands gemeente Recht van Prof, Mulder en het Europees Verdrag.
b) Enkele uitspraken van de Raad van State.
c) Alle in de vraag genoemde bronnen zijn rechtsbronnen.
Vraag 4
Belgie wordt wel ingedeeld in drie gebieden, Wallonië, Vlaanderen en Brussel. De Vlamingen en
Walen spreken elk een eigen taal en hebben ook eigen culturen. Wallonië en Vlaanderen zijn
begrensde gebieden. Is Vlaanderen een Staat?
a) Ja.
b) Nee.
c) Er staan te weinig gegevens in de casus om die vraag te beantwoorden.
Vraag 5
Als een bepaling uit een Provinciaalse Verordening in strijd is met een AmvB dan:
a) Gaat de AmvB voor op de Provinciaalse verordening.
b) Gaat de Provinciaalse verordening boven de AmvB.
c) Gelden zowel de AmvB als de Provinciaalse verordening.
Vraag 6
Het strafprocesrecht wordt gerekend tot het:
a) Het burgerlijk recht.
b) Het publiekrecht.
c) Het privaatrecht.
Vraag 7
Welke bewering is juist:
a) Formeel recht moet geregeld worden in wetten in formele zin.
b) Materieel recht wordt in principe geregeld in wetten in materiele zin, maar mag ook geregeld
worden in wetten in formele zin.
c) Materieel recht kan zowel voorkomen in wetten in materiele zin als in wetten in formele zin.
Vraag 8
Welke bewering is juist?
a) Een wet in formele zin is meestal ook een wet in materiele zin.
b) Een wet in formele zin kan niet tegelijk een wet in materiele zin zijn.
c) Een wet in materiele zin is meestal ook een wet in formele zin.
,Vraag 9
Een provinciale verordening is gemaakt door:
a) Provinciale staten.
b) Commissarissen van de Koning.
c) Gedeputeerde Staten.
Vraag 10
Welke organen zijn goed met elkaar te vergelijken als je kijkt naar werkzaamheden en
bevoegdheden?
a) Provinciale Staten en de Gemeenteraad.
b) Gedeputeerde Staten en de Staten Generaal.
c) De regering en de Provinciale Staten.
Vraag 11
De Staten Generaal bestaan uit:
a) De Regering, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
b) Het kabinet en de Koning en de Raad van State.
c) De Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Vraag 12
Grondrechten zijn:
a) Absoluut en daar mag dus niet van worden afgeweken.
b) Niet absoluut en daar mag wel van worden afgeweken.
c) Absoluut, dat houdt in dat alleen de Rechter kan bepalen dat in bijzondere gevallen
afgeweken mag worden van grondrechten.
Vraag 13
Piet gooit op een zaterdagmiddag, nadat hij de tuin weer eens goed in orde heeft gemaakt, zijn
tuinafval in een bosje achter het nabij gelegen park. Er wordt proces verbaal opgemaakt en Piet moet
voorkomen wegens overreding van de gemeentelijke plaatselijke Verordening (APV). In de wet
Milieubeheer is dit ook strafbaar gesteld. De rechter is van oordeel dat in de Wet Milieubeheer en in
de APV precies dezelfde materie geregeld wordt. Wat is rechtens juist?
a) De rechter moet de APV toepassen.
b) De rechter moet de Wet Milieubeheer toepassen.
c) De rechter mag kiezen tussen de toepassing van de Wet Milieubeheer en de APV.
Vraag 14
De rechtsregels m.b.t. huur en verhuur worden gerekend tot het:
a) Het burgerlijk recht.
b) Het publiekrecht.
c) Het privaatrecht.
Vraag 15
In de wet staat het volgende: De verzoeker en iedere belanghebbende hebben recht op inzage en
afschrift van het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden
en de processen-verbaal. Deze bepaling is:
a) Formeel rechterlijk.
b) Materieel rechtelijk.
c) Deels formeel- en deels materieel rechtelijk.
Vraag 16
Peter en Aicha willen deur aan deur zelfgebakken koekjes verkopen. Zij vragen hiervoor een
vergunning aan bij het college van B&W van hun gemeente. Deze aanvraag en de behandeling
daarvan wordt gerekend tot het:
a) Staatsrecht.
b) Consumentenrecht.
c) Bestuursrecht.
, Vraag 17
Een Staatssecretaris wordt verantwoordelijk gehouden voor een ernstig debacle. De Tweede Kamer
stemt voor een motie van wantrouwen. De Staatssecretaris biedt daarop zijn ontslag aan aan de
Koning. Bovenstaande wordt gerekend tot:
a) Staatsrecht.
b) Arbeidsrecht.
c) Bestuursrecht.
Vraag 18
Het belasting recht wordt gerekend tot het:
a) Het burgerlijk recht.
b) Publiekrecht.
c) Privaatrecht.
Vraag 19
Truus en Yoep willen aan de voorkant van hun huis een serre bouwen. Zij vragen hiervoor een
vergunning aan bij et college van B&W van hun gemeente. Deze aanvraag en de behandeling
daarvan worden gerekend tot het:
a) Staatsrecht.
b) Consumentenrecht.
c) Bestuursrecht.