patiëntenzorg
Hoofdstuk 1 t/m 33
,Hoofdstuk 1 toepassing van
geneesmiddelen
Causaal= genezend
Symptomatisch= bestrijdt gevolgen
Substitutietherapie= vervangt lichaamseigen stof
Preventief= voorkomen
Palliatief= verlengen leven
Fytotherapie= kruidengeneesmiddelen
Hoofdstuk 2 toedieningswegen
en toedieningsvormen
Cutaan = op de huid
Sublinguaal = oromucosaal = onder tong
Transdermaal= via huid
Parenteraal = injectie
Hoofdstuk 3 opname, werking,
omzetting en uitscheiding
Innemen nuchtere maag = tenminste half uur voor of 2 uur na maaltijd
Tabletten met beschermlaag vallen in darm uiteen aangegeven met= EC, MSR
Tussen moment waarop een geneesmiddel wordt ingenomen en de opname in het bloed ligt
15-30 minuten
Bloedspiegel= concentratie van een geneesmiddel in het bloed
Biologische beschikbaarheid= hoeveelheid geneesmiddel die in het bloed terecht komt,
uitgedrukt in procenten van de ingenomen hoeveelheid
Bloedspiegelbepaling = bepalen van de hoeveelheid geneesmiddel in het bloed door om het
half uur bloed af te nemen en te meten
Wil een geneesmiddel effect hebben dan is een bloedspiegel nodig= minimale effectieve
concentratie
Bloedspiegelbepaling
, Lithium
Oncolytica
Anti-epileptica
Werkingssnelheid
De snelheid waarmee een geneesmiddel werkt, wordt bepaald door de snelheid waarmee
het geneesmiddel in het bloed komt
Toedieningsvormen die snel werken
Parenteraal
Sublinguaal
Inhalatie
Narcose
Werkingssnelheid hangt af van
Uiteenvaltijd van tablet of capsule
Maagvulling
Darmbeweging
Bij orale toediening ontstaat de snelste werking als het geneesmiddel opgelost in water wordt
gegeven
Meest gangbare tijden
8:00
13:00
18:00
22:00
Voorbeeld van stoffen waarbij pas na de omzetting in de lever een werkzame geneesmiddel vormen
= prednison
Halfwaardetijd = tijdsduur waarin de hoeveelheid geneesmiddel in het bloed tot de helft is
verminderd
, Hoofdstuk 4 doseringen
Dosering= hoeveelheid geneesmiddel wordt voorgeschreven (24 uur)
Dosis: per keer
Frequentie = aantal keren per etmaal
Dosis x frequentie = dosering per etmaal
Gebruikelijke dosering = normdosering
Arts verplicht reden van voorschrijven
Azathioprine Methotrexaat
Carbamazepine Metronidazol
Chloroquine Minocycline
Ciclosporine Paromomycine
Colchicine Rifabutine
Danazol Rifampicine
Dapson Sulfasalazine
Fenytoïne Tacrolimus
Fluconazol Trimethoprim
Flucytosine Valaciclovir
Ketoconazol Valproïnezuur
Lithiumcarbonaat
Toxische dosis= meer dan maximale dosering kan vergiftigingsverschijnselen optreden is hoger dan
maximale dosis
Letale dosis= dodelijk
Extra controle apotheker:
Oncolytica = mercaptopurine, methotrexaat
Immunosuppressiva = azathioprine, mycofenolzuur, ciclosporine
Hoofdstuk 5 interacties
Maagbloeding als gevolg van combinatie NSAID (ibuprofen) met antistollingsmiddel
(acenocoumarol of pradaxa)
Maagbloeding kan voorkomen worden met het gebruik van een maagbeschermer PPI =
omeprazol
Norit + pil = pil werk minder goed
Acetylsalicylzuur + ibuprofen = aspirine werkt niet meer goed, antistolling wordt minder
opiaten en alcohol