Boek 2: Water
Hoofdstuk 1: Water in Nederland
Start
Stuwdammen worden aangelegd voor:
Opwekken van elektriciteit
Irrigatie (bevloeien van akkers)
Paragraaf 1: Een land in de delta
Land aan zee
Laag-Nederland ligt lager dan 1 meter boven NAP (Normaal Amsterdams Peil = gemiddelde hoogte
van zeespiegel).
De zee heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw van het land.
Ongeveer 5000 jaar gelegen ontstonden: Duinen met daarachter sedimentatie van klei en zand. Op
plekken met zoet water ontstonden moeras en veen (dik pakket plantenresten).
Land aan rivieren
Bij de riviermonding van de Rijn en de Maas ontstaat (doordat de rivier slib meeneemt) een delta.
Als de rivier langzamer gaat stromen zinken de zware deeltjes (zand) maar de bodem.
Oeverwallen = hogere drogere delen langs de rivier.
Komgronden = lagere nattere delen verder van de rivier.
Vertakkingen van de delta ontstaan door: dichtslibben van riviertakken.
Het rivierenlandschap
De eerste bewoners woonden op de oeverwallen. Reden: hoog en droog.
Extra veiligheid door terpen (kunstmatige verhoging). Extra veiligheid dijken—>geen overstromingen.
Dijkdoorbraken door zwakke dijken veroorzaakten wielen/kolken.
Tussen de winterdijk en de rivier liggen uiterwaarden en zomerdijken.
Komgronden liggen helemaal aan de buitenkant (naast de winterdijken)
Wiel = meertje dat ontstaat bij een dijkdoorbraak.
, Paragraaf 2: Een land van polders
Soorten polders
Een polder is een gebied dat omringd is met dijken en waar waterstand kunstmatig wordt geregeld.
• Zeepolder = om een opgeslibd stuk land een dijk leggen. Liggen op zeeniveau.
• Veenpolder = ontstaan toen boeren gingen draineren of ontwateren. Liggen tussen 0 en 2 meter
onder zeeniveau.
• Droogmakerijen = drooggemaakte meren/stukken zee
Kunstmatige afwatering = als heet water met gemalen of molens via sloten wordt weggepompt.
Het water in de grond
Het grondwater bestaat van boven naar onder uit:
• Hangwater
• Capillair water
• Grondwater
Oppervlaktewater: het water in sloten en plassen.
Het water in de polders
Water lozen uit de polder is lastig.
• In ondiepe polders met een sluis (eb —> water naar zee, vloed —> water niet naar polder)
• In lager gelegen polders met bemaling (binnenwater (in polder) omhoog met molen/gemalen)
Water komt in de polders door neerslag en kwel.
Boezem = tijdelijk opslaggebied van water, bestaande uit kanalen en meren.
Buitenwater = rivier of zee
Kwel = het stromen van water tussen de bodemdeeltjes in de grond.
Het water in hoog-Nederland
Hoog-Nederland heeft een natuurlijke afwatering waar de waterstand geregeld wordt met stuwen.