H12 – Depressieve - en bipolaire stemmingsstoornissen
Wat is de DSM-5 classificatie van stemmingsstoornissen?
Stemmingsstoornissen = ontstemming is extreem en langdurig + andere symptomen
aanwezig en dagelijks functioneren bemoeilijkt. Stemmingsstoornissen in de DSM-5 zijn
opgedeeld in depressieve-stemmingsstoornissen en bipolaire en aanverwante
stemmingsstoornissen. De symptomen van stemmingsstoornissen kunnen verdeeld worden in
drie groepen:
1. Depressieve episode = minstens 2 w symptomen depressieve stemming of
verlies interesse/plezier
2. Manische episode= minstens 1 w voortdurend overdreven of prikkelbare
stemming + toename doelgerichte activiteiten en energie. Dagelijks functioneren
wordt beperkt.
3. Hypomane episode = dezelfde symptomen, maar minimaal 4 dagen en geen grote
beperking dagelijks functioneren.
Deze 3 vormen de bouwstenen voor de verschillende varianten van stemmingsstoornissen. Bij
classificatie ook kijken naar eerdere episoden, niet alleen actuele symptomen.
Wat is een depressieve stemmingsstoornis?
Depressieve stemmingsstoornis is de overkoepelende term voor de klasse van
stemmingsstoornissen (onderscheid met bipolair), maar ook is het een de depressieve stoornis
binnen de klasse zelf.
De disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis is gekenmerkt door prikkelbare stemmingen
en heftige driftbuien. Het wordt toegekend aan kinderen onder de 18 en is om te voorkomen
dat het te vaak stellen van de diagnose en overbehandeling van bipolaire stoornissen te veel
voorkomt.
De depressieve stoornis wordt gekenmerkt door depressieve stemmingen en verlies van
interesse en plezier (= anhedonie). Het risico op een eerste episode is het hoogst vanaf de
puberteit. Na een eerste episode heeft een tweede episode 50 procent meer kans om voor te
komen. En kans op nog meer 70-80%. Soms geleidelijk, soms plotseling (gebeurtenissen met
verlieskarakter, rouw). Eenmaal= eenmalige episode, vaker = recidiverend. Geen
manie/hypomanie aanwezig in voorgeschiedenis.
De persistente depressieve stoornis (PSD) is een chronische stoornis en werd eerder
opgesplitst in een dysthyme stoornis en een chronisch depressieve stoornis. PSD kan vroeg
ontstaan, al in de puberteit. De sombere stemming houdt voor minimaal twee jaar aan en als
de symptomen verdwijnen in deze tijd, is dit voor maximaal twee maanden. Dus lange
periode (min 2 j) met depressieve stemming (min 2 symptomen) en max 2 m afwezigheid.
Kan in puberteit ontstaan. Vaak later hulp gezocht, omdat als de klachten al jaren aanwezig
zijn dit wordt beschouwd als normaal of karakteristiek voor de persoon. Vaak ook onjuiste
interpretatie van klachten als kenmerken van PS (persoonlijkheidsstoornis).
PDS kent een aantal onderverdelingen. Puur dysthyme syndroom als er niet voldoende
symptomen zijn geweest om te voldoen aan de criteria van een depressieve stoornis. Als er
wel sprake is of is geweest van een depressieve stoornis dan wordt dat aangegeven met een
specificatie zoals persisterende depressieve stoornis met intermitterende depressieve episode,
met huidige episode (chronische klachten die nu voldoen aan criteria depressie). Of
,persisterende depressieve stoornis met intermitterende depressieve episode, zonder huidige
episode (chronische klachten die in verleden voldeden aan criteria depressie).
De premenstruele stemmingsstoornis (PMDS, oftewel premenstruele dysfore stoornis)
heeft klachten in de week voor de menstruatie en verdwijnen de klachten binnen enkele dagen
na het optreden van de menstruatie. Dan symptomen minimaal, of helemaal afwezig. Voor
vaststellen van diagnose klachtenlijst dagelijks bijhouden gedurende twee symptomatische
cycli (zo weten of het gaat om patroon dat is gebonden aan specifieke fasen van menstruele
cyclus). En als symptomen in afgelopen jaar aanwezig waren tijdens de meeste
menstruatiecycli.
De depressieve-stemmingsstoornis door een middel/medicatie of somatische aandoening.
Kan ontstaan door organische aandoeningen of door middelengebruik. De werking van de
hersenen wordt beïnvloed, waardoor een stemmingsstoornis ontstaat. Overmatig gebruik van
alcohol en drugs (intoxicatie) of het acuut stoppen (onthouding) ontstaan
stemmingsstoornis. Ook lichamelijke ziekten kunnen stemmingsstoornissen veroorzaken of
met zich meebrengen, zoals de ziekte van Parkinson en ziekten van hormoonvormende
organen. En infectieziekten (Pfeiffer).
Wat zijn bipolaire-stemmingsstoornissen?
Een bipolaire-stemmingsstoornis heeft een afwisseling tussen de aanwezigheid en
afwezigheid van depressieve en manische of hypomane episoden. Er zijn drie verschillende
typen bipolaire-stoornissen: bipolair type-I, bipolair type-II en de cyclothyme stoornis.
De bipolaire I-stoornis kenmerkt zich door een manische episode. We spreken van een
manische episode wanneer er gedurende minstens 1w iedere dag (grootste deel) sprake is van
een abnormaal en aanhoudend verhoogde prikkelbare stemming of energie. Minimaal 3 van
volgende symptomen afwijkend van normale gedrag: overtrokken gevoel van eigenwaarde,
minder slaap, spraakzamer, gejaagde gedachten, sneller afgeleid, actiever (sociaal/seksueel),
fysiek onrustig, meer dan normaal bezig met risicovolle activiteiten.
Een depressieve episode hoeft niet aanwezig te zijn, maar bij de meeste wel. Bij alleen
manische episoden dus ook spreken van I. Depressieve e nemen bij veel mensen meer tijd in
beslag dan manische e. Eigen initiatief hulp tijdens de (daarom informeren naar manische
of hypomane e). Op aandringen hulp tijdens me (niet bewust van ernst).
Bipolaire stoornissen zijn gerelateerd aan genen en symptomen zijn vaak seizoensgebonden
(de in voor- en najaar en me in zomer.) Risico dat familieleden van iemand met bipolaire
stoornis het ontwikkelen is 40-70% bij eeneiige tweelingen en 5-10% bij eerstegraad.
De bipolaire II-stoornis kenmerkt zich door de aanwezigheid in heden of verleden van
minstens 1 depressieve en minstens een hypomane episode. Een hypomane episode is minder
lang en minder intens dan een manische episode. Minimaal 3 symptomen aanwezig:
overtrokken gevoel van eigenwaarde, minder slaap, spraakzamer, gejaagde gedachte, sneller
afgeleid, actiever of fysiek onrustig, meer dan gebruikelijk bezig met risicovolle activiteiten.
Er is alleen sprake van een bipolaire II-stoornis als er nog nooit van een manische of
gemengde episode sprake is geweest. In verleden wel manie I. Hierbij ook zelf hulp
zoeken tijdens de. Stellen van diagnose is moeilijk, hypomanie lastig te onderscheiden van
normaal functioneren (volgens DSM-5 moeten veranderingen voor anderen waarneembaar
zijn).
De cyclothyme stoornis kenmerkt zich door een minimale periode van twee jaar meerdere
episoden mee te maken met lichte manische of depressieve symptomen. Er wordt niet aan de
,criteria voor me /he of de voldaan. Minstens de helft van de tijd aanwezig. Een
symptoomvrije periode is maximaal twee maanden. Cliënten maken vaak korte perioden mee
waarin zij veel energie hebben en dan rusteloos en overenthousiast van alles ondernemen, om
korte tijd daarna weer in de put te zitten en zich terug te trekken in pessimisme. Dit cyclische
patroon leidt tot complicaties in het sociale leven relatieproblemen, veel verhuizingen en
wisselingen van werkkring. Treft weinig mensen in hulpverlening omdat stemmingen
elkaar snel afwisselen en nooit de ernst van een de. Voordat mensen tijdens een episode met
depressieve kenmerken hebben besloten om hulp in te schakelen gaat het alweer beter.
Bipolaire-stemmingsstoornissen door een middel/medicatie of een somatische aandoening.
Kunnen ook veroorzaakt worden door organische aandoeningen of middelengebruik.
Wat zijn de restcategorieën en nadere omschrijvingen van stemmingsstoornissen?
De andere gespecificeerde depressieve stemmingsstoornis en de andere gespecificeerde
bipolaire-stemmingsstoornis symptomen veroorzaken klinische significante lijdensdruk of
beperking in functioneren, maar niet voldoen aan criteria en clinicus wil registeren waarom
dat niet het geval is. De ongespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis en de
ongespecificeerde bipolaire- stemmingsstoornis geen uitleg waarom symptomen niet
voldoen aan criteria en onvoldoende informatie om specifieke stemmingsstoornis vast te
stellen.
DSM-5 kent twee typen specificatiemogelijkheden voor de verschillende
stemmingsstoornissen het beschrijven van de actuele of laatste episode en het beschrijven
van het beloop.
Voor alle episoden is het van belang aan te geven hoe ernstig de actuele is. De meest actuele
episode is het belangrijkst om aan te geven hoe ernstig de stoornis is. Op basis van de ernst
van de stoornis kan worden bepaald hoe intensief de behandeling moet zijn. Er zijn
verschillende symptomen in depressieve episoden: melancholische kenmerken (ervaren van
alle plezier verdwenen, verminderde eetlust, vroeg wakker, klachten erger in ochtend),
atypische kenmerken (stemmingsreactiviteit; stemming klaart op bij plezierige stimuli, meer
eetlust en slaap, gevoeligheid kritiek anderen en reageren goed op bepaalde antidepressivum),
psychotische kenmerken (hallucinaties of wanen, kunnen wel- of niet stemmingscongruent
zijn, opgeblazen gevoel eigenwaarde, contact beroemde personen) of een seizoensgebonden
patroon. Ook een peripartum, binnen vier weken na de bevalling, is een kenmerk voor een
depressieve episode.
Beloop Tijdens de remissie, dus het herstel van de client, kunnen restsymptomen aanwezig
blijven. Dit is partiële remissie. Respons is min 50% vermindering van klachten. Bij cliënten
die kortdurend waren opgeknapt (minder dan 2m) maar weer volledig depressief zijn
terugval. Als cliënten langer dan 2m waren opgeknapt maar weer depressief zijn recidief.
Rapid cycling bipolaire stoornis binnen een jaar vier of meer episoden voordoen.
Hoe werkt de assessment?
Er worden vooral interview procedures gebruikt vanuit de DSM-5 en de ICD-10. SCID-I
(structured clinical interview for DSM-5 axis I disorders) getrainde clinici,
semigestructureerd om dieper in te gaan op antwoorden cliënt en CIDI (composite
international diagnostic interview) leken, wel training.
, Er zijn ook screeningsmethoden beschikbaar voor een eerste impressie. Deze bestaan uit
zelfrapportage vragenlijsten General Health Questionnaire en Symptom Checklist-90. En
Mood Disorder Questionnaire en Bipolar Spectrum Diagnostic Scale bipolair. De ernst van
de stoornis kan worden vastgelegd met interviews en zelfrapportage vragenlijsten. Vragenlijst
depressie HRSD. Deze zelfrapportage vragenlijsten zijn goedkoper dan interviews. Ook
kunnen de zelfrapportage vragenlijsten gebruikt worden om verandering te meten in de cliënt.
Niet gebruiken om te classificeren, alleen om de ernst van huidige episode aan te geven.
Wat is de epidemiologie en comorbiditeit van stemmingsstoornissen?
Depressie komt al een lange tijd voor in alle culturen, waar meer mannen dan vrouwen lijden
aan depressie. De prevalentie is 4,7 procent wereldwijd. 3,8% m en 5,9% v. Depressie
toegenomen. Sekseverschil in prevalentie openbaart zich voor het eerst in de leeftijd 11-15.
De sociale situatie, misschien geslachtshormonen het gebrek aan sociale steun, de
levensomstandigheden van vrouwen, sociale status en grotere neiging tot piekeren van
vrouwen, maakt vrouwen over het algemeen kwetsbaarder voor depressieve stoornissen.
Prevalentie mannen en vrouwen gelijk voor bipolaire stoornis. PDS 4,6%, Dysthyme
1,3%, Bipolaire I en II 1,3%.
De helft herstelt binnen 3m, andere helft 10-20% na 2j nog steeds depressie (PDS dreigt).
30% recidiveert binnen 2j, meer dan 80% binnen 15j risicofactoren: jonge leeftijd, hoog
aantal eerdere e, ernstige eerdere e, negatieve jeugdervaringen, tegenslag.
Er blijken biologische componenten een belangrijke rol te spelen in depressie.
Stemmingsstoornissen hebben een comorbiditeit met andere psychische stoornissen, zoals
angststoornissen (PTSS, paniekstoornis, gegeneraliseerde) en middelenverslaving. Ook
lichamelijke klachten zijn veelvoorkomend (30-60%) en chronische lichamelijke klachten
(20-25% ontwikkelen depressie in verloop van ziekte). Psychische en lichamelijke
klachten beïnvloeden elkaar wederzijds.
Door comorbiditeit met angststoornissen vaak combinatiebehandeling.
Wat zijn de theoretische visies op depressieve stoornissen en manie?
Leertheoretische opvattingen nemen aan dat een depressieve stoornis het gevolg is van een
specifieke leergeschiedenis. Hierin staat het paradigma operante conditionering centraal
een depressieve stoornis kan ontstaan als mensen niet (voldoende) hebben geleerd om
beloningen te ontlokken aan de buitenwereld. Skinner beschouwt een depressieve stoornis als
een vermindering van de gedragsfrequentie die ontstaat door vermindering van bekrachtiging.
Ferster depressie ontstaat als omgeving gedrag van persoon te weinig bekrachtigd, of veel
gedrag bestraffen of als het niet duidelijk is welk gedrag zal worden bekrachtigd of bestraft.
Uiteindelijk de bekrachtigingstheorie vermindering van bekrachtiging of toename van straf
leidt tot sombere gevoelens, moeheid en andere somatische klachten, niet beloonde gedrag
neemt in frequentie af. Omgeving reageert met sympathie en bezorgdheid gedrag wordt
bekrachtigd, toename frequentie. Maar na een tijdje aversie van omgeving, waardoor
depressie verergert (vicieuze cirkel). Weinig empirische onderbouwing. Rehm breidde het uit
met een cognitief-operant model. Gebrek aan externe bekrachtiging leidt pas tot depressie als
persoon zelf niet voldoende bekrachtigd/teveel straft streng voor zichzelf (weinig beloning,
bevooroordeelde evaluatie eigen gedrag door meten aan hoge normen, selectieve observatie
eigen negatieve gedrag gecombineerd met blinde vlek voor adequaat eigen gedrag), maar mild
voor anderen.
Wat is de DSM-5 classificatie van stemmingsstoornissen?
Stemmingsstoornissen = ontstemming is extreem en langdurig + andere symptomen
aanwezig en dagelijks functioneren bemoeilijkt. Stemmingsstoornissen in de DSM-5 zijn
opgedeeld in depressieve-stemmingsstoornissen en bipolaire en aanverwante
stemmingsstoornissen. De symptomen van stemmingsstoornissen kunnen verdeeld worden in
drie groepen:
1. Depressieve episode = minstens 2 w symptomen depressieve stemming of
verlies interesse/plezier
2. Manische episode= minstens 1 w voortdurend overdreven of prikkelbare
stemming + toename doelgerichte activiteiten en energie. Dagelijks functioneren
wordt beperkt.
3. Hypomane episode = dezelfde symptomen, maar minimaal 4 dagen en geen grote
beperking dagelijks functioneren.
Deze 3 vormen de bouwstenen voor de verschillende varianten van stemmingsstoornissen. Bij
classificatie ook kijken naar eerdere episoden, niet alleen actuele symptomen.
Wat is een depressieve stemmingsstoornis?
Depressieve stemmingsstoornis is de overkoepelende term voor de klasse van
stemmingsstoornissen (onderscheid met bipolair), maar ook is het een de depressieve stoornis
binnen de klasse zelf.
De disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis is gekenmerkt door prikkelbare stemmingen
en heftige driftbuien. Het wordt toegekend aan kinderen onder de 18 en is om te voorkomen
dat het te vaak stellen van de diagnose en overbehandeling van bipolaire stoornissen te veel
voorkomt.
De depressieve stoornis wordt gekenmerkt door depressieve stemmingen en verlies van
interesse en plezier (= anhedonie). Het risico op een eerste episode is het hoogst vanaf de
puberteit. Na een eerste episode heeft een tweede episode 50 procent meer kans om voor te
komen. En kans op nog meer 70-80%. Soms geleidelijk, soms plotseling (gebeurtenissen met
verlieskarakter, rouw). Eenmaal= eenmalige episode, vaker = recidiverend. Geen
manie/hypomanie aanwezig in voorgeschiedenis.
De persistente depressieve stoornis (PSD) is een chronische stoornis en werd eerder
opgesplitst in een dysthyme stoornis en een chronisch depressieve stoornis. PSD kan vroeg
ontstaan, al in de puberteit. De sombere stemming houdt voor minimaal twee jaar aan en als
de symptomen verdwijnen in deze tijd, is dit voor maximaal twee maanden. Dus lange
periode (min 2 j) met depressieve stemming (min 2 symptomen) en max 2 m afwezigheid.
Kan in puberteit ontstaan. Vaak later hulp gezocht, omdat als de klachten al jaren aanwezig
zijn dit wordt beschouwd als normaal of karakteristiek voor de persoon. Vaak ook onjuiste
interpretatie van klachten als kenmerken van PS (persoonlijkheidsstoornis).
PDS kent een aantal onderverdelingen. Puur dysthyme syndroom als er niet voldoende
symptomen zijn geweest om te voldoen aan de criteria van een depressieve stoornis. Als er
wel sprake is of is geweest van een depressieve stoornis dan wordt dat aangegeven met een
specificatie zoals persisterende depressieve stoornis met intermitterende depressieve episode,
met huidige episode (chronische klachten die nu voldoen aan criteria depressie). Of
,persisterende depressieve stoornis met intermitterende depressieve episode, zonder huidige
episode (chronische klachten die in verleden voldeden aan criteria depressie).
De premenstruele stemmingsstoornis (PMDS, oftewel premenstruele dysfore stoornis)
heeft klachten in de week voor de menstruatie en verdwijnen de klachten binnen enkele dagen
na het optreden van de menstruatie. Dan symptomen minimaal, of helemaal afwezig. Voor
vaststellen van diagnose klachtenlijst dagelijks bijhouden gedurende twee symptomatische
cycli (zo weten of het gaat om patroon dat is gebonden aan specifieke fasen van menstruele
cyclus). En als symptomen in afgelopen jaar aanwezig waren tijdens de meeste
menstruatiecycli.
De depressieve-stemmingsstoornis door een middel/medicatie of somatische aandoening.
Kan ontstaan door organische aandoeningen of door middelengebruik. De werking van de
hersenen wordt beïnvloed, waardoor een stemmingsstoornis ontstaat. Overmatig gebruik van
alcohol en drugs (intoxicatie) of het acuut stoppen (onthouding) ontstaan
stemmingsstoornis. Ook lichamelijke ziekten kunnen stemmingsstoornissen veroorzaken of
met zich meebrengen, zoals de ziekte van Parkinson en ziekten van hormoonvormende
organen. En infectieziekten (Pfeiffer).
Wat zijn bipolaire-stemmingsstoornissen?
Een bipolaire-stemmingsstoornis heeft een afwisseling tussen de aanwezigheid en
afwezigheid van depressieve en manische of hypomane episoden. Er zijn drie verschillende
typen bipolaire-stoornissen: bipolair type-I, bipolair type-II en de cyclothyme stoornis.
De bipolaire I-stoornis kenmerkt zich door een manische episode. We spreken van een
manische episode wanneer er gedurende minstens 1w iedere dag (grootste deel) sprake is van
een abnormaal en aanhoudend verhoogde prikkelbare stemming of energie. Minimaal 3 van
volgende symptomen afwijkend van normale gedrag: overtrokken gevoel van eigenwaarde,
minder slaap, spraakzamer, gejaagde gedachten, sneller afgeleid, actiever (sociaal/seksueel),
fysiek onrustig, meer dan normaal bezig met risicovolle activiteiten.
Een depressieve episode hoeft niet aanwezig te zijn, maar bij de meeste wel. Bij alleen
manische episoden dus ook spreken van I. Depressieve e nemen bij veel mensen meer tijd in
beslag dan manische e. Eigen initiatief hulp tijdens de (daarom informeren naar manische
of hypomane e). Op aandringen hulp tijdens me (niet bewust van ernst).
Bipolaire stoornissen zijn gerelateerd aan genen en symptomen zijn vaak seizoensgebonden
(de in voor- en najaar en me in zomer.) Risico dat familieleden van iemand met bipolaire
stoornis het ontwikkelen is 40-70% bij eeneiige tweelingen en 5-10% bij eerstegraad.
De bipolaire II-stoornis kenmerkt zich door de aanwezigheid in heden of verleden van
minstens 1 depressieve en minstens een hypomane episode. Een hypomane episode is minder
lang en minder intens dan een manische episode. Minimaal 3 symptomen aanwezig:
overtrokken gevoel van eigenwaarde, minder slaap, spraakzamer, gejaagde gedachte, sneller
afgeleid, actiever of fysiek onrustig, meer dan gebruikelijk bezig met risicovolle activiteiten.
Er is alleen sprake van een bipolaire II-stoornis als er nog nooit van een manische of
gemengde episode sprake is geweest. In verleden wel manie I. Hierbij ook zelf hulp
zoeken tijdens de. Stellen van diagnose is moeilijk, hypomanie lastig te onderscheiden van
normaal functioneren (volgens DSM-5 moeten veranderingen voor anderen waarneembaar
zijn).
De cyclothyme stoornis kenmerkt zich door een minimale periode van twee jaar meerdere
episoden mee te maken met lichte manische of depressieve symptomen. Er wordt niet aan de
,criteria voor me /he of de voldaan. Minstens de helft van de tijd aanwezig. Een
symptoomvrije periode is maximaal twee maanden. Cliënten maken vaak korte perioden mee
waarin zij veel energie hebben en dan rusteloos en overenthousiast van alles ondernemen, om
korte tijd daarna weer in de put te zitten en zich terug te trekken in pessimisme. Dit cyclische
patroon leidt tot complicaties in het sociale leven relatieproblemen, veel verhuizingen en
wisselingen van werkkring. Treft weinig mensen in hulpverlening omdat stemmingen
elkaar snel afwisselen en nooit de ernst van een de. Voordat mensen tijdens een episode met
depressieve kenmerken hebben besloten om hulp in te schakelen gaat het alweer beter.
Bipolaire-stemmingsstoornissen door een middel/medicatie of een somatische aandoening.
Kunnen ook veroorzaakt worden door organische aandoeningen of middelengebruik.
Wat zijn de restcategorieën en nadere omschrijvingen van stemmingsstoornissen?
De andere gespecificeerde depressieve stemmingsstoornis en de andere gespecificeerde
bipolaire-stemmingsstoornis symptomen veroorzaken klinische significante lijdensdruk of
beperking in functioneren, maar niet voldoen aan criteria en clinicus wil registeren waarom
dat niet het geval is. De ongespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis en de
ongespecificeerde bipolaire- stemmingsstoornis geen uitleg waarom symptomen niet
voldoen aan criteria en onvoldoende informatie om specifieke stemmingsstoornis vast te
stellen.
DSM-5 kent twee typen specificatiemogelijkheden voor de verschillende
stemmingsstoornissen het beschrijven van de actuele of laatste episode en het beschrijven
van het beloop.
Voor alle episoden is het van belang aan te geven hoe ernstig de actuele is. De meest actuele
episode is het belangrijkst om aan te geven hoe ernstig de stoornis is. Op basis van de ernst
van de stoornis kan worden bepaald hoe intensief de behandeling moet zijn. Er zijn
verschillende symptomen in depressieve episoden: melancholische kenmerken (ervaren van
alle plezier verdwenen, verminderde eetlust, vroeg wakker, klachten erger in ochtend),
atypische kenmerken (stemmingsreactiviteit; stemming klaart op bij plezierige stimuli, meer
eetlust en slaap, gevoeligheid kritiek anderen en reageren goed op bepaalde antidepressivum),
psychotische kenmerken (hallucinaties of wanen, kunnen wel- of niet stemmingscongruent
zijn, opgeblazen gevoel eigenwaarde, contact beroemde personen) of een seizoensgebonden
patroon. Ook een peripartum, binnen vier weken na de bevalling, is een kenmerk voor een
depressieve episode.
Beloop Tijdens de remissie, dus het herstel van de client, kunnen restsymptomen aanwezig
blijven. Dit is partiële remissie. Respons is min 50% vermindering van klachten. Bij cliënten
die kortdurend waren opgeknapt (minder dan 2m) maar weer volledig depressief zijn
terugval. Als cliënten langer dan 2m waren opgeknapt maar weer depressief zijn recidief.
Rapid cycling bipolaire stoornis binnen een jaar vier of meer episoden voordoen.
Hoe werkt de assessment?
Er worden vooral interview procedures gebruikt vanuit de DSM-5 en de ICD-10. SCID-I
(structured clinical interview for DSM-5 axis I disorders) getrainde clinici,
semigestructureerd om dieper in te gaan op antwoorden cliënt en CIDI (composite
international diagnostic interview) leken, wel training.
, Er zijn ook screeningsmethoden beschikbaar voor een eerste impressie. Deze bestaan uit
zelfrapportage vragenlijsten General Health Questionnaire en Symptom Checklist-90. En
Mood Disorder Questionnaire en Bipolar Spectrum Diagnostic Scale bipolair. De ernst van
de stoornis kan worden vastgelegd met interviews en zelfrapportage vragenlijsten. Vragenlijst
depressie HRSD. Deze zelfrapportage vragenlijsten zijn goedkoper dan interviews. Ook
kunnen de zelfrapportage vragenlijsten gebruikt worden om verandering te meten in de cliënt.
Niet gebruiken om te classificeren, alleen om de ernst van huidige episode aan te geven.
Wat is de epidemiologie en comorbiditeit van stemmingsstoornissen?
Depressie komt al een lange tijd voor in alle culturen, waar meer mannen dan vrouwen lijden
aan depressie. De prevalentie is 4,7 procent wereldwijd. 3,8% m en 5,9% v. Depressie
toegenomen. Sekseverschil in prevalentie openbaart zich voor het eerst in de leeftijd 11-15.
De sociale situatie, misschien geslachtshormonen het gebrek aan sociale steun, de
levensomstandigheden van vrouwen, sociale status en grotere neiging tot piekeren van
vrouwen, maakt vrouwen over het algemeen kwetsbaarder voor depressieve stoornissen.
Prevalentie mannen en vrouwen gelijk voor bipolaire stoornis. PDS 4,6%, Dysthyme
1,3%, Bipolaire I en II 1,3%.
De helft herstelt binnen 3m, andere helft 10-20% na 2j nog steeds depressie (PDS dreigt).
30% recidiveert binnen 2j, meer dan 80% binnen 15j risicofactoren: jonge leeftijd, hoog
aantal eerdere e, ernstige eerdere e, negatieve jeugdervaringen, tegenslag.
Er blijken biologische componenten een belangrijke rol te spelen in depressie.
Stemmingsstoornissen hebben een comorbiditeit met andere psychische stoornissen, zoals
angststoornissen (PTSS, paniekstoornis, gegeneraliseerde) en middelenverslaving. Ook
lichamelijke klachten zijn veelvoorkomend (30-60%) en chronische lichamelijke klachten
(20-25% ontwikkelen depressie in verloop van ziekte). Psychische en lichamelijke
klachten beïnvloeden elkaar wederzijds.
Door comorbiditeit met angststoornissen vaak combinatiebehandeling.
Wat zijn de theoretische visies op depressieve stoornissen en manie?
Leertheoretische opvattingen nemen aan dat een depressieve stoornis het gevolg is van een
specifieke leergeschiedenis. Hierin staat het paradigma operante conditionering centraal
een depressieve stoornis kan ontstaan als mensen niet (voldoende) hebben geleerd om
beloningen te ontlokken aan de buitenwereld. Skinner beschouwt een depressieve stoornis als
een vermindering van de gedragsfrequentie die ontstaat door vermindering van bekrachtiging.
Ferster depressie ontstaat als omgeving gedrag van persoon te weinig bekrachtigd, of veel
gedrag bestraffen of als het niet duidelijk is welk gedrag zal worden bekrachtigd of bestraft.
Uiteindelijk de bekrachtigingstheorie vermindering van bekrachtiging of toename van straf
leidt tot sombere gevoelens, moeheid en andere somatische klachten, niet beloonde gedrag
neemt in frequentie af. Omgeving reageert met sympathie en bezorgdheid gedrag wordt
bekrachtigd, toename frequentie. Maar na een tijdje aversie van omgeving, waardoor
depressie verergert (vicieuze cirkel). Weinig empirische onderbouwing. Rehm breidde het uit
met een cognitief-operant model. Gebrek aan externe bekrachtiging leidt pas tot depressie als
persoon zelf niet voldoende bekrachtigd/teveel straft streng voor zichzelf (weinig beloning,
bevooroordeelde evaluatie eigen gedrag door meten aan hoge normen, selectieve observatie
eigen negatieve gedrag gecombineerd met blinde vlek voor adequaat eigen gedrag), maar mild
voor anderen.