Week 1: vrede en veiligheid
Volkenrecht gaat over internationaal recht, public international law. Dit is van toepassing op internationale
betrekkingen tussen staten. Peace of Westphalia (1648) wordt vaak aangehaald als het punt van
oorsprong van al het internationale recht, het ging hier om een oorlog tussen een protestants kamp en
een katholiek kamp. Deze vrede werd beslecht door een vredesverdrag, in dit verdrag werd bepaald dat
het geloof in een andere staat niet langer een reden kon zijn voor oorlog. Staten besloten geen oorlog
meer te voeren op basis van religie, het geloof is namelijk een eigen keuze. Om dit in het recht te kunnen
realiseren, werd het idee van soevereiniteit bekrachtigd in dit verdrag. Soevereine staten mogen zelf
bepalen over hun eigen aangelegenheden, politiek, religieus, etc. Deze soevereine staten kunnen dus
niet voor elkaar bepalen wat ze moeten doen. Dit ligt aan de basis van het non-interventiebeginsel, staten
bemoeien zich niet met interne politieke aangelegenheden van een andere staat. Daarom is het zo
aantrekkelijk binnen het internationale recht om een staat te zijn. Dit is nog steeds een van de
kernprincipes, die nu deel uitmaakt van het VN handvest, art. 2(7).
Dit principe is ook herhaald in een van de meest beroemde rechtszaken in het internationaal recht, de
Lotus zaak (1927), tussen Turkije en Frankrijk. Het internationaal recht regelt de betrekkingen tussen
soevereine, onafhankelijke staten. Deze regels worden gemaakt op basis van vrije wil. Alleen staten zelf
kunnen zich binden aan het internationale recht. Dit is de kern van de decentrale structuur van het
internationale recht, er is geen centrale wetgever, het recht vormt zich door instemming van de staten
zelf. Ook is er geen centrale uitvoerende macht, en er is geen verplichte rechtspraak. Hierdoor is het
constant zoeken naar wat er mogelijk is binnen dit systeem.
League of Nations (1920) was een experiment, waaruit later de Verenigde Naties zijn gekomen in 1945.
Hierbij bestond het geloof dat conflicten hiermee beëindigd konden worden, en dat staten het nu anders
zouden gaan doen. De VN was gebouwd op een idee van enorme vrede en veiligheid, dit is in eerste
instantie opgenomen in het geweldverbod, alle staten die lid zijn van de VN zullen afzien van de
dreiging, of het gebruik van (militair) geweld in andere staten. Hierop zijn wel 3 uitzonderingen:
1. Consent – als staten ermee instemmen is het toegestaan. Andere staten mogen dan wel
(militair) geweld gebruiken in of tegen die staat.
2. De VN Veiligheidsraad heeft het recht om interventies te mandateren, alle noodzakelijke
maatregelen kunnen dus wel worden gedaan door de VN Veiligheidsraad, wanneer zij een
schending van de veiligheid in een land constateert (art. 42 Hv)
3. Zelfverdediging – onder art. 51 van het Handvest behouden staten het recht om uit
zelfverdediging militair geweld te gebruiken, wanneer zij slachtoffer zijn van een gewapende
aanval.
De VN is opgericht met het doel om vrede en veiligheid in brede zin te bewerkstelligen, ze bestaan uit
een aantal hoofdorganen, en een aantal gespecialiseerde agentschappen.
1. VN Veiligheidsraad – een van de meest centrale organen van de VN, bestaande uit 5
permanente leden (Frankrijk, VS, China, Rusland en UK), en 10 wisselende, niet permanente leden.
De 5 vaste leden hebben een vetorecht, zij kunnen elke resolutie van de VN Veiligheidsraad
blokkeren. De Veiligheidsraad kan militaire interventies mandateren, en ze kunnen advies vragen
aan het Internationaal Gerechtshof (IGH / ICJ)
2. Internationaal gerechtshof – zij kunnen geschillen beslechten tussen staten, en ze kunnen
adviezen geven. De uitspraken van de zaken zijn bindend, de adviezen niet, maar deze adviezen
worden wel als heel autoritair gezien.
, a. Nicaragua zaak (1986), dit is de toonaangevende zaak voor het recht van
zelfverdediging. Het ging om een zaak tussen Nicaragua en de VS, hierbij heeft het Hof
een aantal extra criteria opgeworpen voor zelfverdediging. De VS beriep zich op
zelfverdediging, ze zouden namelijk Ecuador steunen, hierdoor steunden ze rebellen die
actief waren in Nicaragua. Wanneer kan een staat zich beroepen op zelfverdediging?
i. Een gewapende aanval moet al zijn gebeurd, het moet al hebben
plaatsgevonden
ii. Wat is dan een gewapende aanval? Gradaties van geweld: interventie →
geweldgebruik → gewapende aanval (stappen van escalatie). Het onderscheid
tussen deze stappen wordt getest door de scale & effects test, er moet worden
gekeken naar de schaal en het effect van de aanval. Op het moment dat er geen
kinetisch geweld aan te pas komt, is het een politieke interventie (ook verboden,
maar niet genoeg voor zelfverdediging). Hierbij kan bijvoorbeeld worden gekeken
naar het aantal slachtoffers en de schade aan huizen ed.
Staten bepalen vaak zelf wanneer er sprake is van een gewapende aanval ipv
geweldgebruik
iii. De staat die zich op zelfverdediging beroept moet wel zelf het slachtoffer zijn van
de gewapende aanval. In bepaalde situaties kan een staat een verzoek tot
versterking uitvaardigen aan een andere staat, er kan dan sprake zijn van
collectieve zelfverdediging.
iv. De tegenaanval moet proportioneel en noodzakelijk zijn
v. De tegenaanval moet meteen gerapporteerd worden aan de VN Veiligheidsraad.
b. IGH Wall Opinion (2004) – de eerder genoemde gewapende aanval kan niet zomaar een
gewapende aanval zijn, maar deze moet gepleegd zijn door een staat, tegen een andere
staat. Dit was een advies, en daarom strikt genomen niet bindend.
c. Advies juli 2024 – het IGH houdt alle bevindingen van 2004 aan, en formuleert deze
soms nog net wat sterker. Andere staten hebben het recht, en zelfs een verplichting om
het internationaal recht hoog te houden.
Week 2: rechtsbronnen
Het internationale recht steunt vooral op verdragen en gewoonterecht. Een belangrijke zaak hiervoor is
die van de SS Lotus, hierbij was een Frans schip gebotst op een Turks schip, waarbij er 8 dodelijke
Turkse slachtoffers waren. Turkije ging hierna de Franse kapitein vervolgen. Het PCIJ oordeelde dat
Turkije dit wel mocht doen, omdat er geen bepaling was die zei dat ze dit niet mochten doen. Het
internationaal recht gaat over de betrekkingen tussen onafhankelijke staten, en het recht komt voort uit de
vrije wil van die staten, we kunnen niet zomaar aannemen dat er beperkingen gelden ten aanzien van de
onafhankelijkheid van deze staten. Permissive system – een systeem dat de staat centraal staat, en
alles doet om de soevereiniteit van staten te respecteren, dit is de decentrale structuur van het
internationaal recht.
Het internationaal gerechtshof (IGH) kan zich pas uitspreken over een geschil wanneer beide staten hier
uitdrukkelijk mee instemmen. Maar wat past het IGH dan toe?
- Art. 38 IGH geeft de lijst met bronnen van internationaal recht → verdragen, gewoonterecht,
algemene rechtsbeginselen, etc. (de rest hoeven we niet te weten). Een voorbeeld van een
algemeen rechtsbeginsel is pacta sunt servanda.
Volkenrecht gaat over internationaal recht, public international law. Dit is van toepassing op internationale
betrekkingen tussen staten. Peace of Westphalia (1648) wordt vaak aangehaald als het punt van
oorsprong van al het internationale recht, het ging hier om een oorlog tussen een protestants kamp en
een katholiek kamp. Deze vrede werd beslecht door een vredesverdrag, in dit verdrag werd bepaald dat
het geloof in een andere staat niet langer een reden kon zijn voor oorlog. Staten besloten geen oorlog
meer te voeren op basis van religie, het geloof is namelijk een eigen keuze. Om dit in het recht te kunnen
realiseren, werd het idee van soevereiniteit bekrachtigd in dit verdrag. Soevereine staten mogen zelf
bepalen over hun eigen aangelegenheden, politiek, religieus, etc. Deze soevereine staten kunnen dus
niet voor elkaar bepalen wat ze moeten doen. Dit ligt aan de basis van het non-interventiebeginsel, staten
bemoeien zich niet met interne politieke aangelegenheden van een andere staat. Daarom is het zo
aantrekkelijk binnen het internationale recht om een staat te zijn. Dit is nog steeds een van de
kernprincipes, die nu deel uitmaakt van het VN handvest, art. 2(7).
Dit principe is ook herhaald in een van de meest beroemde rechtszaken in het internationaal recht, de
Lotus zaak (1927), tussen Turkije en Frankrijk. Het internationaal recht regelt de betrekkingen tussen
soevereine, onafhankelijke staten. Deze regels worden gemaakt op basis van vrije wil. Alleen staten zelf
kunnen zich binden aan het internationale recht. Dit is de kern van de decentrale structuur van het
internationale recht, er is geen centrale wetgever, het recht vormt zich door instemming van de staten
zelf. Ook is er geen centrale uitvoerende macht, en er is geen verplichte rechtspraak. Hierdoor is het
constant zoeken naar wat er mogelijk is binnen dit systeem.
League of Nations (1920) was een experiment, waaruit later de Verenigde Naties zijn gekomen in 1945.
Hierbij bestond het geloof dat conflicten hiermee beëindigd konden worden, en dat staten het nu anders
zouden gaan doen. De VN was gebouwd op een idee van enorme vrede en veiligheid, dit is in eerste
instantie opgenomen in het geweldverbod, alle staten die lid zijn van de VN zullen afzien van de
dreiging, of het gebruik van (militair) geweld in andere staten. Hierop zijn wel 3 uitzonderingen:
1. Consent – als staten ermee instemmen is het toegestaan. Andere staten mogen dan wel
(militair) geweld gebruiken in of tegen die staat.
2. De VN Veiligheidsraad heeft het recht om interventies te mandateren, alle noodzakelijke
maatregelen kunnen dus wel worden gedaan door de VN Veiligheidsraad, wanneer zij een
schending van de veiligheid in een land constateert (art. 42 Hv)
3. Zelfverdediging – onder art. 51 van het Handvest behouden staten het recht om uit
zelfverdediging militair geweld te gebruiken, wanneer zij slachtoffer zijn van een gewapende
aanval.
De VN is opgericht met het doel om vrede en veiligheid in brede zin te bewerkstelligen, ze bestaan uit
een aantal hoofdorganen, en een aantal gespecialiseerde agentschappen.
1. VN Veiligheidsraad – een van de meest centrale organen van de VN, bestaande uit 5
permanente leden (Frankrijk, VS, China, Rusland en UK), en 10 wisselende, niet permanente leden.
De 5 vaste leden hebben een vetorecht, zij kunnen elke resolutie van de VN Veiligheidsraad
blokkeren. De Veiligheidsraad kan militaire interventies mandateren, en ze kunnen advies vragen
aan het Internationaal Gerechtshof (IGH / ICJ)
2. Internationaal gerechtshof – zij kunnen geschillen beslechten tussen staten, en ze kunnen
adviezen geven. De uitspraken van de zaken zijn bindend, de adviezen niet, maar deze adviezen
worden wel als heel autoritair gezien.
, a. Nicaragua zaak (1986), dit is de toonaangevende zaak voor het recht van
zelfverdediging. Het ging om een zaak tussen Nicaragua en de VS, hierbij heeft het Hof
een aantal extra criteria opgeworpen voor zelfverdediging. De VS beriep zich op
zelfverdediging, ze zouden namelijk Ecuador steunen, hierdoor steunden ze rebellen die
actief waren in Nicaragua. Wanneer kan een staat zich beroepen op zelfverdediging?
i. Een gewapende aanval moet al zijn gebeurd, het moet al hebben
plaatsgevonden
ii. Wat is dan een gewapende aanval? Gradaties van geweld: interventie →
geweldgebruik → gewapende aanval (stappen van escalatie). Het onderscheid
tussen deze stappen wordt getest door de scale & effects test, er moet worden
gekeken naar de schaal en het effect van de aanval. Op het moment dat er geen
kinetisch geweld aan te pas komt, is het een politieke interventie (ook verboden,
maar niet genoeg voor zelfverdediging). Hierbij kan bijvoorbeeld worden gekeken
naar het aantal slachtoffers en de schade aan huizen ed.
Staten bepalen vaak zelf wanneer er sprake is van een gewapende aanval ipv
geweldgebruik
iii. De staat die zich op zelfverdediging beroept moet wel zelf het slachtoffer zijn van
de gewapende aanval. In bepaalde situaties kan een staat een verzoek tot
versterking uitvaardigen aan een andere staat, er kan dan sprake zijn van
collectieve zelfverdediging.
iv. De tegenaanval moet proportioneel en noodzakelijk zijn
v. De tegenaanval moet meteen gerapporteerd worden aan de VN Veiligheidsraad.
b. IGH Wall Opinion (2004) – de eerder genoemde gewapende aanval kan niet zomaar een
gewapende aanval zijn, maar deze moet gepleegd zijn door een staat, tegen een andere
staat. Dit was een advies, en daarom strikt genomen niet bindend.
c. Advies juli 2024 – het IGH houdt alle bevindingen van 2004 aan, en formuleert deze
soms nog net wat sterker. Andere staten hebben het recht, en zelfs een verplichting om
het internationaal recht hoog te houden.
Week 2: rechtsbronnen
Het internationale recht steunt vooral op verdragen en gewoonterecht. Een belangrijke zaak hiervoor is
die van de SS Lotus, hierbij was een Frans schip gebotst op een Turks schip, waarbij er 8 dodelijke
Turkse slachtoffers waren. Turkije ging hierna de Franse kapitein vervolgen. Het PCIJ oordeelde dat
Turkije dit wel mocht doen, omdat er geen bepaling was die zei dat ze dit niet mochten doen. Het
internationaal recht gaat over de betrekkingen tussen onafhankelijke staten, en het recht komt voort uit de
vrije wil van die staten, we kunnen niet zomaar aannemen dat er beperkingen gelden ten aanzien van de
onafhankelijkheid van deze staten. Permissive system – een systeem dat de staat centraal staat, en
alles doet om de soevereiniteit van staten te respecteren, dit is de decentrale structuur van het
internationaal recht.
Het internationaal gerechtshof (IGH) kan zich pas uitspreken over een geschil wanneer beide staten hier
uitdrukkelijk mee instemmen. Maar wat past het IGH dan toe?
- Art. 38 IGH geeft de lijst met bronnen van internationaal recht → verdragen, gewoonterecht,
algemene rechtsbeginselen, etc. (de rest hoeven we niet te weten). Een voorbeeld van een
algemeen rechtsbeginsel is pacta sunt servanda.