Samenvatting colleges Kwalitatief Onderzoek
Hoorcollege 1: Introductiecollege
Kwalitatief onderzoek is een vorm van wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek is
onderzoek dat strikt volgens de methodologische regels voor onderzoek (die binnen dat vakgebied
gelden) is uitgevoerd.
Binnen Gezondheidswetenschappen is er sprake van empirisch onderzoek: Je voert zelf een
onderzoek uit met dataverzameling om nieuwe kennis op te doen. 2 varianten:
Kwantitatieve methoden.
Kwalitatieve methoden.
Typische vragen voor kwalitatief onderzoek: Hoe? Wat vinden? Waarom?
Wheel of critical choices:
1. Paradigma’s: Fenomenologie, positivisme, kritische theorie, sociaal-constructivisme.
2. Grondvormen/designs: Participatief actieonderzoek, mixed-methode.
3. Kwalitatieve methoden: Interviews, focusgroepen, creatieve methode.
4. Manieren van analyse: Thematische analyse, participatieve analyse.
, Hoorcollege 2: Paradigma’s
Ontologie: Wat is realiteit? Hoe ziet de realiteit eruit?
Paradigma: Hoe is kennis over die realiteit mogelijk? Wat is de relatie tussen dat wat te kennen valt
en de kenner?
Ontologisch continuüm:
Objectivistische benadering: Er bestaan objectieve waarnemingen en normen die voor
iedereen gelden, ongeacht persoonlijke ervaringen en overtuigingen. Kenmerken: Realiteit als
concrete structuur, dualisme (kenner staat los van het gekende).
Subjectivistische benadering: De waarheid is variabel en kan verschillen tussen mensen,
afhankelijk van gevoelens, overtuigingen en context. Kenmerken: Twijfelt aan bestaan van
een reële wereld, realiteit als project van de menselijke verbeelding.
Voorbeeld: Thermometer en temperatuur
Objectivisme: Het is 25 graden.
Subjectivisme: 25 graden voelt voor de ene persoon anders aan dan voor de andere persoon.
Voorbeeld: Rechte weg met een snelheidslimiet van 50 km/uur
Objectivisme: De weg is daadwerkelijk recht. De snelheidslimiet is 50 km/uur en geldt voor
iedereen.
Subjectivisme: Sommige mensen zullen deze weg saai vinden, maar andere mensen zullen
deze weg geweldig vinden vanwege het uitzicht. De snelheidslimiet kan voor iemand heel
snel voelen, maar voor de ander heel traag.
Epistemologisch continuüm (paradigma’s):
Positivistische benadering: Positivisme.
Interpretatieve benadering: Fenomenologie, kritische theorie, sociaal-constructivisme.
Positivisme: Kennis moet worden gebaseerd op waarneembare en empirische feiten (cijfers,
prevalentie). Kenmerken:
Er is een objectieve werkelijkheid.
Wetmatig: De werkelijkheid is onderhevig aan de natuurwetten.
Dualisme: Er is afstand tussen de kenner en het gekende. Ze beïnvloeden elkaar niet.
Waardevrij: Onderzoek is objectief, rationeel en neutraal.
Maak gebruik van controleerbare en repliceerbare methoden.
- Gebrek aan ervaringen of context.
Fenomenologie: Richt zich op hoe mensen hun eigen ervaringen subjectief waarnemen en
interpreteren. Kenmerken:
Subjectieve ervaring.
Betekenisgeving vanuit ‘stock of knowledge’: Gereedschapskistje met ideeën, theorieën en
waarden waarmee we de wereld interpreteren.
Betekenisgeving is niet individueel, maar wordt van generatie op generatie doorgegeven.
- Moeilijk te integreren met andere onderzoeksbenaderingen (zoals kwantitatief onderzoek).
Hoorcollege 1: Introductiecollege
Kwalitatief onderzoek is een vorm van wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek is
onderzoek dat strikt volgens de methodologische regels voor onderzoek (die binnen dat vakgebied
gelden) is uitgevoerd.
Binnen Gezondheidswetenschappen is er sprake van empirisch onderzoek: Je voert zelf een
onderzoek uit met dataverzameling om nieuwe kennis op te doen. 2 varianten:
Kwantitatieve methoden.
Kwalitatieve methoden.
Typische vragen voor kwalitatief onderzoek: Hoe? Wat vinden? Waarom?
Wheel of critical choices:
1. Paradigma’s: Fenomenologie, positivisme, kritische theorie, sociaal-constructivisme.
2. Grondvormen/designs: Participatief actieonderzoek, mixed-methode.
3. Kwalitatieve methoden: Interviews, focusgroepen, creatieve methode.
4. Manieren van analyse: Thematische analyse, participatieve analyse.
, Hoorcollege 2: Paradigma’s
Ontologie: Wat is realiteit? Hoe ziet de realiteit eruit?
Paradigma: Hoe is kennis over die realiteit mogelijk? Wat is de relatie tussen dat wat te kennen valt
en de kenner?
Ontologisch continuüm:
Objectivistische benadering: Er bestaan objectieve waarnemingen en normen die voor
iedereen gelden, ongeacht persoonlijke ervaringen en overtuigingen. Kenmerken: Realiteit als
concrete structuur, dualisme (kenner staat los van het gekende).
Subjectivistische benadering: De waarheid is variabel en kan verschillen tussen mensen,
afhankelijk van gevoelens, overtuigingen en context. Kenmerken: Twijfelt aan bestaan van
een reële wereld, realiteit als project van de menselijke verbeelding.
Voorbeeld: Thermometer en temperatuur
Objectivisme: Het is 25 graden.
Subjectivisme: 25 graden voelt voor de ene persoon anders aan dan voor de andere persoon.
Voorbeeld: Rechte weg met een snelheidslimiet van 50 km/uur
Objectivisme: De weg is daadwerkelijk recht. De snelheidslimiet is 50 km/uur en geldt voor
iedereen.
Subjectivisme: Sommige mensen zullen deze weg saai vinden, maar andere mensen zullen
deze weg geweldig vinden vanwege het uitzicht. De snelheidslimiet kan voor iemand heel
snel voelen, maar voor de ander heel traag.
Epistemologisch continuüm (paradigma’s):
Positivistische benadering: Positivisme.
Interpretatieve benadering: Fenomenologie, kritische theorie, sociaal-constructivisme.
Positivisme: Kennis moet worden gebaseerd op waarneembare en empirische feiten (cijfers,
prevalentie). Kenmerken:
Er is een objectieve werkelijkheid.
Wetmatig: De werkelijkheid is onderhevig aan de natuurwetten.
Dualisme: Er is afstand tussen de kenner en het gekende. Ze beïnvloeden elkaar niet.
Waardevrij: Onderzoek is objectief, rationeel en neutraal.
Maak gebruik van controleerbare en repliceerbare methoden.
- Gebrek aan ervaringen of context.
Fenomenologie: Richt zich op hoe mensen hun eigen ervaringen subjectief waarnemen en
interpreteren. Kenmerken:
Subjectieve ervaring.
Betekenisgeving vanuit ‘stock of knowledge’: Gereedschapskistje met ideeën, theorieën en
waarden waarmee we de wereld interpreteren.
Betekenisgeving is niet individueel, maar wordt van generatie op generatie doorgegeven.
- Moeilijk te integreren met andere onderzoeksbenaderingen (zoals kwantitatief onderzoek).