Samenvatting kennis deeltentamen 1 blok 3
Inhoud
Samenvatting kennis deeltentamen 1 blok 3 ............................................................................... 1
College 2 Het rationele perspectief: inleiding ....................................................................... 2
Werkgroep 1 Het rationele perspectief: inleiding .................................................................. 4
College 3 Het politieke perspectief: inleiding ....................................................................... 4
Werkgroep 2 Het politieke perspectief: inleiding .................................................................. 6
College 4 Het interpretatieve perspectief: inleiding .............................................................. 7
College 5 Het rationele perspectief: toepassing ................................................................... 8
Werkgroep 4 Het rationele perspectief: toepassing .............................................................. 9
College 7 Het interpretatieve perspectief: toepassing .......................................................... 9
Werkgroep 6 ....................................................................................................................... 10
College 8 ............................................................................................................................ 10
College 1, werkgroep 3, college 6, werkgroep 5 .................................................................. 11
, College 2 Het rationele perspectief: inleiding
Het rationele perspectief op organisaties ziet organisaties als een soort machines: een set van
logisch geselecteerde en op elkaar afgestemde onderdelen die een gezamenlijk doel dienen.
Volgens dit perspectief werken organisaties volgens logische principes. O.b.v. een logisch
ontwerp kan de effectiviteit en efficiëntie van organisaties worden geoptimaliseerd.
Uitgangspunt daarbij is dat menselijk gedrag te verklaren, te voorspellen en daarmee te sturen
is. O.b.v. dit perspectief kan in principe naar alle aspecten van organisaties gekeken worden:
structuur, cultuur, technologie, logistieke en financiële sturing etc.
Er zijn verschillende elementen van een organisatie:
Sociale structuur:
- Formeel: regels, procedures, hiërarchie.
- Informeel: relatie tussen mensen, interactie, samenwerking.
Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap.
Doelen: doel van de organisatie = doel van mensen, conflict.
Technologie: instrumenten, machines, apparatuur.
Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners.
Bij taakverruiming worden meer van dezelfde taken opgediend. De taken blijven hetzelfde, maar
de hoeveelheid wordt meer (bijv. meer patiënten/uren). Bij taakspecialisatie focus je op één
taak en krijg je specifieke bevoegdheden. Bij een horizontale verschuiving krijgt iemand andere
soort taken op hetzelfde niveau, bij een verticale verschuiving is er sprake van verschuiving van
taken met bevoegdheid.
Horizontale taakverruiming: een verpleegkundige die bij het verzorgen van patiënten meer uren
draait van het verzorgen van patiënten.
Verticale taakverruiming: een verpleegkundige die naast patiëntenzorg ook kleine medische
handelingen mag uitvoeren, zoals het toedienen van injecties.
Horizontale taakspecialisatie: een verpleegkundige die zich alleen nog bezighoudt met
cardiologie in plaats van meerdere specialismen.
Verticale taakspecialisatie: een verpleegkundige die zich specialiseert tot verpleegkundig
specialist en bepaalde medische handelingen mag overnemen van een arts/bevoegdheid en
zeggenschap krijgt van een arts..
Er zijn nu meerdere mensen met meerdere taken. Deze mensen hebben elkaar wel nodig om
producten te maken. Er zijn verschillende coördinatiemechanismen:
Onderlinge aanpassing: overleggen met elkaar tijdens het werk.
Standaardisatie:
- …van werkprocessen: er worden protocollen opgesteld voor een werkproces.
- …van output: er worden afspraken gemaakt over het eindproduct, het werkproces mag
je zelf invullen.
- …van kennis en vaardigheden: standaardisatie is ingebouwd tijdens de opleiding.
Direct toezicht: er is een baas aanwezig die besluit over hoe het werk van anderen
gecoördineerd moet worden.
Kennis die nodig is om te coördineren, komt voor als expliciete en impliciete kennis. Expliciete
kennis is de kennis die je kan standaardiseren, oftewel die gemakkelijk systematisch te
documenteren is (medisch protocol, handleiding van een MRI-scanner). Kennis waarbij dit niet
kan, is impliciete kennis. Dit zijn dingen die je vaak moet oefenen (handelen bij complicaties,
patiënten gerust stellen). Impliciete kennis is erg belangrijk in de gezondheidszorg.
Inhoud
Samenvatting kennis deeltentamen 1 blok 3 ............................................................................... 1
College 2 Het rationele perspectief: inleiding ....................................................................... 2
Werkgroep 1 Het rationele perspectief: inleiding .................................................................. 4
College 3 Het politieke perspectief: inleiding ....................................................................... 4
Werkgroep 2 Het politieke perspectief: inleiding .................................................................. 6
College 4 Het interpretatieve perspectief: inleiding .............................................................. 7
College 5 Het rationele perspectief: toepassing ................................................................... 8
Werkgroep 4 Het rationele perspectief: toepassing .............................................................. 9
College 7 Het interpretatieve perspectief: toepassing .......................................................... 9
Werkgroep 6 ....................................................................................................................... 10
College 8 ............................................................................................................................ 10
College 1, werkgroep 3, college 6, werkgroep 5 .................................................................. 11
, College 2 Het rationele perspectief: inleiding
Het rationele perspectief op organisaties ziet organisaties als een soort machines: een set van
logisch geselecteerde en op elkaar afgestemde onderdelen die een gezamenlijk doel dienen.
Volgens dit perspectief werken organisaties volgens logische principes. O.b.v. een logisch
ontwerp kan de effectiviteit en efficiëntie van organisaties worden geoptimaliseerd.
Uitgangspunt daarbij is dat menselijk gedrag te verklaren, te voorspellen en daarmee te sturen
is. O.b.v. dit perspectief kan in principe naar alle aspecten van organisaties gekeken worden:
structuur, cultuur, technologie, logistieke en financiële sturing etc.
Er zijn verschillende elementen van een organisatie:
Sociale structuur:
- Formeel: regels, procedures, hiërarchie.
- Informeel: relatie tussen mensen, interactie, samenwerking.
Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap.
Doelen: doel van de organisatie = doel van mensen, conflict.
Technologie: instrumenten, machines, apparatuur.
Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners.
Bij taakverruiming worden meer van dezelfde taken opgediend. De taken blijven hetzelfde, maar
de hoeveelheid wordt meer (bijv. meer patiënten/uren). Bij taakspecialisatie focus je op één
taak en krijg je specifieke bevoegdheden. Bij een horizontale verschuiving krijgt iemand andere
soort taken op hetzelfde niveau, bij een verticale verschuiving is er sprake van verschuiving van
taken met bevoegdheid.
Horizontale taakverruiming: een verpleegkundige die bij het verzorgen van patiënten meer uren
draait van het verzorgen van patiënten.
Verticale taakverruiming: een verpleegkundige die naast patiëntenzorg ook kleine medische
handelingen mag uitvoeren, zoals het toedienen van injecties.
Horizontale taakspecialisatie: een verpleegkundige die zich alleen nog bezighoudt met
cardiologie in plaats van meerdere specialismen.
Verticale taakspecialisatie: een verpleegkundige die zich specialiseert tot verpleegkundig
specialist en bepaalde medische handelingen mag overnemen van een arts/bevoegdheid en
zeggenschap krijgt van een arts..
Er zijn nu meerdere mensen met meerdere taken. Deze mensen hebben elkaar wel nodig om
producten te maken. Er zijn verschillende coördinatiemechanismen:
Onderlinge aanpassing: overleggen met elkaar tijdens het werk.
Standaardisatie:
- …van werkprocessen: er worden protocollen opgesteld voor een werkproces.
- …van output: er worden afspraken gemaakt over het eindproduct, het werkproces mag
je zelf invullen.
- …van kennis en vaardigheden: standaardisatie is ingebouwd tijdens de opleiding.
Direct toezicht: er is een baas aanwezig die besluit over hoe het werk van anderen
gecoördineerd moet worden.
Kennis die nodig is om te coördineren, komt voor als expliciete en impliciete kennis. Expliciete
kennis is de kennis die je kan standaardiseren, oftewel die gemakkelijk systematisch te
documenteren is (medisch protocol, handleiding van een MRI-scanner). Kennis waarbij dit niet
kan, is impliciete kennis. Dit zijn dingen die je vaak moet oefenen (handelen bij complicaties,
patiënten gerust stellen). Impliciete kennis is erg belangrijk in de gezondheidszorg.