Samenvatting Orale biologie en cariologie
Inhoudsopgave
Week 1 Microbiologie ....................................................................................................... 2
Week 2 Biochemie ............................................................................................................ 8
HC1 Biochemie: Inleiding ........................................................................................................ 8
HC2 Biochemie: Mucinen ..................................................................................................... 13
HC3 Biochemie: Wondgenezing............................................................................................ 17
HC4 Biochemie Afweersystemen .......................................................................................... 21
Week 3 Biochemie .......................................................................................................... 27
HC5 Biochemie: Diagnostiek ................................................................................................. 27
HC6 Biochemie: zuur, buffers en fluoride ............................................................................. 31
HC7.1 Biochemie: Smaak ...................................................................................................... 38
HC7.2 Biochemie: Voeding en cariës .................................................................................... 41
HC8 Biochemie: Tandpasta ................................................................................................... 44
Week 4 cariologie + radiologie ........................................................................................ 48
HC1 Cariologie...................................................................................................................... 48
HC2 Cariologie...................................................................................................................... 49
HC1/2 Radiologie .................................................................................................................. 57
Week 5 Cariologie ........................................................................................................... 65
Overige diagnostische methodes ......................................................................................... 65
HC3/4 Cariologie: epidemiologie en cariësrisico .................................................................. 68
Week 6 TBL + Cariologie .................................................................................................. 71
IVK advies Cariëspreventie (2011) ........................................................................................ 71
IVK Advies Preventie Fissuurcariës (2012) ............................................................................ 75
IVK Advies Preventie van Wortelcariës (2003) ..................................................................... 78
IVK Advies Voedingsdagboek (2016) .................................................................................... 79
TBL toepassingssessie ........................................................................................................... 80
HC5/6 Cariologie: Vroegdiagnostiek en minimaal invasief behandelen .............................. 82
Week 7 Cariologie ........................................................................................................... 88
HC 7/8 Cariologie: invasieve therapie................................................................................... 88
,Week 1 Microbiologie
Definitie biofilm
Een biofilm is een laag micro-organismen gehecht aan een oppervlak (ze kunnen ook aan
elkaar hechten). Ze zijn omgeven door een zelfgeproduceerd slijmlaag genaamd
extracellulaire polymere substantie/extracellulaire matrix. Deze bestaat uit polysachariden,
DNA, eiwitten en lipiden.
De micro-organismen in de biofilm vormt de biomassa.
Let op: verwar extracellulaire polymere substantie niet met de extracellulaire polysachariden
die S. mutans vormen. Beiden kunnen worden afgekort als EPS.
Kenmerken van biofilms
- Zonder water is er geen microbiële groei en dus geen biofilm vorming
- De extracellulaire matrix beschermt micro-organismen van verwijdering van een oppervlak
en van antimicrobiële middelen
- De groeisnelheid van biofilm bepaald zijn overleving
- In de biofilms kunnen waterkanalen ontstaan, dieper gelegen micro-organismen ontvangen
dan ook nutriënten en zuurstof
- Veranderd de omgeving, dan verandert het fenotype van de biofilm. Dit komt omdat
bepaalde genen aan/uit worden gezet. Verandering van het fenotype betekent dat het
gedrag en/of uiterlijk verandert.
Voorbeeld: zodra micro-organismen in een biofilm terecht komen kunnen ze hun
flagellen verliezen.
Rol buccale epitheelcellen
Bij de verankering van micro-organismen aan het tandoppervlak
hechten niet alleen losse cellen. Ook aggregaten1, waaronder
de gekoloniseerde wangcellen, hechten.
Daarom spelen wangcellen een rol bij de vorming en
samenstelling van biofilm.
Early en late proliferators
Bij de term early colonizers gaat het niet om welke bacteriën als eerst hechten, maar om de
gehechte bacteriën die bij de beginfase van biofilm kunnen groeien. Deze bacteriën noem je
ook wel early proliferators.
Bacteriën die als eerst hechten aan de pellicle, maar pas later tot groei komen heten late
proliferators.
Enkele bacteriën op de wangcellen zijn ook late proliferators. Ze hechten wel snel aan de
pellicle, maar komen pas later tot groei, omdat ze anaeroob zijn.
1
Aggregaat: samengeklonterde micro-organismen
2
,Stappen biofilm vorming
1. Pellicle vorming
Micro-organismen hechten alleen aan oppervlakken met
conditionerende laag, oftewel pellicle. Het bestaat vooral
uit eiwitten gehecht aan het tandoppervlak.
Het wordt gevormd door speeksel en creviculaire vloeistof.
2. Initiële adhesie
Door elektrostatische krachten worden micro-organismen aangetrokken, er wordt besloten
of verankering plaatsvindt (5-10 sec)
3 Definitieve adhesie
Verankering van de micro-organisme. Zijn receptor bindt dan aan een eiwit van de pellicle.
4 Groei en maturatie
Bij de groei kunnen verschillende biofilms samenklonteren (co-aggregatie).
Bij maturatie wordt een grote slijmlaag (extracellulaire matrix) gevormd door micro-
organismen
5 Differentiatie en loskomen cellen
Als micro-organismen loskomen worden ze vaak verwijdert van de orale microbiotica.
Ze worden meegenomen in de speekselstroom en doorgeslikt.
cellen
3
, Biofilm successie
Successie is de ontwikkeling in soortensamenstelling van een ecosysteem. Uiteindelijk
ontstaat een complex en stabiele ecosysteem.
Successie biofilm:
1. Bij poetsen gaat de helft van tandplaque weg door de mechanische reiniging. De
overgebleven helft vormt het begin van de nieuwe ecologische successie.
2. Het biofilm ontwikkelt zich opnieuw volgens de stappen. Bij deze ontwikkeling speelt F.
nucleatum een belangrijke rol (verbindt early en late colonizers).
3. Er wordt weer gepoetst, biofilm successie wordt verstoord.
Let op: plaque voorkomt dat pathogene micro-organismen kunnen koloniseren. Wanneer de
plaque ophoopt kan de microbiotica veranderen met als gevolg hogere kans op ziekten.
Belangrijke factoren bij de vorming van cariës
Tand oppervlak
Dankzij de pellicle laag kunnen micro-organismen hechten aan het tandglazuur.
Speeksel
Verwijdert micro-organismen door zijn stroming, heeft een bufferende werking, bevat
nutriënten en antimicrobiële peptiden.
Immuun factoren (speelt geen grote rol bij cariësvorming)
Witte bloedcellen en signaalmoleculen in speeksel, ze kunnen pathogenen bestrijden.
Gedrag (speelt belangrijkste rol)
Eetfrequentie, suikerinname en poetsgedrag.
Bij meer dan 6-8 eetmomenten heb je een verhoogde kans op cariës. De pH in de mond daalt
bij elk eetmoment, bij een pH onder de 5,5 is er demineralisatie. Hoe vaker je eet, hoe vaker
demineralisatie dus optreedt.
4
Inhoudsopgave
Week 1 Microbiologie ....................................................................................................... 2
Week 2 Biochemie ............................................................................................................ 8
HC1 Biochemie: Inleiding ........................................................................................................ 8
HC2 Biochemie: Mucinen ..................................................................................................... 13
HC3 Biochemie: Wondgenezing............................................................................................ 17
HC4 Biochemie Afweersystemen .......................................................................................... 21
Week 3 Biochemie .......................................................................................................... 27
HC5 Biochemie: Diagnostiek ................................................................................................. 27
HC6 Biochemie: zuur, buffers en fluoride ............................................................................. 31
HC7.1 Biochemie: Smaak ...................................................................................................... 38
HC7.2 Biochemie: Voeding en cariës .................................................................................... 41
HC8 Biochemie: Tandpasta ................................................................................................... 44
Week 4 cariologie + radiologie ........................................................................................ 48
HC1 Cariologie...................................................................................................................... 48
HC2 Cariologie...................................................................................................................... 49
HC1/2 Radiologie .................................................................................................................. 57
Week 5 Cariologie ........................................................................................................... 65
Overige diagnostische methodes ......................................................................................... 65
HC3/4 Cariologie: epidemiologie en cariësrisico .................................................................. 68
Week 6 TBL + Cariologie .................................................................................................. 71
IVK advies Cariëspreventie (2011) ........................................................................................ 71
IVK Advies Preventie Fissuurcariës (2012) ............................................................................ 75
IVK Advies Preventie van Wortelcariës (2003) ..................................................................... 78
IVK Advies Voedingsdagboek (2016) .................................................................................... 79
TBL toepassingssessie ........................................................................................................... 80
HC5/6 Cariologie: Vroegdiagnostiek en minimaal invasief behandelen .............................. 82
Week 7 Cariologie ........................................................................................................... 88
HC 7/8 Cariologie: invasieve therapie................................................................................... 88
,Week 1 Microbiologie
Definitie biofilm
Een biofilm is een laag micro-organismen gehecht aan een oppervlak (ze kunnen ook aan
elkaar hechten). Ze zijn omgeven door een zelfgeproduceerd slijmlaag genaamd
extracellulaire polymere substantie/extracellulaire matrix. Deze bestaat uit polysachariden,
DNA, eiwitten en lipiden.
De micro-organismen in de biofilm vormt de biomassa.
Let op: verwar extracellulaire polymere substantie niet met de extracellulaire polysachariden
die S. mutans vormen. Beiden kunnen worden afgekort als EPS.
Kenmerken van biofilms
- Zonder water is er geen microbiële groei en dus geen biofilm vorming
- De extracellulaire matrix beschermt micro-organismen van verwijdering van een oppervlak
en van antimicrobiële middelen
- De groeisnelheid van biofilm bepaald zijn overleving
- In de biofilms kunnen waterkanalen ontstaan, dieper gelegen micro-organismen ontvangen
dan ook nutriënten en zuurstof
- Veranderd de omgeving, dan verandert het fenotype van de biofilm. Dit komt omdat
bepaalde genen aan/uit worden gezet. Verandering van het fenotype betekent dat het
gedrag en/of uiterlijk verandert.
Voorbeeld: zodra micro-organismen in een biofilm terecht komen kunnen ze hun
flagellen verliezen.
Rol buccale epitheelcellen
Bij de verankering van micro-organismen aan het tandoppervlak
hechten niet alleen losse cellen. Ook aggregaten1, waaronder
de gekoloniseerde wangcellen, hechten.
Daarom spelen wangcellen een rol bij de vorming en
samenstelling van biofilm.
Early en late proliferators
Bij de term early colonizers gaat het niet om welke bacteriën als eerst hechten, maar om de
gehechte bacteriën die bij de beginfase van biofilm kunnen groeien. Deze bacteriën noem je
ook wel early proliferators.
Bacteriën die als eerst hechten aan de pellicle, maar pas later tot groei komen heten late
proliferators.
Enkele bacteriën op de wangcellen zijn ook late proliferators. Ze hechten wel snel aan de
pellicle, maar komen pas later tot groei, omdat ze anaeroob zijn.
1
Aggregaat: samengeklonterde micro-organismen
2
,Stappen biofilm vorming
1. Pellicle vorming
Micro-organismen hechten alleen aan oppervlakken met
conditionerende laag, oftewel pellicle. Het bestaat vooral
uit eiwitten gehecht aan het tandoppervlak.
Het wordt gevormd door speeksel en creviculaire vloeistof.
2. Initiële adhesie
Door elektrostatische krachten worden micro-organismen aangetrokken, er wordt besloten
of verankering plaatsvindt (5-10 sec)
3 Definitieve adhesie
Verankering van de micro-organisme. Zijn receptor bindt dan aan een eiwit van de pellicle.
4 Groei en maturatie
Bij de groei kunnen verschillende biofilms samenklonteren (co-aggregatie).
Bij maturatie wordt een grote slijmlaag (extracellulaire matrix) gevormd door micro-
organismen
5 Differentiatie en loskomen cellen
Als micro-organismen loskomen worden ze vaak verwijdert van de orale microbiotica.
Ze worden meegenomen in de speekselstroom en doorgeslikt.
cellen
3
, Biofilm successie
Successie is de ontwikkeling in soortensamenstelling van een ecosysteem. Uiteindelijk
ontstaat een complex en stabiele ecosysteem.
Successie biofilm:
1. Bij poetsen gaat de helft van tandplaque weg door de mechanische reiniging. De
overgebleven helft vormt het begin van de nieuwe ecologische successie.
2. Het biofilm ontwikkelt zich opnieuw volgens de stappen. Bij deze ontwikkeling speelt F.
nucleatum een belangrijke rol (verbindt early en late colonizers).
3. Er wordt weer gepoetst, biofilm successie wordt verstoord.
Let op: plaque voorkomt dat pathogene micro-organismen kunnen koloniseren. Wanneer de
plaque ophoopt kan de microbiotica veranderen met als gevolg hogere kans op ziekten.
Belangrijke factoren bij de vorming van cariës
Tand oppervlak
Dankzij de pellicle laag kunnen micro-organismen hechten aan het tandglazuur.
Speeksel
Verwijdert micro-organismen door zijn stroming, heeft een bufferende werking, bevat
nutriënten en antimicrobiële peptiden.
Immuun factoren (speelt geen grote rol bij cariësvorming)
Witte bloedcellen en signaalmoleculen in speeksel, ze kunnen pathogenen bestrijden.
Gedrag (speelt belangrijkste rol)
Eetfrequentie, suikerinname en poetsgedrag.
Bij meer dan 6-8 eetmomenten heb je een verhoogde kans op cariës. De pH in de mond daalt
bij elk eetmoment, bij een pH onder de 5,5 is er demineralisatie. Hoe vaker je eet, hoe vaker
demineralisatie dus optreedt.
4