Begrippen zijn schuin getypt!!
Hoofstuk 3 hoe wij waarnemen
3.1 inleiding
Zintuigen leveren informatie aan onze hersenen. Ze verschaffen de input op grond waarvan er in onze
hersenen leer- en denkprocessen mogelijk worden gemaakt. We hebben die input nodig om
adequaat te kunnen functioneren.
In de loop van de evolutie zijn organismen erin geslaagd een grote verscheidenheid aan zintuigen te
ontwikkelen. De natuurlijke selectie tijdens de evolutie heeft ervoor gezorgd dat elk dier – de mens
incluis – die zintuigen heeft ontwikkeld die van belang zijn bij het overleven in de omgeving waarin hij
leeft. Verandert die omgeving dan verandert ook al de werking van de zintuigen.
3.2 war houdt het onderscheid tussen gewaarwording en waarneming in?
Waarnemen is een levensvoorwaarde.
-> perceptie: een ander woord voor waarneming.
Bij waarneming moet je denken aan:
- Gegevens en informatie die we krijgen uit de wereld om ons heen.
- Permanent informatie vanuit ons lichaam
Je hebt waarneming van de buitenwereld:
- Dit is de wereld of werkelijkheid ‘om’ ons heen. De wereld nemen we vooral waar met onze
bekendste en belangrijkste zintuigen: ogen, oren, neus, tong.
Je hebt waarneming van de binnenwereld:
- Dat is wat ‘in’ ons is: onze spieren, ingewanden, klieren en organen. Binnen en buitenwereld
worden gescheiden door onze huis. We hebben zintuigen om onze binnenwereld waar te
nemen.
Het activeren van onze zintuigen door ‘prikkels’ wordt gewaarwording genoemd. De prikkels zijn in
eerste instantie een ‘enorme chaos’. In die chaos brengen onze hersenen orde aan door prikkels te
selecteren, te ordenen en er betekenis aan te verlenen.
Dit innerlijke proces wordt waarneming genoemd.
Waarneming: het organiseren, identificeren en interpreteren in en door onze hersenen van de
zintuiglijke prikkels met als doel het begrijpen van de omgeving. Het gaat heel vaak automatisch en
onbewust.
,Om iets te kunnen waarnemen moet je eerst gewaarworden. We gebruiken hierbij zintuigen die ons
in staat stellen allerlei prikkels op te vangen.
Zintuigen hebben receptoren. Elk zintuig wordt in een bepaald deel van de hersenen aangestuurd en
daar worden ook de binnenkomende prikkels geïnterpreteerd de zintuigen met de receptoren samen
met het bijbehorend hersendeel worden een zintuigensysteem genoemd.
Receptoren: gespecialiseerde cellen die gevoelig zijn voor een specifieke prikkel. Als zij actief
worden, zenden ze een signaal naar de hersenen.
Zintuigensysteem: de combinatie van een zintuigorgaan (zoals het oog) en het bijbehorende
deel van de hersenschors waar de prikkels (zoals de visuele prikkels) geregistreerd en
geïnterpreteerd worden.
We hebben 5 zintuigen die informatie geven over de buitenwereld. Elk zintuig, bij mens en dier,
vervult een essentiële functie bij het overleven. Het is dan ook niet voor niets dat wij spreken van
gehandicapt zijn als een of meer zintuigen uitvallen.
3.3 wat is waarnemen
Een eenvoudige omschrijving luidt dat waarnemen het zich bewust worden is van dat wat de
zintuigen beroert.
Bij een betekenisvolle waarneming kun je meestal een woord verbinden aan wat je ziet.
We kunnen dan ook concluderen dat bij waarnemingsprocessen het eerder geleerde en daarmee de
culturele achtergrond van de waarnemer, een grote rol speelt
subjectieve psychologische ervaring: slaat op het verschijnsel dat in een bepaalde situatie waar
meerdere mensen zijn, elke aanwezige persoon verschillende dingen zullen opvallen.
3.3.1 de spiegeltheorie
spiegeltheorie: hierbij wordt gesteld dat wat wij waarnemen een correcte weergave (afspiegeling) is
van de werkelijkheid.
- De waarnemer wordt als passief gezien net als dat een spiegel dat is.
- De wereld om ons heen bepaalt wat we waarnemen.
- Wat we waarnemen zou een juiste afspiegeling zijn van de werkelijkheid.
- Objectieve kenmerken van de waarneming staan centraal van de buitenwereld.
De meeste mensen gaan ervan uit dat wat je waarneemt ook waar is.
,3.3.2 de sleuteltheorie
Sleuteltheorie: hierbij wordt gesteld dat wat wij waarnemen, wordt bepaald door kenmerken van de
werkelijkheid en kenmerken van de waarnemer. Iemand die neemt alleen waar wat hij nodig heeft,
fijn of juist angstaanjagend vindt.
- De interpretatie van de waarnemer staat centraal.
- Niet alleen het waargenomen ( de ‘werkelijkheid’) bepaalt wat wij waarnemen, maar ook de
kenmerken van diegene die waarneemt.
- Onze omgeving zendt informatie uit in bepaalde vormen, zoals geluidsgolven en
elektromagnetische golven; de waarnemer ‘vertaalt’ en interpreteert deze gegevens.
- In deze theorie maakt men bij het waarnemen onderscheid tussen primaire en secundaire
eigenschappen van het waargenomen.
Primaire eigenschappen:
De primaire eigenschappen van de werkelijkheid zijn de ‘echte’ of ‘objectieve’
eigenschappen. Ze zijn meestal in cijfers uit te drukken.
Secundaire eigenschappen:
De secundaire eigenschappen van de werkelijkheid zijn die eigenschappen die de waarnemer
ervaart. Dit zijn niet de ‘objectieve’ maar juist de subjectieve of relationele eigenschappen.
Deze ontstaan pas in de mens tijdens het waarnemingsproces.
- Waarnemer krijgt actieve rol
In de zienswijze van de sleuteltheorie worden de kenmerken van de waarnemer en het waargenomen
met elkaar verbonden. Er wordt één geheel van gemaakt, er wordt een waarneming geconstrueerd.
‘Zoals het slot en de sleutel bijeen en bij elkaar passen, zo wordt de wereld ontsloten.
De sleuteltheorie vind haar oorsprong in de biologie en de evolutietheorie
Evolutietheorie: de natuurwetenschappelijke of biologische verklaring voor de evolutie (of
ontwikkeling) van het leven op aarde en het ontstaan en uitsterven van soorten organismen
op aarde. Ze beschrijft het proces waarbij erfelijke eigenschappen binnen een populatie van
organismen veranderen in de loop van de generaties als gevolg van genetische variatie,
voortplanting en natuurlijke selectie. Een van de grondleggers van de theorie is Charles
Darwin
- Aanhangers beweren dat elke diersoort en dus ook de mens een eigen manier van
waarnemen heeft, een manier die past als een sleutel op een slot.
De conclusie van de sleuteltheorie is dat wij (en elke diersoort) niet dé werkelijkheid waarnemen,
maar wel dat elke diersoort, de mens incluis, toegang krijgt tot die aspecten van de wereld die voor
hem van belang zijn.
, 3.4 welke processen spelen een rol bij onze waarneming?
Er zijn een aantal processen die een rol spelen bij het tot stand komen van waarneming:
1. Selectiviteit
2. Adaptie
3. Relativiteit
3.4.1 selectiviteit
Selectiviteit: 1 van de waarnemingsprocessen. Het slaat op ons vermogen om binnenkomende
prikkels te ordenen en al naargelang het belang, er aandacht aan te besten of juist te negeren
- Niet alles is de moeite waard om te verwerken. daarom maken zintuigen en de bijbehorende
hersendelen tijdens het proces van waarnemen keuzes; dit gaat meestal automatisch en
onbewust.
- He t overgrote deel van de prikkels die onze zintuigen opvangen wordt automatisch verwerkt
en komt niet in ons bewustzijn terecht.
- Zelfs bij wat we bewust waarnemen, passen we een selectie toe. Deze selectie is afhankelijk
van de kenmerken van het organisme.
Bij selectiviteit spelen 2 processen een rol: adaptatie en relativiteit.
3.4.2 Adaptatie
Adaptatie of aanpassen: dit is een manier bij waarnemen om te selecteren tussen alle prikkels die
onze zintuigen bereiken. Onze zintuigen passen zich aan, aan prikkels die stabiel blijven. Die nemen
we na enige tijd niet meer waar.
- Iets wat steeds hetzelfde blijft nemen wij nauwelijks waar.
- Veranderingen merken we direct op.
- Adaptatie aan een constant geluid, beeld of geur is een onbewust en automatisch proces, we
nemen niet zelf een beslissing om dat te doen.
3.4.3 relativiteit
Relativiteit: het slaat op het verschijnsel dat wij geen ‘objectieve’ aspecten van de werkelijkheid
waarnemen, maar altijd vergelijkingen tussen objecten of tussen situaties.
- Als we iets waarnemen doen we dat ten opzichte van iets anders.
- Wat wij waarnemen zijn de relaties tussen twee of meer aspecten. -> wij nemen
verhoudingen waar.
- Dat wij vooral veranderingen waarnemen, heeft tot gevolg dat heel geleidelijke
veranderingen niet opgemerkt worden.