Geschiedenis van Nederland
Van de opstand tot heden
Hoofdstuk 5: Van Restauratie naar het liberale tijdperk (1813-1917)
Inleiding
Tijdens het congres van Wenen (1814-1815) kwam het Verenigd Koninkrijk tot stand: de
vroegere Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden werden samengevoegd tot een koninkrijk
onder koning Willem I. Ondanks een deels geslaagde integratie scheurde het koninkrijk na
de Belgische Opstand van 1830. Het zou tot 1839 duren tot Nederland de Belgische
afscheiding zou accepteren. Willem II volgde in 1840 zijn vader op en liet in 1848 uit angst
voor revolutie een liberale grondwetswijziging doorvoeren. Geleidelijk ontwikkelde
Nederland zich tot een liberale staat. Vanaf de jaren 1870 werden er ook politieke partijen
opgericht. De ontwikkelingen die zij besproken liepen uiteindelijk uit in de
grondwetswijziging van 1917.
Kenmerkend voor de economische ontwikkeling in de 19 e eeuw was de relatief late en
trage industrialisatie. Vanaf 1870 komt Nederland in een fase van moderne economische
groei met structurele veranderingen. In de internationale betrekkingen was Nederland na
het mislukte experiment van het Verenigd Koninkrijk weer een klein land geworden met een
bescheiden positie op het Europese continent. Ten slotte werd de 19 e eeuw gekenmerkt
door een voortschrijdend proces van nationale eenwording. Nadat in 1795 de federale
republiek ten onder was gegaan en de eenheidsstaat tot stand was gekomen, kwam een
politiek en economisch moderniseringsproces op gang, dat ook de natievorming in een
stroomversnelling bracht.
Het mislukte experiment: het Verenigd Koninkrijk (1815-1830)
Het begrip ‘Restauratie’ suggereert dat de erfenis van de Franse Revolutie en de
napoleontische tijd was weggevaagd en er sprake was van grote continuïteit met de jaren
daarvoor. Wat plaatsvond was de vorming van een nieuw staatsbestel dat juist
fundamenteel van die vroegere politieke structuur verschilde. Zo veranderde bijvoorbeeld
de Staten-Generaal: hierin zaten nu volksvertegenwoordigers in plaats van afgevaardigden
uit de provincies. Ook bestond de Staten-Generaal voortaan uit een Tweede en een Eerste
Kamer, waarbij de Tweede Kamer de voortzetting vormde van de vroegere
volksvertegenwoordiging. Terwijl de grondwet eind maart 1814 in werking trad, ging achter
de schermen de aandacht van Willem I vooral uit naar de buitenlandse-politiek. Behalve het
terugkrijgen van het koloniale gebied dat aan de Britten verloren was geraakt, streefde hij
ook naar gebiedsuitbreiding. Hoezeer de totstandkoming van het Verenigd Koninkrijk ook
werd gepresenteerd als een bijdrage aan de vrede en orde op het continent, was er geen
saamhorigheidsgevoel tussen Noord en Zuid.
Op het gebied van onderwijs was Willem I stellig. Het onderwijs diende natuurlijk ook
christelijke deugden aan te kweken, maar deze moesten algemeen van aard zijn en niet
confessioneel gebonden. Daarmee lag de kerkelijke zelfstandigheid op onderwijsgebied aan
de banden, en juist daartegen kwam verzet van de katholieke kerk in het Zuiden. Voor
Willem I waren de kerken autonoom wat de leer betrof, maar zij dienden wel
regeringsgetrouw te zijn en bij te dragen aan de opvoeding van het volk tot gematigde en
verlichte burgers.
Ook op economisch gebied ging Willem I bijzonder voortvarend te werk. Het Noorden
kwam economisch verzwakt en met een grote staatsschuld de Bataafs-Franse tijd uit. In
principe had het welvarende zuiden hier financieel mee kunnen helpen, aangezien zij er
financieel goed voor stonden. Daarbij hadden beide landsdelen elkaar goed kunnen
aanvullen. Dit betekende dat er in eerste instantie gelijke belastingen geheven moesten
worden in beide landsdelen. Maar dit zorgde ervoor dat het Zuiden steeds meer moest
boeten voor de schulden van het Noorden. Het land bracht uiteindelijk 50% van de
belastingopbrengsten op: zo vond er per jaar een aanzienlijke transfer plaats van Zuid naar
, Noord. Daarbij liep de staatschuld per jaar hoger op, tot uiteindelijk 1200 miljoen gulden in
1840.
Op het Congres van Wenen had Engeland beloofd vrijwel alle Nederlandse koloniale
gebieden weer terug te geven (die tijdens de Franse tijd onder Engels bestuur gekomen
waren). In 1816 vond de officiële overdracht plaats waarmee formeel de koloniale staat
Nederlands-Indië tot stand was gekomen. Door het Cultuurstelsel werden inheemse boeren
vanaf 1830 verplicht tot het verbouwen van gewassen die zij tegen een gering plantloon
moesten leveren. Op het hoogte punt waren de inkomsten uit Oost-Indië goed voor 31%
van het Nederlandse staatsinkomen.
Eind 1830 trok in Brussel een groep theaterbezoekers opgewonden door de stad na de
opvoering van Aubers opera La muette de Portici over een opstand in 1647 tegen Spaans
gezag. De onrust na de voorstelling mondde uit in relletjes en staatoproer. Om de orde te
herstellen, formeerde zich in Brussel en Luik een gewapende burgermacht di ede macht
aan zich trok en vervolgens politieke eisen aan de koning stelde die algemeen liberaal,
deels specifiek op de situatie in het Zuiden gericht waren. De reacties hierop van Willem I
en kroonprins Willem Frederik (Willem II) waren tegenstrijdig. Enerzijds maakte de koning
duidelijk dat hij niet wilde toegeven aan de politieke eisen. Anderzijds bleek de kroonprins
eigen ambities te hebben en te lonken naar eigen koningschap over België. De onrust
escaleerde (vooral in Brussel) en Willem Frederik werd erop af gestuurd om vrede te
herstellen. De staatgevechten duurden 3 dagen. Eind september 1830 riepen de
opstandelingen een Voorlopig Bewind in het leven. 4 oktober 1830 riep het Voorlopige
Bewind de onafhankelijkheid van België uit. In 1831 beschikte België al over een zeer
liberaal-democratische grondwet en werd de nieuwe staat een constitutionele monarchie.
Politieke stilstand en malaise (1830-1848)
De Staten-Generaal stemde in 1830 in met de scheiding van België. Hieruit ontstond wel de
vraag wat er met de grondwet van 1815 gedaan moest worden, aangezien deze betrekking
had op het Verenigd Koninkrijk. Willem I was het daarbij ook zeker niet eens met de
voorwaarden van de Conferentie van Londen (1831) over de ontbinding van het Koninkrijk.
Hij ondernam daarom een militaire expeditie naar België (tiendaagse veldtocht). In 1839
had de koning geen andere keus meer dan de afscheidingsregeling van 1831 eindelijk te
aanvaarden. Een maand na de afkondiging van de herziene grondwet – september 1840 –
vertrok hij naar Berlijn, waar hij in 1843 stierf. Zijn zoon Willem Frederik – vanaf nu Willem II
– volgde hem op. Hij was een wispelturig, onberekenbaar en vaak onbezonnen handelend
vorst. In 1848 stemde hij in met een liberale grondwet, uit angst voor revolutie.
Voorafgaand had Thorbecke al geprobeerd een liberale grondwet op te zetten: het
negenmannenvoorstel (1844). Ze hadden al niet op een positieve reactie van Willem I en de
Tweede Kamer gerekend, het ging hen meer om het mobiliseren van de publieke opinie.
De grondwetsherziening van 1848
Thorbecke kon teruggrijpen op het Negenmannenvoorstel uit 1844 en wist een goed
ontwerp te presenteren voor de herziening van de grondwet. Thorbecke was geen
democraat, maar wel een voorstander van de rechtsstaat, goed bestuur en duidelijke
afbakening van bevoegdheden. Kernpunten van de grondwet 1848:
- Scheiding kerk en staat.
- Vastleggen van de liberale vrijheden als vrijheid van vereniging en drukpers.
- Invoering van het stelsel van directe verkiezingen.
- Ministeriële verantwoordelijkheid.
- Jaarlijkse begroting.
Politisering en partijvorming rond schoolstrijd, sociale kwestie en kiesrechtvraagstuk
Rond de jaren 1870 kwamen er verandering in het aanzien en functioneren van de politiek.
Het was vooral de protestant Abraham Kuyper die aan deze ontwikkeling richting gaf, en
daarom wordt hij wel de eerste moderne politieke leider van Nederland genoemd. Vanaf
1860 organiseerden burgers zich al in verenigingen die heftig onderling strijd konden
Van de opstand tot heden
Hoofdstuk 5: Van Restauratie naar het liberale tijdperk (1813-1917)
Inleiding
Tijdens het congres van Wenen (1814-1815) kwam het Verenigd Koninkrijk tot stand: de
vroegere Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden werden samengevoegd tot een koninkrijk
onder koning Willem I. Ondanks een deels geslaagde integratie scheurde het koninkrijk na
de Belgische Opstand van 1830. Het zou tot 1839 duren tot Nederland de Belgische
afscheiding zou accepteren. Willem II volgde in 1840 zijn vader op en liet in 1848 uit angst
voor revolutie een liberale grondwetswijziging doorvoeren. Geleidelijk ontwikkelde
Nederland zich tot een liberale staat. Vanaf de jaren 1870 werden er ook politieke partijen
opgericht. De ontwikkelingen die zij besproken liepen uiteindelijk uit in de
grondwetswijziging van 1917.
Kenmerkend voor de economische ontwikkeling in de 19 e eeuw was de relatief late en
trage industrialisatie. Vanaf 1870 komt Nederland in een fase van moderne economische
groei met structurele veranderingen. In de internationale betrekkingen was Nederland na
het mislukte experiment van het Verenigd Koninkrijk weer een klein land geworden met een
bescheiden positie op het Europese continent. Ten slotte werd de 19 e eeuw gekenmerkt
door een voortschrijdend proces van nationale eenwording. Nadat in 1795 de federale
republiek ten onder was gegaan en de eenheidsstaat tot stand was gekomen, kwam een
politiek en economisch moderniseringsproces op gang, dat ook de natievorming in een
stroomversnelling bracht.
Het mislukte experiment: het Verenigd Koninkrijk (1815-1830)
Het begrip ‘Restauratie’ suggereert dat de erfenis van de Franse Revolutie en de
napoleontische tijd was weggevaagd en er sprake was van grote continuïteit met de jaren
daarvoor. Wat plaatsvond was de vorming van een nieuw staatsbestel dat juist
fundamenteel van die vroegere politieke structuur verschilde. Zo veranderde bijvoorbeeld
de Staten-Generaal: hierin zaten nu volksvertegenwoordigers in plaats van afgevaardigden
uit de provincies. Ook bestond de Staten-Generaal voortaan uit een Tweede en een Eerste
Kamer, waarbij de Tweede Kamer de voortzetting vormde van de vroegere
volksvertegenwoordiging. Terwijl de grondwet eind maart 1814 in werking trad, ging achter
de schermen de aandacht van Willem I vooral uit naar de buitenlandse-politiek. Behalve het
terugkrijgen van het koloniale gebied dat aan de Britten verloren was geraakt, streefde hij
ook naar gebiedsuitbreiding. Hoezeer de totstandkoming van het Verenigd Koninkrijk ook
werd gepresenteerd als een bijdrage aan de vrede en orde op het continent, was er geen
saamhorigheidsgevoel tussen Noord en Zuid.
Op het gebied van onderwijs was Willem I stellig. Het onderwijs diende natuurlijk ook
christelijke deugden aan te kweken, maar deze moesten algemeen van aard zijn en niet
confessioneel gebonden. Daarmee lag de kerkelijke zelfstandigheid op onderwijsgebied aan
de banden, en juist daartegen kwam verzet van de katholieke kerk in het Zuiden. Voor
Willem I waren de kerken autonoom wat de leer betrof, maar zij dienden wel
regeringsgetrouw te zijn en bij te dragen aan de opvoeding van het volk tot gematigde en
verlichte burgers.
Ook op economisch gebied ging Willem I bijzonder voortvarend te werk. Het Noorden
kwam economisch verzwakt en met een grote staatsschuld de Bataafs-Franse tijd uit. In
principe had het welvarende zuiden hier financieel mee kunnen helpen, aangezien zij er
financieel goed voor stonden. Daarbij hadden beide landsdelen elkaar goed kunnen
aanvullen. Dit betekende dat er in eerste instantie gelijke belastingen geheven moesten
worden in beide landsdelen. Maar dit zorgde ervoor dat het Zuiden steeds meer moest
boeten voor de schulden van het Noorden. Het land bracht uiteindelijk 50% van de
belastingopbrengsten op: zo vond er per jaar een aanzienlijke transfer plaats van Zuid naar
, Noord. Daarbij liep de staatschuld per jaar hoger op, tot uiteindelijk 1200 miljoen gulden in
1840.
Op het Congres van Wenen had Engeland beloofd vrijwel alle Nederlandse koloniale
gebieden weer terug te geven (die tijdens de Franse tijd onder Engels bestuur gekomen
waren). In 1816 vond de officiële overdracht plaats waarmee formeel de koloniale staat
Nederlands-Indië tot stand was gekomen. Door het Cultuurstelsel werden inheemse boeren
vanaf 1830 verplicht tot het verbouwen van gewassen die zij tegen een gering plantloon
moesten leveren. Op het hoogte punt waren de inkomsten uit Oost-Indië goed voor 31%
van het Nederlandse staatsinkomen.
Eind 1830 trok in Brussel een groep theaterbezoekers opgewonden door de stad na de
opvoering van Aubers opera La muette de Portici over een opstand in 1647 tegen Spaans
gezag. De onrust na de voorstelling mondde uit in relletjes en staatoproer. Om de orde te
herstellen, formeerde zich in Brussel en Luik een gewapende burgermacht di ede macht
aan zich trok en vervolgens politieke eisen aan de koning stelde die algemeen liberaal,
deels specifiek op de situatie in het Zuiden gericht waren. De reacties hierop van Willem I
en kroonprins Willem Frederik (Willem II) waren tegenstrijdig. Enerzijds maakte de koning
duidelijk dat hij niet wilde toegeven aan de politieke eisen. Anderzijds bleek de kroonprins
eigen ambities te hebben en te lonken naar eigen koningschap over België. De onrust
escaleerde (vooral in Brussel) en Willem Frederik werd erop af gestuurd om vrede te
herstellen. De staatgevechten duurden 3 dagen. Eind september 1830 riepen de
opstandelingen een Voorlopig Bewind in het leven. 4 oktober 1830 riep het Voorlopige
Bewind de onafhankelijkheid van België uit. In 1831 beschikte België al over een zeer
liberaal-democratische grondwet en werd de nieuwe staat een constitutionele monarchie.
Politieke stilstand en malaise (1830-1848)
De Staten-Generaal stemde in 1830 in met de scheiding van België. Hieruit ontstond wel de
vraag wat er met de grondwet van 1815 gedaan moest worden, aangezien deze betrekking
had op het Verenigd Koninkrijk. Willem I was het daarbij ook zeker niet eens met de
voorwaarden van de Conferentie van Londen (1831) over de ontbinding van het Koninkrijk.
Hij ondernam daarom een militaire expeditie naar België (tiendaagse veldtocht). In 1839
had de koning geen andere keus meer dan de afscheidingsregeling van 1831 eindelijk te
aanvaarden. Een maand na de afkondiging van de herziene grondwet – september 1840 –
vertrok hij naar Berlijn, waar hij in 1843 stierf. Zijn zoon Willem Frederik – vanaf nu Willem II
– volgde hem op. Hij was een wispelturig, onberekenbaar en vaak onbezonnen handelend
vorst. In 1848 stemde hij in met een liberale grondwet, uit angst voor revolutie.
Voorafgaand had Thorbecke al geprobeerd een liberale grondwet op te zetten: het
negenmannenvoorstel (1844). Ze hadden al niet op een positieve reactie van Willem I en de
Tweede Kamer gerekend, het ging hen meer om het mobiliseren van de publieke opinie.
De grondwetsherziening van 1848
Thorbecke kon teruggrijpen op het Negenmannenvoorstel uit 1844 en wist een goed
ontwerp te presenteren voor de herziening van de grondwet. Thorbecke was geen
democraat, maar wel een voorstander van de rechtsstaat, goed bestuur en duidelijke
afbakening van bevoegdheden. Kernpunten van de grondwet 1848:
- Scheiding kerk en staat.
- Vastleggen van de liberale vrijheden als vrijheid van vereniging en drukpers.
- Invoering van het stelsel van directe verkiezingen.
- Ministeriële verantwoordelijkheid.
- Jaarlijkse begroting.
Politisering en partijvorming rond schoolstrijd, sociale kwestie en kiesrechtvraagstuk
Rond de jaren 1870 kwamen er verandering in het aanzien en functioneren van de politiek.
Het was vooral de protestant Abraham Kuyper die aan deze ontwikkeling richting gaf, en
daarom wordt hij wel de eerste moderne politieke leider van Nederland genoemd. Vanaf
1860 organiseerden burgers zich al in verenigingen die heftig onderling strijd konden