Inhoud
Hoofdstuk 1................................................................................................................................................... 3
Hoofdstuk 3................................................................................................................................................... 4
3.1 krachteigenschappen.....................................................................................................................................4
3.2 zwaartekracht, normaalkracht en wrijvingskracht........................................................................................4
3.3 resulterende kracht en ontbinden van een kracht.........................................................................................4
3.4 veerkracht en spankracht...............................................................................................................................5
3.5 momenten......................................................................................................................................................5
3.6 momentenevenwicht en hefboom.................................................................................................................5
3.7 druk................................................................................................................................................................6
Hoofdstuk 4................................................................................................................................................... 6
4.1 zwaarte-energie.............................................................................................................................................6
4.2 kinetische energie...........................................................................................................................................6
4.3 de wet van behoud van energie.....................................................................................................................6
4.4 arbeid en energie...........................................................................................................................................7
4.5 vermogen en rendement................................................................................................................................7
Hoofdstuk 5................................................................................................................................................... 7
5.1 snelheid en afgelegde weg.............................................................................................................................8
5.2 eenparige versnelling en kracht.....................................................................................................................8
5.3 eenparige versnelling, gemiddelde snelheid en afgelegde weg....................................................................9
Hoofdstuk 6................................................................................................................................................... 9
6.1 stofeigenschappen.........................................................................................................................................9
6.2 dichtheid.......................................................................................................................................................10
6.3 warmte en energie.......................................................................................................................................10
Hoofdstuk 7................................................................................................................................................. 10
7.1 spanning, stroom en weerstand...................................................................................................................10
7.3 de serieschakeling........................................................................................................................................11
7.4 de parallelschakeling....................................................................................................................................11
Formulelijst................................................................................................................................................. 13
,
, Hoofdstuk 1
Een grootheid is iets wat je kunt meten (bijv. tijd, temperatuur). Bij elke
grootheid hoort een eenheid (bijv. seconden, graden).
De nauwkeurigheid van een getal kan je zien aan het aantal significante
cijfers; dit is het totaal aantal cijfers in een getal, waarbij nullen aan het begin
en machten van 10 niet meetellen. Heeft het minst nauwkeurige getal 2
significante cijfers, dan mag het antwoord ook niet meer dan 2 significante cijfers
bevatten!
NB: Bij optellen en aftrekken van getallen kijk je alleen naar het kleinste aantal
cijfers achter de komma, in plaats van naar de significante cijfers!
Een meetfout ontstaat door bijvoorbeeld het gebruik van apparatuur of
reactiesnelheid. Doordat dit niet te voorkomen is, gaan we er van uit dat heet
laatste cijfer van een getal een schatting is.
Meetresultaten worden weergegeven in een tabel. Boven in de kolommen noteer
je het symbool van de natuurkundige grootheid (bijv. tijd = t) met het symbool
van de eenheid tussen haakjes erachter (bijv. seconden = (s)).
Om de tabel makkelijk weer te geven, maak je een grafiek. Op de x-as
(horizontaal) noteer je de ene grootheid en op de y-as (verticaal) noteer je de
andere grootheid. Afspraak is dat je bij de benaming van de grafiek de grootheid
op de y-as als eerste noemt.
De vuistregels van een schatting:
- Een fietser fietst ongeveer 20 km/h
- Wandeltempo is ongeveer 4 km/h
- Snelwandelen is 6 km/h
- Een deur is ongeveer 2 m hoog
- Een man is ongeveer 1,8 m
In het dagelijks leven meten we temperatuur (t, of als in de tekst t als tijd wordt
gebruikt) in graden Celsius (C). In natuurkunde gebruiken we de absolute
temperatuur (T) met als eenheid kelvin (K).
- 0K is het absolute nulpunt
- 0K is -273,15 C
Formule:
T = t + 273,15
t = T – 273,15
De ‘streepjes’ op de Celsiusschaal staan even ver uit elkaar als op de
Kelvinschaal, bij temperatuurverandering hoef je dus nooit om te rekenen van
graden naar kelvin of andersom.