100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Neuropsychologische diagnostiek samenvatting tentamen

Beoordeling
-
Verkocht
9
Pagina's
25
Geüpload op
08-02-2025
Geschreven in
2023/2024

Dit is een samenvatting van de hoofdstukken 3,4,5,6,7,8,9,11,17 uit het boek 'Neuropsychologische diagnostiek' geschreven door Hendriks om je voor te bereiden op het tentamen van de cursus 'neuropsychologische diagnostiek' aan de Universiteit Utrecht.

Meer zien Lees minder










Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Ja
Geüpload op
8 februari 2025
Aantal pagina's
25
Geschreven in
2023/2024
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Neuropsychologische diagnostiek samenvatting

Hoofdstuk 3 – Anamnese en heteroanamnese

3.2 De aanvraag voor npo
Verwijzer heeft geen np expertise en formuleert een vraag daardoor breed en vaag. Neuropsycholoog duidelijk
krijgen of er naar onderkenning, evaluatie, verklaring, predictie of indicatie gevraagd wordt en verwijsvraag
formuleren tot een duidelijke vraagstelling, zodat onderzoek bij kan dragen aan diagnostiek of behandeling
patiënt. Onderzoek dient ook rekening te houden met behoeften en beperkingen patiënt. Achtergrond en reden
van onderzoek moet daarom ook duidelijk zijn voor onderzoek. Bijstelling van aanvragen zorgt er uiteindelijk
voor dat verwijzers de vraagstellingen steeds beter gaan toesnijden op mogelijkheden en beperkingen npo.
Verwijsvraag van verwijzer is niet altijd hetzelfde als de verwijsvraag van patiënt of familie, daarom ook naar
hun verwachtingen informeren  zo voorkomen dat bij terugrapportage nog vragen komen die niet beantwoord
kunnen worden met uitgevoerde onderzoek + motivatie voor patiënt om mee te werken met onderzoek.
Collaborative neuropsychological assessment = patiënt actieve rol in formuleren van vragen voor npo, omdat
begrijpen van uitkomsten ook therapeutische waarde kan hebben.

Neuropsycholoog ook aanvullende relevante vragen stellen of vragen herformuleren ook bij duidelijke
vraagstelling van verwijzer. Volgens AST van NIP moeten de psycholoog, cliënt, en opdrachtgever
overeenstemming bereiken over de vraag die gebruikt wordt als opdracht en bevestigt de psycholoog de opdracht
tegenover betrokkenen. Onderzoeksvraag in dossier van patiënt vermelden. Door bevindingen tijdens onderzoek
kan de vraagstelling veranderen en de aanpassing ervan is dan verantwoordelijkheid van de neuropsycholoog.

3.3 Informeren van de patiënt
Volgens AST moet patiënt persoonlijk schriftelijk benaderd worden voor het onderzoek. Vermelden: doel
onderzoek, manier rapporteren, verantwoordelijke psycholoog, recht op inzage, bezwaar, correctie en
blokkering. Het verschaffen van schriftelijke info is soms praktisch niet haalbaar, maar er moet naar gestreefd
worden. Bij eerste afspraak: procedure toelichten en vragen of p nog vragen heeft, tegenstrijdige belangen ter
sprake brengen.

3.4 Informatie vooraf
Vooraf aan anamnese: beschikking over gegevens en medisch dossier van patiënt, zodat p niet steeds dezelfde
vragen moet beantwoorden + dieper ingaan op zaken die relevant zijn voor NPO. Tijdens anamnese al beginnen
met hypothesen vormen, daardoor andere dingen doorvragen dan arts of klinisch psycholoog. Anamnese
beginnen met samenvatting van gegevens en vragen of deze compleet en correct is. Ook gebruikmaken van
intakelijsten, voor aanvang van anamnese invullen. Voor gegevens als opleiding, leeftijd, medische
voorgeschiedenis etc., maar voor inventarisatie van cognitieve klachten bestaan weinig Nederlandstalige
gevalideerde lijsten.

3.5 Anamnese
Doel: zo precies mogelijke gegevens verkrijgen over aard, verloop en de ernst van de klachten en de gevolgen
hiervan voor dagelijks leven. Deze klachten moeten in groter verband geplaatst worden aan hand van
ziektegeschiedenis, en psychosociale factoren. En beeld krijgen van premorbide functioneren. In de vorm van
een gesprek, op gestructureerde manier (voor betrouwbaarheid). Noteren van info en letterlijke uitspraken.
Anamnese is nooit een objectieve gegevensverzameling, want info wordt altijd gekleurd door cognitieve en
persoonlijkheidsfactoren. Ook hangt correcte weergave af van geheugen. Telescoop-effect: gebeurtenissen van
lang geleden worden als recenter herinnerd. Patiënt is selectief in klachtenrapportage, geneigd om stoornissen te
onderkennen die van belang zijn voor dagelijks leven. Klachtenrapportage ook gekleurd door verwachtingen van
onderzoek van p. Belangrijk dat p concrete voorbeelden noemt om klachten toe te lichten, zo kan
neuropsycholoog bepalen of er sprake is van stoornis. Klachten betekent niet per se een stoornis. Psycholoog kan
controleren of patiënt onder bepaalde klacht of stoornis verklaard wat np verstaat. Bepaalde termen kunnen ook
verwarring veroorzaken  korte- en langetermijngeheugen (zien ktm als iets wat dag of week geleden is). De
psycholoog kan ernst inschatten op basis van voorbeelden.

3.6 Heteroanamnese
Toestemming van p om iemand uit nabije omgeving te bevragen. Ook info krijgen van verpleegkundigen etc.
(dan geen toestemming nodig). In grote lijnen zelfde vragen als bij anamnese.
Gegevens anamnese en heteroanamnese komen niet altijd overeen  p gebrekkig ziekte-inzicht, klachten
bagatelliseert, of andere redenen. Sommige confabulaties zijn subtiel/geloofwaardig dat ze alleen worden

,gedetecteerd doordat naaste het verhaal van p weerlegt. Veranderingen in persoonlijkheid of gedragsstoornissen
worden vaak niet spontaan gemeld, omdat niet als afwijkend onderkennen, of zelf geen last van. Andersom ook:
dramatische klachtenpresentatie kan door omgeving beschreven worden als veel lichter. Onjuist: ervan uitgaan
dat p ongelijk heeft en dat directbetrokkene een betrouwbare weergave van de werkelijkheid heeft (bijvoorbeeld
copingstrategieën om het voor omgeving te verdoezelen). Relatie tussen testresultaten op geheugentests en
gerapporteerde problemen door directbetrokkenen is hoger dan correlatie met de door p zelf gerapporteerde
klachten. Heteroanamnese samen met p of apart: voordeel samen  interactie tussen p en directbetrokkene.

Zie box 3.2, p.71.

3.7 De inhoud van de (hetero)anamnese

Uitleg procedure  samenvatting voorinformatie, en controleren op juistheid  open vraag, en met een paar
open vragen, vragen om verheldering. Belangrijkste klachten, verbale vaardigheden, affectieve toestand. Na deze
eerste oriëntatie wordt anamnese gestructureerd a.d.h.v. punten in box 3.2. Duur en verloop klachten in kaart
brengen, zeker als etiologie nog niet duidelijk is, maar altijd belangrijk. Bij klachten na niet-aangeboren
hersenletsel is het doorvragen minder uitgebreid, dan bij dementie.
Aan de hand van spontane klachten wordt doorgevraagd naar specifieke klachten. Alle klachten zo concreet
mogelijk bevragen, en zo nodig p voorbeelden laten benoemen. Hoofdpunten van B (box 3.2) uitvragen. P kan
selectief zijn in klachtenrapportage: denkt dat sommige dingen niet moeite waard zijn om te vermelden. Nu heb
je een beeld over wat de repercussies zijn van stoornissen op dagelijks leven  geeft indruk van mate van
beperkingen op activiteiten- en participatieniveau.
Fysieke problemen kunnen storend zijn voor resultaten en tasten validiteit aan. Standaard vragen naar visus- of
geheugenstoornissen is vereiste. Pijnklachten en slaperigheid ook stoorfactoren, maar ook belangrijk voor
differentiaaldiagnostiek. Medische geschiedenis: neuropsycholoog stelt vragen die relevant zijn voor het
begrijpen van mogelijke etiologie van de klachten van p en voor formuleren van onderzoekshypothesen
(aandoeningen centrale zenuwstelsel en somatische aandoeningen kunnen hier effect op hebben). Selectie van
vragen hangt af van: vraagstelling voor npo en type probleem en wordt gedeeltelijk gestuurd door de hypothesen
die de psycholoog al gedurende de anamnese ontwikkelt.
NPO bij kinderen  uitvragen van ontwikkeling is belangrijk. Bij langer bestaande cognitieve klachten zonder
duidelijk beginpunt moet worden doorgevraag naar de ontwikkeling in kindertijd, bij aantal volwassene is
ontwikkelingsstoornis of leerstoornis namelijk nooit eerder onderkend.
Ook algemene gegevens verzamelen.

3.8 Gedragsobservatie

Anamnese is een goed observatiemoment: indruk krijgen van taalbegrip, verbale vermogen, sociale
interactievermogen en inzicht in stoornis/beperkingen. Bij anamnese kan patiënt goed aangepast lijken, omdat
verschuilen achter geautomatiseerd sociaal gedrag.

Hoofdstuk 4 – Vraagstelling en hypothesevorming

4.1 Van aanvraag naar vraagstelling
Patiënten of aanvragers hebben soms onuitgesproken vragen of verachtingen/ verborgen agenda’s bij de
aanvraag. Een aanvraag kan voor de ene verwijzer iets anders betekenen dan voor de ander.

Een verwijsvraag is geen vraagstelling: de diagnosticus vertaalt de vraag van de aanvrager/patiënt naar een of
meer toetsbare vraagstellingen.
Twee typen vraagstellingen:
 Diagnostische: gericht op differentiële diagnostiek (tussen dementie en depressie bijvoorbeeld).
 Beschrijvende: vraagt naar een gedragsbeschrijving om te komen tot een behandel- of begeleidingsplan
op basis van een sterkte-zwakteanalyse.
Anderen beschrijven meer typen vraagstellingen: verwijsvragen kunnen volgens Bijttebier et al. (2013). herleid
worden tot 5 basisvraagstellingen (onderkenning, evaluatie, verklaring, predictie, indicatie).

Goed besef van welke type vraagstellingen relevant zijn leidt tot meer gerichte keuze voor operationalisatie en
onderzoeksinstrumenten.

Zie tabel 4.1 p.81

, 4.2 Hypothesevorming
Vanaf eerste aanmelding patiënt begint diagnosticus met formuleren van hypothesen. Dit proces zal aanvankelijk
niet altijd even expliciet zijn, maar de diagnosticus moet het zelf expliciet maken om tot toetsbare hypothesen en
onderzoeksmethoden te komen. Hypothesen gaan van algemeen naar specifiek. Tijdens anamnese eventueel nog
andere aanvullende hypothesen formuleren, en eerdere hypothesen al soms verwerpen op basis van nieuwe
informatie. De aanvankelijke hypothese leidt tot een focus in de vragen die de diagnosticus stelt tijdens de
anamnese, zodat deze gefocust wordt op de problemen van patiënt. Bij (hetero)anamnese weer nieuwe gegevens,
wat weer kan leiden tot een nieuwe hypothese.

Een neuropsycholoog moet als een scientist-practitioner diagnostische vraagstellingen kunnen onderzoeken.
Klinische en wetenschappelijke kennisbronnen hebben dezelfde waarde en worden op gelijkwaardig niveau bij
de patiëntenzorg ingezet. Tijdens anamnese vormen en toetsen van hypothesen, en begint ook
interpretatieproces.

4.3 Diagnostische cyclus
Psychodiagnostiek is een stapsgewijs proces waarbij een diagnostische cyclus wordt gevolgd. Tijdens
(hetero)anamnese wordt al begonnen met toetsen van hypothesen (eventueel verwerpen, en nieuwe genereren).
Hypothesevorming is een dynamisch proces en tijdens de gehele diagnostische cyclus zullen er nieuwe
hypothesen gevormd worden/bevestigd/verworpen. Als er inconsistenties zijn (tussen testresultaten en
observaties) dan leiden deze tot nieuwe hypotheses, die weer getoetst worden. De cyclus wordt herhaaldelijk
doorlopen (of delen ervan).

Psychodiagnostiek staat dicht bij de empirische cyclus. Verklaringsstap in cyclus, in ND gaat hier veel aandacht
naartoe.

Het onderzoeken van hypothesen over individuele patiënten is vergelijkbaar met N=1 studies. Diagnostische
cyclus is een referentiekader en geen keurslijf voor de diagnosticus, soms schieten onderzoeksmogelijkheden
tekort voor een goede hypothesetoetsing en strandt de diagnostische cyclus voortijdig. Het belang van de cyclus
ligt niet in het volledig doorlopen, maar in de methode van hypothesevorming en toetsing bij iedere stap  leidt
tot transparante en verantwoorde wijze van diagnostische besluitvorming. Afnemen van standaardtestbatterijen
past hier niet bij  irrelevante gegevens/relevante gegevens niet verzamelen.

4.4 Symptomen, syndromen en differentiaaldiagnose
Syndromen = clusters van symptomen die vaak samen voorkomen en daardoor waarschijnlijk eenzelfde
onderliggende pathofysiologie hebben.

Halo-effect = klachten of symptomen veronderstellen die er in werkelijkheid niet zijn doordat de clinicus
zichtzelf onbewust op het verkeerde been zet. Op basis van uiterlijk of genoemde klachten.

Belangrijk om onderscheid te maken tussen symptomen/testresultaten die gebruikt kunne worden voor het
aannemen van een hypothese en anderzijds symptomen of testresultaten die gebruikt worden voor het verwerpen
van een hypothese (voor de inclusie/exclusie van stoornis). Ook onderscheid maken tussen consistentie en
differentiële waarde van een bevinding. Een bevinding is consistent als deze kan passen bij een stoornis
(alzheimerdementie en vasculaire dementie zijn de differentiaal diagnostische mogelijkheden, dan zijn
geheugenstoornissen consistent met beide diagnoses. Een bevinding met differentiële waarde kan bijdragen tot
differentiaaldiagnostiek.

4.5 Waarschijnlijkheid en causaliteit
In diagnosestelling en indicatiestelling doet men uitspraken met een zekere waarschijnlijkheid, nooit met
volledige zekerheid. Kenmerken patiënt afzetten tegen bevindingen uit de literatuur. Foutenmarge in
bevindingen, door standaardmeetfout, predictieve waarden nooit 100%, normpopulatie van een test komt niet
geheel overeen met kenmerken van patiënt. Wil clinicus valide uitspraak kunnen doen over diagnose  dan
rekening houden met base rate: a-priori kans van een bepaalde diagnose.

Conclusies van NPO zijn hypothesen die verifieerbaar zijn of niet verworpen werden, omdat geen alternatieve
hypothesen/grens van vakgebied bereikt (geen test die specifieker kan onderzoeken).

Op basis van NPO geen uitspraak doen over etiologie van cognitieve disfuncties. Aan medicus om medische
diagnose te stellen. Soms moeten medicus en neuropsycholoog uitgaan van waarschijnlijke samenhang.
€6,00
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
lttb Universiteit Utrecht
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
40
Lid sinds
11 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
8
Laatst verkocht
1 maand geleden

5,0

1 beoordelingen

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen