Cognitieve en taalontwikkeling begrippenlijst
Radboud Universiteit – Pedagogische wetenschappen (2024-2025)
Taalontwikkeling:
Woordenschat: Het totaal aan woordvormen en hun betekenissen
waarover iemand beschikt
Morfologie: De regels in een taal die voorschrijven hoe woorden kunnen
worden gevormd d.m.v. verbuiging en vervoeging
Syntaxis: De regels in een taal die voorschrijven hoe woorden tot zinnen
samengevoegd kunnen worden
Pragmatiek: De manier waarop taal gebruikt wordt binnen een sociale
context
Metalinguïstische vaardigheid: De vaardigheid om over taal na te denken
Werkwoord: Een syntactische categorie van woorden die verwijst naar
acties (inclusief toestanden en gewaarwordingen)
Taalwetenschap: De wetenschap die zich bezighoudt met taal als een
universeel fenomeen
Communicatie: Intentioneel informatie overbrengen aan anderen
Statistisch leren: De vaardigheid om patronen in taal te leren
Taalvermogen – breed: Die aspecten van onze biologische capaciteit om
taal te verwerven die gedeeld zijn met andere dieren
Taalvermogen – smal: Die aspecten van onze biologische capaciteit om
taal te verwerven die uniek zijn voor taal en voor mensen
Kritische periode: Een periode in de ontwikkeling waarbinnen het
zenuwstelsel van een organisme bijzonder gevoelig is voor bepaalde
prikkels uit de omgeving
Wolfskinderen: Kinderen die geïsoleerd opgegroeid en soms door dieren
grootgebracht zijn; ze hebben weinig ervaring met menselijke zorg,
menselijk gedrag en menselijke taal
Gebarentaal: Een taal waarbij hoofdzakelijk de handen (vorm, oriëntatie en
beweging van de handen) gebruikt worden om betekenis over te brengen
,Vocal-auditory channel: In taal, met uitzondering van gebarentaal, wordt
geluid via het spraakkanaal geproduceerd en komt dit via het gehoor
binnen
Broadcast transmission and directional reception: Wanneer taal wordt
geuit kan de ontvanger achterhalen waar dit vandaan komt
Rapid fading: Taal is vluchtig en verdwijnt kort nadat het is geproduceerd
Interchangeability: Bij taal kunnen de rollen van zender en ontvanger
worden omgedraaid
Total feedback: Taalgebruikers zijn in staat om hun eigen taal te monitoren
Specialisatie: Taal wordt gebruikt om te communiceren en heeft geen
andere, biologische functie
Semanticiteit: Woorden kunnen in taal verwijzen naar specifieke objecten,
acties en ideeën
Arbitrariteit: Het idee dat de meeste woordvormen geen intrinsiek verband
houden met hun betekenis
Discreteness: Taal kan worden opgedeeld in kleine, categorische
eenheden, zoals fonemen en morfemen, die kunnen worden gecombineerd
om nieuwe betekenissen te genereren
Verplaatsing: Taal kan verwijzen naar iets dat niet fysiek aanwezig is, zoals
in een sprookje
Productiviteit: Met taal kunnen bestaande onderdelen worden
gecombineerd om een oneindig aantal nieuwe betekenissen te genereren
Traditional transmission: Taal is niet volledig aangeboren maar dient te
worden verworven in een sociale omgeving
Duality of patterning: In taal worden betekenisloze elementen, zoals
fonemen of morfemen, gecombineerd om betekenisvolle elementen,
woorden of combinaties van woorden, te vormen
Prevarication: Taal kan worden gebruikt om onwaarheden te verkondigen
Reflexiveness: Taal kan worden gebruikt om over taal zelf te praten
Learnability: Mensen kunnen naast hun moedertaal ook andere talen leren
Armoede van de stimulus: Chomsky's argument dat de talige gegevens
die kinderen feitelijk ontvangen ontoereikend zijn om syntaxis te leren
Recursie: Het optreden van een constructie als onderdeel van zichzelf
, Kort en vroeg in ontwikkeling: Wat zijn de eigenschappen van het tijdstip
van een kritische periode voor het leren van taal?
Vlak voor of bij de geboorte: Wanneer begint de kritische periode voor het
leren van taal?
Nativisme: De theorie dat concepten, mentale vermogens en mentale
structuren genetisch bepaald zijn, i.p.v. verworven worden d.m.v. leren
Lijdend voorwerp: Een grammaticaal zinsdeel dat verwijst naar die of
datgene die/wat de actie ondergaat
Behaviorisme: Binnen welke theorie wordt taal gezien als gedrag?
Skinner: Wie is de grondlegger van het behaviorisme (achternaam)?
Behaviorisme: "Taalverwerving vindt volledig plaats middels algemene
leermechanismen, zoals conditionering." Bij welke theorie hoort deze
stelling?
Klassieke conditionering: Door twee prikkels altijd tegelijk te geven, gaat
het individu de twee met elkaar associëren. Dit leermechanisme noemen
we:
Operante conditionering: Het individu wordt beloond of gestraft, zodat
hij/zij de handeling gaat associëren met iets leuks of iets vervelends. Dit
leermechanisme noemen we:
Echoic behaviour: "Kinderen leren taal door verbale uitingen van een
ander te herhalen, gevolgd door positieve bekrachtiging." Dit noemen we:
Behaviorisme: Bij welke theorie hoort echoic behaviour?
U-shaped development: Taalleerders vervoegen veelvoorkomende
werkwoorden eerst goed, daarna niet, dan weer wel. dit fenomeen
noemen we:
Faculty of language: Hoe noemt Noam Chomsky het aangeboren
taalleervermogen? Het lidwoord mag je weglaten
Aangeboren en universeel: De parameters van taal die een kind moet
leren zijn volgens Noam Chomsky:
Op basis van taalinput de taalspecifieke volgorde van parameters bepalen:
Wat moet een kind volgens het nativisme doen om taal te leren?
Kind-gerichte spraak: Een speciaal spraakregister dat door volwassenen en
oudere kinderen gebruikt wordt wanneer ze met jonge kinderen praten
Radboud Universiteit – Pedagogische wetenschappen (2024-2025)
Taalontwikkeling:
Woordenschat: Het totaal aan woordvormen en hun betekenissen
waarover iemand beschikt
Morfologie: De regels in een taal die voorschrijven hoe woorden kunnen
worden gevormd d.m.v. verbuiging en vervoeging
Syntaxis: De regels in een taal die voorschrijven hoe woorden tot zinnen
samengevoegd kunnen worden
Pragmatiek: De manier waarop taal gebruikt wordt binnen een sociale
context
Metalinguïstische vaardigheid: De vaardigheid om over taal na te denken
Werkwoord: Een syntactische categorie van woorden die verwijst naar
acties (inclusief toestanden en gewaarwordingen)
Taalwetenschap: De wetenschap die zich bezighoudt met taal als een
universeel fenomeen
Communicatie: Intentioneel informatie overbrengen aan anderen
Statistisch leren: De vaardigheid om patronen in taal te leren
Taalvermogen – breed: Die aspecten van onze biologische capaciteit om
taal te verwerven die gedeeld zijn met andere dieren
Taalvermogen – smal: Die aspecten van onze biologische capaciteit om
taal te verwerven die uniek zijn voor taal en voor mensen
Kritische periode: Een periode in de ontwikkeling waarbinnen het
zenuwstelsel van een organisme bijzonder gevoelig is voor bepaalde
prikkels uit de omgeving
Wolfskinderen: Kinderen die geïsoleerd opgegroeid en soms door dieren
grootgebracht zijn; ze hebben weinig ervaring met menselijke zorg,
menselijk gedrag en menselijke taal
Gebarentaal: Een taal waarbij hoofdzakelijk de handen (vorm, oriëntatie en
beweging van de handen) gebruikt worden om betekenis over te brengen
,Vocal-auditory channel: In taal, met uitzondering van gebarentaal, wordt
geluid via het spraakkanaal geproduceerd en komt dit via het gehoor
binnen
Broadcast transmission and directional reception: Wanneer taal wordt
geuit kan de ontvanger achterhalen waar dit vandaan komt
Rapid fading: Taal is vluchtig en verdwijnt kort nadat het is geproduceerd
Interchangeability: Bij taal kunnen de rollen van zender en ontvanger
worden omgedraaid
Total feedback: Taalgebruikers zijn in staat om hun eigen taal te monitoren
Specialisatie: Taal wordt gebruikt om te communiceren en heeft geen
andere, biologische functie
Semanticiteit: Woorden kunnen in taal verwijzen naar specifieke objecten,
acties en ideeën
Arbitrariteit: Het idee dat de meeste woordvormen geen intrinsiek verband
houden met hun betekenis
Discreteness: Taal kan worden opgedeeld in kleine, categorische
eenheden, zoals fonemen en morfemen, die kunnen worden gecombineerd
om nieuwe betekenissen te genereren
Verplaatsing: Taal kan verwijzen naar iets dat niet fysiek aanwezig is, zoals
in een sprookje
Productiviteit: Met taal kunnen bestaande onderdelen worden
gecombineerd om een oneindig aantal nieuwe betekenissen te genereren
Traditional transmission: Taal is niet volledig aangeboren maar dient te
worden verworven in een sociale omgeving
Duality of patterning: In taal worden betekenisloze elementen, zoals
fonemen of morfemen, gecombineerd om betekenisvolle elementen,
woorden of combinaties van woorden, te vormen
Prevarication: Taal kan worden gebruikt om onwaarheden te verkondigen
Reflexiveness: Taal kan worden gebruikt om over taal zelf te praten
Learnability: Mensen kunnen naast hun moedertaal ook andere talen leren
Armoede van de stimulus: Chomsky's argument dat de talige gegevens
die kinderen feitelijk ontvangen ontoereikend zijn om syntaxis te leren
Recursie: Het optreden van een constructie als onderdeel van zichzelf
, Kort en vroeg in ontwikkeling: Wat zijn de eigenschappen van het tijdstip
van een kritische periode voor het leren van taal?
Vlak voor of bij de geboorte: Wanneer begint de kritische periode voor het
leren van taal?
Nativisme: De theorie dat concepten, mentale vermogens en mentale
structuren genetisch bepaald zijn, i.p.v. verworven worden d.m.v. leren
Lijdend voorwerp: Een grammaticaal zinsdeel dat verwijst naar die of
datgene die/wat de actie ondergaat
Behaviorisme: Binnen welke theorie wordt taal gezien als gedrag?
Skinner: Wie is de grondlegger van het behaviorisme (achternaam)?
Behaviorisme: "Taalverwerving vindt volledig plaats middels algemene
leermechanismen, zoals conditionering." Bij welke theorie hoort deze
stelling?
Klassieke conditionering: Door twee prikkels altijd tegelijk te geven, gaat
het individu de twee met elkaar associëren. Dit leermechanisme noemen
we:
Operante conditionering: Het individu wordt beloond of gestraft, zodat
hij/zij de handeling gaat associëren met iets leuks of iets vervelends. Dit
leermechanisme noemen we:
Echoic behaviour: "Kinderen leren taal door verbale uitingen van een
ander te herhalen, gevolgd door positieve bekrachtiging." Dit noemen we:
Behaviorisme: Bij welke theorie hoort echoic behaviour?
U-shaped development: Taalleerders vervoegen veelvoorkomende
werkwoorden eerst goed, daarna niet, dan weer wel. dit fenomeen
noemen we:
Faculty of language: Hoe noemt Noam Chomsky het aangeboren
taalleervermogen? Het lidwoord mag je weglaten
Aangeboren en universeel: De parameters van taal die een kind moet
leren zijn volgens Noam Chomsky:
Op basis van taalinput de taalspecifieke volgorde van parameters bepalen:
Wat moet een kind volgens het nativisme doen om taal te leren?
Kind-gerichte spraak: Een speciaal spraakregister dat door volwassenen en
oudere kinderen gebruikt wordt wanneer ze met jonge kinderen praten