3.1 De opbouw van de aarde
De aarde is constant in beweging en verandert daardoor ook steeds weer. De processen
hierachter worden door mensen die onderzoek doen naar de aarde zelf maar waarbij ze ook
de hydrosfeer (al het water op aarde) en de atmosfeer bestudeerd, dit noemen we ook wel
aardwetenschap. Zo onderzoek men bij geomorfologie hoe landschappen zich vormen en
welke natuurlijke processen daarvoor verantwoordelijk zijn in de loop van miljoenen jaren.
De aarde is 4,5 miljard jaar oud. Om de hele geschiedenis van de aarde te bestuderen
maken we gebruik van een geologische tijdschaal (atlas 238e). Hierin is de geschiedenis
van de aarde in geologische tijdperken verdeeld. Aardwetenschappers gebruiken o.a
natuurkundige en geografische kennis om oude of langzame processen te begrijpen. Het
actualiteitsprincipe stelt dat processen in het verleden hetzelfde verliepen als nu.
Aardbevingsgolven die door de aarde gaan, worden wereldwijd geregistreerd. Hun snelheid
en richting worden beïnvloed door eigenschappen van gesteente, zoals temperatuur,
dichtheid en vloeibaarheid. Door gegevens van duizenden aardbevingen te analyseren
wordt de opbouw van de aarde (bestaat uit een aantal lagen) bepaald. Je kan hierbij kijken
naar de chemische samenstelling van de verschillende lagen (welke materialen zitten in
iedere laag) of naar de fysische samenstelling van de lagen (hardheid van de lagen).
● De afstand is ruim 6300 km naar de kern toe. De aardkern bestaat uit ijzer en
radioactieve elementen zoals uranium en nikkel, dat warmte produceert. De
temperatuur is hier ong. 5000 graden. De aardkern (binnenkern) bestaat uit vast
materiaal, omdat de bovenliggende lagen zorgen dat druk in de aardkern vele malen
hoger is. In de buitenkern is de druk lager waardoor het gesteente hier vloeibaar is.
● Om de kern ligt een laag met veel magnesium en ijzerrijk gesteente, wat we de
aardmantel noemen. De binnenmantel (mesosfeer) wordt door de aardkern
verwarmd. Het gesteente is hier niet gesmolten. Dit gesteente beweegt zich
langzaam voort, ivm een lepel stroop (stroperig/hoge viscositeit). Zo wordt de warmte
langzaam naar het aardoppervlak getransporteerd. De buitenmantel of asthenosfeer
is plastisch en voor een deel gesmolten, doordat de druk richting het aardoppervlak
afneemt In de aardmantel vinden er convectiestromingen plaats, waardoor er
platentektoniek ontstaat.
● De lithosfeer (al het vaste gesteente boven de asthenosfeer) is de buitenste laag die
bestaat uit vast gesteente en omvat het buitenste vaste deel van de mantel en de
aardkorst. De aardkorst bestaat uit licht gesteente ivm de aardmantel. De
oceanische korst is dunner (8 km) dan de continentale korst (40 km).
, De zwaarste nazcaplaat (oceanisch) duikt onder de lichtere Zuid-Amerikaanse plaat
(continentaal). De nazca plaat duikt de mantel in en smelt waar er op de continentale korst
naast gebergte ook vulkanisme voorkomt.
De oceanische korst vormt het grootste deel van de aardkorst en ligt gemiddeld 4 km lager
dan de continentale korst. Dit komt omdat de samenstelling van beide korsten verschillend
is. De oceanische korst is gemaakt van zwaar basalt en heeft een hogere dichtheid dan
continentale korst, die vooral uit lichter graniet bestaat. Hierdoor ligt de oceanische korst
lager. Basalt en graniet zijn beide stollingsgesteenten. Basalt is daarentegen
uitvloeiings/vulkanisch gesteente en graniet dieptegesteente waardoor er kristalvorming
mogelijk is. De oceanische korst heeft hoogteverschillen. Zoals in de Atlantische Oceaan
met mid-oceanische ruggen, ook wel onderwaterbergte. De oceaan is daar minder diep en
de platen bewegen hier uit elkaar. Langs de randen van de oceanische korst, zoals in de
Grote Oceaan, liggen diepe kloven, de troggen. De oceanische korst komt in botsing met
een continentale plaat. Ze gaan dus naar elkaar toe. (convergent/subductie)
3.2 Platentektoniek
De meeste aardplaten bestaan zowel uit continentale als oceanische korst. Aardkorstplaten
bewegen op drie manieren ten opzichte van elkaar:
1. Bij divergente plaatgrenzen bewegen de platen uit elkaar. Magma gaat stollen in de
scheur/opening vanuit de mantel als het in aanraking komt met de oceaan, waardoor
er op die plek nu een nieuwe oceaanbodem wordt gevormd en een mid-oceanische
rug (spreidingszone) ontstaat. (onderwater-, vulkanen, gebergte en aardbevingen)
2. Bij convergente plaatgrenzen botsen de platen. De aardkorstplaten bewegen naar
elkaar toe. Bij subductie duikt de zware oceanische plaat onder de lichte
continentale plaat. De oceanische plaat duikt de mantel in en vormt hierbij een
diepzeetrog. Het magma wat dan ontstaat heeft een lagere dichtheid dan de mantel
en stijgt. Ook bij oceanische platen vindt subductie plaats doordat een van de platen
ouder is en dus zwaarder. Ook twee continentale korsten kunnen botsen. Er is dan
geen subductie. De korst wordt samengedrukt en geplooid tot een hooggebergte
(Himalaya en Alpen). (Aardbevingen, vulkanen en gebergten ontstaan)
3. Bij transforme plaatgrenzen bewegen platen langs elkaar, soms met verschillende
snelheden in dezelfde richting of in tegengestelde richting, zoals de San Andreas
Breuk in Californië. (Aardbevingen)
De aarde is constant in beweging en verandert daardoor ook steeds weer. De processen
hierachter worden door mensen die onderzoek doen naar de aarde zelf maar waarbij ze ook
de hydrosfeer (al het water op aarde) en de atmosfeer bestudeerd, dit noemen we ook wel
aardwetenschap. Zo onderzoek men bij geomorfologie hoe landschappen zich vormen en
welke natuurlijke processen daarvoor verantwoordelijk zijn in de loop van miljoenen jaren.
De aarde is 4,5 miljard jaar oud. Om de hele geschiedenis van de aarde te bestuderen
maken we gebruik van een geologische tijdschaal (atlas 238e). Hierin is de geschiedenis
van de aarde in geologische tijdperken verdeeld. Aardwetenschappers gebruiken o.a
natuurkundige en geografische kennis om oude of langzame processen te begrijpen. Het
actualiteitsprincipe stelt dat processen in het verleden hetzelfde verliepen als nu.
Aardbevingsgolven die door de aarde gaan, worden wereldwijd geregistreerd. Hun snelheid
en richting worden beïnvloed door eigenschappen van gesteente, zoals temperatuur,
dichtheid en vloeibaarheid. Door gegevens van duizenden aardbevingen te analyseren
wordt de opbouw van de aarde (bestaat uit een aantal lagen) bepaald. Je kan hierbij kijken
naar de chemische samenstelling van de verschillende lagen (welke materialen zitten in
iedere laag) of naar de fysische samenstelling van de lagen (hardheid van de lagen).
● De afstand is ruim 6300 km naar de kern toe. De aardkern bestaat uit ijzer en
radioactieve elementen zoals uranium en nikkel, dat warmte produceert. De
temperatuur is hier ong. 5000 graden. De aardkern (binnenkern) bestaat uit vast
materiaal, omdat de bovenliggende lagen zorgen dat druk in de aardkern vele malen
hoger is. In de buitenkern is de druk lager waardoor het gesteente hier vloeibaar is.
● Om de kern ligt een laag met veel magnesium en ijzerrijk gesteente, wat we de
aardmantel noemen. De binnenmantel (mesosfeer) wordt door de aardkern
verwarmd. Het gesteente is hier niet gesmolten. Dit gesteente beweegt zich
langzaam voort, ivm een lepel stroop (stroperig/hoge viscositeit). Zo wordt de warmte
langzaam naar het aardoppervlak getransporteerd. De buitenmantel of asthenosfeer
is plastisch en voor een deel gesmolten, doordat de druk richting het aardoppervlak
afneemt In de aardmantel vinden er convectiestromingen plaats, waardoor er
platentektoniek ontstaat.
● De lithosfeer (al het vaste gesteente boven de asthenosfeer) is de buitenste laag die
bestaat uit vast gesteente en omvat het buitenste vaste deel van de mantel en de
aardkorst. De aardkorst bestaat uit licht gesteente ivm de aardmantel. De
oceanische korst is dunner (8 km) dan de continentale korst (40 km).
, De zwaarste nazcaplaat (oceanisch) duikt onder de lichtere Zuid-Amerikaanse plaat
(continentaal). De nazca plaat duikt de mantel in en smelt waar er op de continentale korst
naast gebergte ook vulkanisme voorkomt.
De oceanische korst vormt het grootste deel van de aardkorst en ligt gemiddeld 4 km lager
dan de continentale korst. Dit komt omdat de samenstelling van beide korsten verschillend
is. De oceanische korst is gemaakt van zwaar basalt en heeft een hogere dichtheid dan
continentale korst, die vooral uit lichter graniet bestaat. Hierdoor ligt de oceanische korst
lager. Basalt en graniet zijn beide stollingsgesteenten. Basalt is daarentegen
uitvloeiings/vulkanisch gesteente en graniet dieptegesteente waardoor er kristalvorming
mogelijk is. De oceanische korst heeft hoogteverschillen. Zoals in de Atlantische Oceaan
met mid-oceanische ruggen, ook wel onderwaterbergte. De oceaan is daar minder diep en
de platen bewegen hier uit elkaar. Langs de randen van de oceanische korst, zoals in de
Grote Oceaan, liggen diepe kloven, de troggen. De oceanische korst komt in botsing met
een continentale plaat. Ze gaan dus naar elkaar toe. (convergent/subductie)
3.2 Platentektoniek
De meeste aardplaten bestaan zowel uit continentale als oceanische korst. Aardkorstplaten
bewegen op drie manieren ten opzichte van elkaar:
1. Bij divergente plaatgrenzen bewegen de platen uit elkaar. Magma gaat stollen in de
scheur/opening vanuit de mantel als het in aanraking komt met de oceaan, waardoor
er op die plek nu een nieuwe oceaanbodem wordt gevormd en een mid-oceanische
rug (spreidingszone) ontstaat. (onderwater-, vulkanen, gebergte en aardbevingen)
2. Bij convergente plaatgrenzen botsen de platen. De aardkorstplaten bewegen naar
elkaar toe. Bij subductie duikt de zware oceanische plaat onder de lichte
continentale plaat. De oceanische plaat duikt de mantel in en vormt hierbij een
diepzeetrog. Het magma wat dan ontstaat heeft een lagere dichtheid dan de mantel
en stijgt. Ook bij oceanische platen vindt subductie plaats doordat een van de platen
ouder is en dus zwaarder. Ook twee continentale korsten kunnen botsen. Er is dan
geen subductie. De korst wordt samengedrukt en geplooid tot een hooggebergte
(Himalaya en Alpen). (Aardbevingen, vulkanen en gebergten ontstaan)
3. Bij transforme plaatgrenzen bewegen platen langs elkaar, soms met verschillende
snelheden in dezelfde richting of in tegengestelde richting, zoals de San Andreas
Breuk in Californië. (Aardbevingen)