Thema 6
1.2.1 Ischaemie
Naam:
Datum:
,Inhoudsopgave
Epidemiologie en onderzoek ............................................................................................................................ 2
Ademhaling ...................................................................................................................................................... 3
Longvolumes....................................................................................................................................................... 3
Volumedruk diagram .......................................................................................................................................... 6
Flow-volume curve’s ........................................................................................................................................ 9
het dynamische volume-druk diagram ............................................................................................................. 9
Ademhalingswetten ......................................................................................................................................... 11
Het ademhalingscentrum ................................................................................................................................. 14
De longcirculatie ............................................................................................................................................... 16
Ventilatie en perfusie........................................................................................................................................ 17
Circulatie ........................................................................................................................................................ 19
Uitwisseling ...................................................................................................................................................... 22
Locale circulatie ................................................................................................................................................ 24
Histologie vaten ............................................................................................................................................. 28
De venen ........................................................................................................................................................... 30
Anatomie ....................................................................................................................................................... 31
Respiratoire systeem ........................................................................................................................................ 31
Het hart ............................................................................................................................................................ 34
Impulsgeleiding in het hart ............................................................................................................................ 41
Actiepotentialen ............................................................................................................................................... 42
Hartspierweefsel/cardiomyocyten ................................................................................................................... 42
Pacemakercellen/nodale cellen ..................................................................................................................... 45
ECG ................................................................................................................................................................... 45
Harttonen ...................................................................................................................................................... 47
Hartklepdefecten ........................................................................................................................................... 47
Hartritmestoornissen ..................................................................................................................................... 51
Supraventriculaire hartritmestoornissen .......................................................................................................... 52
Ventriculaire hartritmestoornissen .................................................................................................................. 53
Geleidingsblokkades ......................................................................................................................................... 54
Vragen............................................................................................................................................................ 55
1
,Epidemiologie en onderzoek
Prevalentie = het totaal aantal zieken op een bepaald moment (per 1000)
Incidentie = het aantal nieuwe gevallen van een ziekte (over een bepaalde
periode; meestal per jaar)
P = i x ziekteduur
Chronische ziektes hebben een hogere prevalentie
Likehood ratio = hoe sterk een positief resultaat de kans op de ziekte vergroot
Relatief risico (RR) = de kans dat je een ziekte krijgt op basis van risicofactoren
- R1/ R0 →(A/A+B)/ (C/C+D)
Odds ratio (OR) = een verhouding waarbij er vergeleken wordt met een ander persoon
- (A/B)/ (C/D)
Sensitiviteit = terecht positieve uitslagen onder zieke personen ziek niet ziek
- Hoe goed klopt de positieve uitslag test + A – echt positief B- fout positief
- A /(A + C) test - C – fout negatief D - echt negatief
- SNOUT: Sensitive test with Negative result rules the disease
OUT
Specificiteit = terecht negatieve uitslagen onder niet zeke personen
- Hoe goed klopt de negatieve uitslag
- D /(D + B)
- SPINN: SPecefic test with Positive result rules the disease IN
Positief voorspellende waarde = A /(A + B)
Negatief voorspellende waarde = D /(D + C)
Afkapwaarde = een bepaalde (arbitraire) drempelwaarde voor de uitslag van een test. Indien het
testresultaat gelijk is aan of hoger is dan de afkapwaarde, wordt de test als positief beschouwd.
PICO:
- Patient(groep) = over welke groep patienten gaat de vraag? (jong/oud, bepaalde voorgeschiedenis)
- Interventie = gaat je vraag over een bepaalde ingreep of diagnostiek?
- Comparison = waar vergelijk je de groep patienten mee?
- Outcome = wat is de uitkomstvariabele die je wilt weten?
CAT = critical appraisal of literature
Doel: Belangrijkste literatuur op een rij zetten + ieruit conclusies trekken
GRADE = de wetenschappelijke waarde van een recommendation,
assesment, devopment and evaluation
Onderzoeksmethoden:
▪ Systematic review = uitgebreide zoekstrategie, expliciete vraagstelling
▪ Randomized controlled trails = vooraf 2 groepen bepalen → vergelijken met elkaar
▪ Cohort studies = groep mensen onderzoeken → prospectief
▪ Case-controlled studies = je kiest een patiëntgroep → en kijkt terug in al bekende data
Retrospectief = de metingen of waarnemingen zijn al verricht en de onderzoeksobjecten zijn gegeven.
cross-sectioneel = een vorm van een observationeel onderzoek waarin de onderzoeker geen interventie
uitvoert (zoals toediening van een geneesmiddel) → Kies populatie en bepaal ziekte en blootstelling
Prospectief = eerst een steekproef van onderzoeksobjecten getrokken en worden daarop de metingen of
waarnemingen gedaan.
Vertekening (bias) voorkómen → randomiseren + blinderen
2
, Ademhaling
Inademen
- Externe costale spieren
- Actief, kost energie → energie opbouwen voor uitademen
- Diafragma omlaag/wordt platter
- Groter volume in de thorax = lucht van buiten wordt naar
binnen gezogen door het gevarieerde drukverschil
Uitademen
- Abdominale spieren, interne costale spieren
- Passief, gaat vanzelf (in een gezond persoon)
- Kleiner volume, verhoogde druk = uitblazen van de lucht
Ventilatie leidt tot drukveranderingen in de longen! → dit veroorzaakt de stroming van lucht!
Ademhalen is een rampsingnaal = controle over de ademhaling → snelheid vullen + snelheid ademhalen
Processen betrokken bij ademhaling:
Transport van gassen in en uit de longen → ventilatie
Diffusie tussen longblaasjes en bloed → gasuitwisseling
Afstemmen van ventilatie en longperfusie → ventilatie/ perfusieverhouding
Transport van gassen in het bloed → gastransport
Gasuitwisseling tussen bloed en cellen → gasuitwisseling (of diffusie)
Gebruik van O2 en productie van CO2 in cellen → cellulaire ademhaling
Dyspneu = het gevoel niet voldoende adem te krijgen/kortademigheid
Orthopneu = kortademingheid bij het liggen
Tachypneu/hyperneu = abnormaal snelle ademhaling
Spirometrie = onderzoek dat de functie van de longen meet. Je maakt gebruik van een spirometer dit is
een apparaat voor het meten van het luchtvolume dat door de longen wordt in- en uitgeademd. Je maakt
gebruik van een bak met water en een pennetje dat het adempatroon tekent.
Longvolumes
spirogram = en grafisch overzicht van
ademhalingsbewegingen
Capaciteit = twee of meer volumes
Volumes:
▪ Tidaal volume (Vt)
- 0,5L
- Volume lucht in/uitgeademd met
elke normale ademhaling
▪ Expiratoir reserve volume (ERV)
- 1,1L
- De maximale expiratie na normale
tidale inspiratie
▪ Inspiratoir reserve volume (IRV)
- 3,0L
- Extra volume dat max ingeademd kan worden na normale tidale expiratie
▪ Residuaal volume (RV)
- 1,2L
- Achterblijvend volume na krachtigste expiratie
3