1. Psychologie: een palet vol theorieën
1.1 Inleiding
1.2 Wat is psychologie?
1.2.1Het studieonderwerp of object van de psychologie
Object= wat bestudeert deze wetenschap
Onenigheid over de definitie
Geen eenduidigheid over het object/ studieonderwerp
o Extern (tussen de psychologie en andere (mens)wetenschappen)
De psychologie kent van oudsher veel raakvlakken met
andere mens- en sociale wetenschappen
Vb emoties: worden ook in de sociologie en de biologie
o Intern (verschillende theoretische stromingen binnen de psychologie
+ de daarmee samenhangende methode waarmee kennis wordt
verworven)
Verschillen in hun keuze van het object
Ene stroming kiest voor het onbewuste, andere voor gedrag
of cognities
Veel meningsverschillen tussen psychologen
Rivaliserende beschrijvingen en verklaringen voor eenzelfde onderwerp,
zowel binnen de psychologie als tussen de psychologie en andere
wetenschappen
o Vb depressieve klachten: in de psychologie kan men dit bekijken
vanuit de relatie met de partner of vanuit ervaringen in de jeugd.
Een arts kan dit verklaren vanuit di
Voorbeeld: verschillende wetenschappelijke vragen over ADHD
De psycholoog
o Wat ervaart een kind dat gediagnosticeerd is met ADHD?
o Welke beperkingen levert ADHD op en hoe gaat het kind daarmee
om?
De arts
o Welk tekort of teveel aan neurotransmitters veroorzaakt ADHD?
o Welke medicijnen werken?
De socioloog
o Is er sprake van een toename van ADHD in vergelijking tot 25 jaar
geleden?
o Hoe is dit te verklaren vanuit veranderingen in de maatschappij?
Psycholoog= psychologie gestudeerd, mogen geen medicatie voorschrijven
Psychiater= specialisatie in geneeskunde
, 1.2.2Een poging tot definiëring
“Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt
bestudeerd als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren
van hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt”
NIET VANBUITEN KENNEN
Verschil met andere wetenschappen: de beschrijving en verklaring van het
object vindt vooral plaats op individueel niveau
Psychologen kijken meer n aar de beleving en waardering van gedrag
1.2.3Typeren van een wetenschap adhv 3 factoren
2. De soorten vragen en problemen (het object)
3. De methoden en theorieën
Dynamisch spel tussen 1 en 2
o Gevolg: grenzen tussen wetenschappen liggen niet vast
4. Het maatschappelijk draagvlak
o Weerklank in de maatschappij
o Westerse wereld= een gepsychologiseerde wereld
o Ligt niet per definitie vast
Vroeger groot maatschappelijk draagvlak voor sociologie, nu
eerder voor psychologie en biologische, medische
Psychologie is niet goed te definiëren, in tegenstelling tot andere wetenschappen
verschilt men binnen de psychologie van mening over wat men behoort te
bestuderen. Ook is er een overlap met andere menswetenschappen. Om de
psychologie zo goed mogelijk te typeren, moet een beschrijving gegeven worden
van het onderwerp waar zij zich mee bezig houdt, de theorieën die ze gebruikt en
het maatschappelijk draagvlak at ze heeft
1.3 Theorieën
Theorieën= referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan
o Bieden interpretaties waarmee verschijnselen bekeken en
verhelderd worden
o Grote verscheidenheid id psychologie
Over specifieke onderwerpen (vb smaakvoorkeur bij
kinderen)
Geen theoretische overeenstemming binnen de psychologie
o Eenzelfde verschijnsel wordt verschillend beschreven en verklaard
Vb anorexia: verklaard vanuit traumatische gebeurtenissen,
invloed van maatschappelijke schoonheidsideaal,…
1.3.1Functies van theorieën
Systematiseren of ordenen
o Stap 1: systematische weergave van wat er wordt waargenomen
o Verschil met dagelijkse kennis: persoonlijk gekleurd en weinig
systematisch vergaard
o Wetenschappelijke kennisverwerving geschiedt volgens expliciete
regels:
Duidelijk en controleerbaar
, En
Herhaalbaar of repliceerbaar (wat in het ene onderzoek wordt
aangetroffen moet hetzelfde zijn in een ander onderzoek)
o !! menselijke waarnemingen worden gekleurd door behoeften,
emoties en kennis ook wetenschappers kennen geen objectieve
waarneming
o Wetenschappelijk waarneming is theoriegeladen: hun
referentiekader bepaalt wat ze zien, waar ze de nadruk op leggen en
wat ze negeren
Daarom kunnen psychologen hetzelfde gedrag verschillend
kunnen waarnemen en verklaren
o Belangrijk om gebruik te blijven maken van inzichten uit andere
theorieën, anders gevaar voor dogma
Verklaren en voorspellen van gedrag
Heuristische functie
o Een theorie is nooit af, zij levert weer nieuwe ideeën op
1.4 Kenmerken van psychologische stromingen
Een stroming heeft een geschiedenis
Een stroming heeft een mensbeeld
o (binnen 1 stroming kunnen verschillende mensbeelden zijn: in het
begin anders dan op het einde, evolueert)
1.4.1Geschiedenis van theoretische stromingen
Altijd een historische ontwikkeling
Altijd invloed van cultuur en tijdstip van ontstaan (cultuurhistorisch
bepaald)
Stromingen reageerden op elkaar
o Als ene stroming een onderwerp verwaarloosd gaat er een nieuwe
stroming ontstaan als reactie
Er is vaak sprake van wisselende modes; slingerbeweging
o Op het ene moment 1 onderwerp populair, dan weer wat minder,
dan opnieuw populair,…
Stromingen maken gebruik van elkaars inzichten
Evidence based
Nadruk op effectiviteit van een methode/ behandeling
o Anders geen geld meer of verzekering dekt deze hulpverlening niet
meer
Een theorie en de daarop gebaseerde behandeling moet bewijzen dat ze
een juist inzicht biedt, dus dat ze werkt
Evidence based
o Afkomstig uit de medische wetenschap
o = wetenschappelijk bewijs, moet wetenschappelijk bewezen zijn dat
methode werkt
o Bewijsmateriaal uit systematisch kwantitatief en kwalitatief
onderzoek
, 1.4.2Mensbeelden bij theoretische stromingen
Mensbeeld= hoe ‘de mens’ opgevat wordt
Wordt beïnvloed door historische, religieuze en culturele invloeden
Consequenties voor opvattingen over gezondheid en ziekte
o Vb in Westen hersenen centraal, in China het hart: als je hersendood
bent maar
o je hart klopt wel nog gaan ze geen donortransplantatie doen, hier
wel
2 aspecten van een mensbeeld
Beschrijving van kenmerkende eigenschappen/ essentiële kenmerken
o Vb verschil tussen mensen en dieren, tussen volwassen en kinderen
Een verwijzing naar hoe mensen behoren te zijn/ hoe ze zich moeten
gedragen
o Morele visie: stuurt ons eigen handelen aan en beoordelen het
gedrag van anderen
1.5 Indeling van theoretische stromingen
1.5.1Mensbeelden in de psychologie
Hoe hoger het niveau, hoe complexer het gedrag
Moderne visie: alle 3 de niveaus zijn in menselijk gedrag aanwezig (niet in
elke stroming zo)
Persoonlijk niveau= het hoogste en meest complexe: omvat de 2 andere
niveaus, maar niet andersom (het mechanische en het organische
omvatten niet het persoonlijke)
Het mechanistisch mensbeeld: de mens als machine
Mensen zijn als mechanieken die door externe krachten worden
voortbewogen: samengesteld uit afzonderlijke delen
Een mens is een ingewikkeld dier
Iedere mens en ieder menselijk deeltje is afzonderlijk te bestuderen
De invloed van de omgeving is niet essentieel, de mens kan bestudeerd
worden los van de sociale of materiële omgeving
Lineair causaal verklaringsmodel (a veroorzaakt b)
Het geheel is gelijk aan de som der delen
Inperking of reductie: complex gedrag wordt teruggebracht tot zijn
essentie
1.1 Inleiding
1.2 Wat is psychologie?
1.2.1Het studieonderwerp of object van de psychologie
Object= wat bestudeert deze wetenschap
Onenigheid over de definitie
Geen eenduidigheid over het object/ studieonderwerp
o Extern (tussen de psychologie en andere (mens)wetenschappen)
De psychologie kent van oudsher veel raakvlakken met
andere mens- en sociale wetenschappen
Vb emoties: worden ook in de sociologie en de biologie
o Intern (verschillende theoretische stromingen binnen de psychologie
+ de daarmee samenhangende methode waarmee kennis wordt
verworven)
Verschillen in hun keuze van het object
Ene stroming kiest voor het onbewuste, andere voor gedrag
of cognities
Veel meningsverschillen tussen psychologen
Rivaliserende beschrijvingen en verklaringen voor eenzelfde onderwerp,
zowel binnen de psychologie als tussen de psychologie en andere
wetenschappen
o Vb depressieve klachten: in de psychologie kan men dit bekijken
vanuit de relatie met de partner of vanuit ervaringen in de jeugd.
Een arts kan dit verklaren vanuit di
Voorbeeld: verschillende wetenschappelijke vragen over ADHD
De psycholoog
o Wat ervaart een kind dat gediagnosticeerd is met ADHD?
o Welke beperkingen levert ADHD op en hoe gaat het kind daarmee
om?
De arts
o Welk tekort of teveel aan neurotransmitters veroorzaakt ADHD?
o Welke medicijnen werken?
De socioloog
o Is er sprake van een toename van ADHD in vergelijking tot 25 jaar
geleden?
o Hoe is dit te verklaren vanuit veranderingen in de maatschappij?
Psycholoog= psychologie gestudeerd, mogen geen medicatie voorschrijven
Psychiater= specialisatie in geneeskunde
, 1.2.2Een poging tot definiëring
“Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt
bestudeerd als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren
van hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt”
NIET VANBUITEN KENNEN
Verschil met andere wetenschappen: de beschrijving en verklaring van het
object vindt vooral plaats op individueel niveau
Psychologen kijken meer n aar de beleving en waardering van gedrag
1.2.3Typeren van een wetenschap adhv 3 factoren
2. De soorten vragen en problemen (het object)
3. De methoden en theorieën
Dynamisch spel tussen 1 en 2
o Gevolg: grenzen tussen wetenschappen liggen niet vast
4. Het maatschappelijk draagvlak
o Weerklank in de maatschappij
o Westerse wereld= een gepsychologiseerde wereld
o Ligt niet per definitie vast
Vroeger groot maatschappelijk draagvlak voor sociologie, nu
eerder voor psychologie en biologische, medische
Psychologie is niet goed te definiëren, in tegenstelling tot andere wetenschappen
verschilt men binnen de psychologie van mening over wat men behoort te
bestuderen. Ook is er een overlap met andere menswetenschappen. Om de
psychologie zo goed mogelijk te typeren, moet een beschrijving gegeven worden
van het onderwerp waar zij zich mee bezig houdt, de theorieën die ze gebruikt en
het maatschappelijk draagvlak at ze heeft
1.3 Theorieën
Theorieën= referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan
o Bieden interpretaties waarmee verschijnselen bekeken en
verhelderd worden
o Grote verscheidenheid id psychologie
Over specifieke onderwerpen (vb smaakvoorkeur bij
kinderen)
Geen theoretische overeenstemming binnen de psychologie
o Eenzelfde verschijnsel wordt verschillend beschreven en verklaard
Vb anorexia: verklaard vanuit traumatische gebeurtenissen,
invloed van maatschappelijke schoonheidsideaal,…
1.3.1Functies van theorieën
Systematiseren of ordenen
o Stap 1: systematische weergave van wat er wordt waargenomen
o Verschil met dagelijkse kennis: persoonlijk gekleurd en weinig
systematisch vergaard
o Wetenschappelijke kennisverwerving geschiedt volgens expliciete
regels:
Duidelijk en controleerbaar
, En
Herhaalbaar of repliceerbaar (wat in het ene onderzoek wordt
aangetroffen moet hetzelfde zijn in een ander onderzoek)
o !! menselijke waarnemingen worden gekleurd door behoeften,
emoties en kennis ook wetenschappers kennen geen objectieve
waarneming
o Wetenschappelijk waarneming is theoriegeladen: hun
referentiekader bepaalt wat ze zien, waar ze de nadruk op leggen en
wat ze negeren
Daarom kunnen psychologen hetzelfde gedrag verschillend
kunnen waarnemen en verklaren
o Belangrijk om gebruik te blijven maken van inzichten uit andere
theorieën, anders gevaar voor dogma
Verklaren en voorspellen van gedrag
Heuristische functie
o Een theorie is nooit af, zij levert weer nieuwe ideeën op
1.4 Kenmerken van psychologische stromingen
Een stroming heeft een geschiedenis
Een stroming heeft een mensbeeld
o (binnen 1 stroming kunnen verschillende mensbeelden zijn: in het
begin anders dan op het einde, evolueert)
1.4.1Geschiedenis van theoretische stromingen
Altijd een historische ontwikkeling
Altijd invloed van cultuur en tijdstip van ontstaan (cultuurhistorisch
bepaald)
Stromingen reageerden op elkaar
o Als ene stroming een onderwerp verwaarloosd gaat er een nieuwe
stroming ontstaan als reactie
Er is vaak sprake van wisselende modes; slingerbeweging
o Op het ene moment 1 onderwerp populair, dan weer wat minder,
dan opnieuw populair,…
Stromingen maken gebruik van elkaars inzichten
Evidence based
Nadruk op effectiviteit van een methode/ behandeling
o Anders geen geld meer of verzekering dekt deze hulpverlening niet
meer
Een theorie en de daarop gebaseerde behandeling moet bewijzen dat ze
een juist inzicht biedt, dus dat ze werkt
Evidence based
o Afkomstig uit de medische wetenschap
o = wetenschappelijk bewijs, moet wetenschappelijk bewezen zijn dat
methode werkt
o Bewijsmateriaal uit systematisch kwantitatief en kwalitatief
onderzoek
, 1.4.2Mensbeelden bij theoretische stromingen
Mensbeeld= hoe ‘de mens’ opgevat wordt
Wordt beïnvloed door historische, religieuze en culturele invloeden
Consequenties voor opvattingen over gezondheid en ziekte
o Vb in Westen hersenen centraal, in China het hart: als je hersendood
bent maar
o je hart klopt wel nog gaan ze geen donortransplantatie doen, hier
wel
2 aspecten van een mensbeeld
Beschrijving van kenmerkende eigenschappen/ essentiële kenmerken
o Vb verschil tussen mensen en dieren, tussen volwassen en kinderen
Een verwijzing naar hoe mensen behoren te zijn/ hoe ze zich moeten
gedragen
o Morele visie: stuurt ons eigen handelen aan en beoordelen het
gedrag van anderen
1.5 Indeling van theoretische stromingen
1.5.1Mensbeelden in de psychologie
Hoe hoger het niveau, hoe complexer het gedrag
Moderne visie: alle 3 de niveaus zijn in menselijk gedrag aanwezig (niet in
elke stroming zo)
Persoonlijk niveau= het hoogste en meest complexe: omvat de 2 andere
niveaus, maar niet andersom (het mechanische en het organische
omvatten niet het persoonlijke)
Het mechanistisch mensbeeld: de mens als machine
Mensen zijn als mechanieken die door externe krachten worden
voortbewogen: samengesteld uit afzonderlijke delen
Een mens is een ingewikkeld dier
Iedere mens en ieder menselijk deeltje is afzonderlijk te bestuderen
De invloed van de omgeving is niet essentieel, de mens kan bestudeerd
worden los van de sociale of materiële omgeving
Lineair causaal verklaringsmodel (a veroorzaakt b)
Het geheel is gelijk aan de som der delen
Inperking of reductie: complex gedrag wordt teruggebracht tot zijn
essentie