Inleiding, Wisselwerkingsprocessen,
Kernenergiewet, Vervals-wijzen, SD-
rekenen, Lineïeke/Massieke-verzwakking
coëfficiënt, Kerma, Dracht en soorten
Detectoren.
Hogeschool
Inholland
MBRT
JAAR 1
Pagina 1 van 41
,Periode 1
Massagetal/atoommassa (A):
Protonen + neutronen.
Atoomnummer (Z):
Protonen (geeft de chemische eigenschappen aan), bepaalt het element.
Desintegratie:
Het vervallen van een radioactief atoom (onder uitstoting van nucleonen) naar
een nieuw atoom.
(Iso = hetzelfde)
Isotopen:
Atomen met gelijk aantal protonen (p), maar verschillend aantal neutronen (n),
identieke chemische eigenschappen (zelfde element) en verschillen in
stabiliteit kern.
Voorbeeld: F-18, F-19, F-20.
Isotonen:
Atomen met gelijk aantal neutronen (n), maar verschillend aantal protonen (p),
verschillende chemische eigenschapen (verschillende elementen).
Voorbeeld: Po-210, Bi-209, Pb-208.
Isobaren:
Atomen met een gelijk aantal kerndeeltjes (p + n), maar verschillend aantal
protonen (p) en neutronen (n) en verschillende chemische eigenschappen
(verschillende elementen).
Voorbeeld: Cl-40, Ar-40, K-40.
Isomeren:
Atomen met gelijk aantal kerndeeltjes (p + n), maar verschillende energie (e)
(zenden vaak gammastraling uit) en identieke chemische eigenschappen
(zelfde element).
Voorbeeld: Tc-99m Tc-99.
Krachten van de natuur (Niet zo belangrijk)
Sterke kernkracht:
Aantrekkende kracht tussen kerndeeltjes, zorgt voor stabiliteit in de kern.
Zwakke kernkracht.
Elektromagnetische (EM) kracht:
Protonen (positief geladen) stoten elkaar af, neutronen (geen lading) tussen
de protonen voorkomen dat.
Zwaartekracht.
Pagina 2 van 41
, Instabiele kern:
Een onjuiste verhouding tussen protonen en neutronen in een kern. Een te grote
kern (te veel kerndeeltjes) zorgt voor instabiliteit. Hier vindt een vervalproces plaats
dat gepaard gaat met het uitzenden van straling (deeltjes- en/of EM-straling).
Instabiel door te veel neutronen: Negatief bètaverval.
Instabiel door te veel protonen: Positief bètaverval.
Buisspanning kV (kilo Volt)
o De spanning tussen anode en kathode.
o Hoe hoger het kV, hoe hoger de kinetische energie van de elektronen.
o Hoe hoger het kV, hoe hoger de energie van de röntgenstraling (hardere straling).
Buislading mAs (milli Ampere per seconde)
o Elektrische lading, is het aantal elektronen dat van de kathode naar de anode
‘stroomt.’
o Hoe hoger de elektrische lading, hoe meer elektronen naar de anode stromen.
o Hoe hoger de elektrische lading, hoe meer röntgenstraling ontstaat.
Radicaal:
Een radicaal is een atoom (of molecuul) met een ongepaard elektron en
zonder elektrische lading.
Elektronen bewegen in schillen (v.b. K-schil) om een atoom heen. Elektronen zitten
in elektronenparen, dit houdt in dat in de K-schil zich 2 elektronen bevinden en dus 1
elektronenpaar. Wanneer een elektron alleen is (geen paar vormt) noemt men dat
een radicaal.
Het aantal elektronen in een schil:
o Formule: 2 x n^2
n: geeft aan welke schil het is, dus de K-schil = 1 en de L-schil = 2
o Uitzondering: In de buitenste schil zitten hoogstens 8 elektronen.
Excitatie:
Definitie: Opname van energie (v.b. foton) door een baanelektron, waarna hij
zich verplaatst naar een meer naar buitengelegen schil (K L).
o Elektron in hoger energieniveau, atoom in aangeslagen toestand.
o Excitatie * Excitatie-energie = E1 - E2
Ionisatie
Definitie: Atoom gaat van een neutrale toestand naar geladen toestand.
o Elektron neemt energie (v.b. foton) op die hoger is dan zijn bindingsenergie,
waarna hij vrij van zijn schil komt en vrij van het atoom. Het atoom is nu
geïoniseerd (heeft een elektrische lading gekregen, in dit geval +1).
o Ionisatie *Ionisatie-energie = E1
Radiobiologische effecten (Later pas echt belangrijk).
Pagina 3 van 41