MACRO ECONOMIE HOORCOLLEGE 8
De economie op korte termijn, de conjunctuurcyclus en het Keynesiaanse-kruismodel
Eerste helft van de cursus
Analyse van de economie op lange termijn: het klassieke model
Prijzen zijn flexibel, markten in evenwicht (behalve de arbeidsmarkt)
Klassieke dichotomie geldt: (veranderingen in) nominale variabelen hebben geen effect op
reële variabelen
Klassieke model – Lange Termijn
Lange termijn: aanbod centraal
Het productievolume Y (constant) = productiecapaciteit wordt bepaald door:
- De kapitaalgoederenvoorraad K
- De beroepsbevolking L
- De stand van de technologie (A)
- Y (constant) = A x F(K,L) “Full capacity”Full capacity”
Y (constant) wordt “Full capacity”verdeeld” over C, I en G (+ NX in open economie)
Gesloten economie: de reële rente zorgt voor vraag = aanbod, ook na aanbod- en
vraagschokken
Kleine open economie: de reële wisselkoers zorgt voor vraag = aanbod, ook na aanbod- en
vraagschokken
De geldmarkt staat hier helemaal los van, P is volledig flexibel
Feiten over de conjunctuurcyclus (H10.1 – 10.2)
“Boom-bust cycles”
Gemiddeld genomen groeien de meeste economieën
Maar economische groei gaat nooit volgens een gelijk patroon
Dit zorgt voor fluctuaties in inkomen, werkloosheid, consumptie, enz
Terugkerend fenomeen: “Full capacity”boom-bust-cycles” (“Full capacity”business cycle”)
- Conform hoofdstuk 3-6, nemen we aan dat er geen sprake is van groei op lange termijn…
Deze cursus: geen langetermijn-economische groei
,Terminologie
Laagconjunctuur: economische groei ligt onder de trendmatige ontwikkeling
Recessie: “Full capacity”De toestand waarin de economie verkeert wanneer het volume van het bruto
binnenlands product (na correctie voor seizoensinvloeden) twee opeenvolgende kwartalen
krimpt”
Depressie/crisis: langdurige en sterke recessie (bv. Grote Depressie: in de jaren ’30 daalde
het BBP van de VS met 30%, 25% werkeloosheid, crisis pas in 1941 ten einde)
, De consumptie ligt heel erg samen
met het BBP: dit noemen we dus
procyclisch. Positieve relatie tussen
het BBP en de consumptie.
Als het BBP daalt, dan worden de
Investeringen nog veel minder. Het is
sterker procyclisch dan de
consumptie. Investeringen gaan heel
sterk mee met het BBP.
Als het BBP omlaag gaat, neemt de
werkeloosheid toe. Het is een
negatief verband: anticyclisch.
Werkeloosheid loopt een klein beetje
achter. Arbeidsmarkt is een beetje de staart van de economie.
Werkeloosheid en recessies in de VS
werkeloosheid neemt nog een tijd toe na het eind van een recessie
Conclusie “facts and figures”
Procyclisch: Anticyclisch:
Consumptie * Werkloosheid
Investeringen * Faillissementen
Werkgelegenheid
Maar ook
, Geldhoeveelheid Acyclisch:
Reële lonen * Reële rentes
Inflatie
Aandelenprijzen
Nominale rentes
“Leading economic indicators”
“Full capacity”Leading indicators” gaan gewoonlijk vooraf aan de economische ontwikkeling zoals:
- Nieuwe bestellingen van consumptiegoederen
- M2
- Index consumenten- en producentenvertrouwen
- Verschil tussen lange- en kortetermijnrente gerelateerd aan de yield-curve
Yield curve
Yield curve = rentetermijnstructuur: verband tussen de looptijd van leningen en het rendement ervan
In normale tijden: korte rente < lange rente
Inverse yield-curve
Negatieve helling (“Full capacity”inverse yield curve”):
Kan ontstaan door toenemende vraag naar langlopende obligaties en teruglopende vraag naar
kortlopende obligaties
reden: men voorziet voor de nabije toekomst dat de economie slechter presteert en de centrale bank
daarom de rentes zal verlagen en aandelenkoersen worden naar verwachting lager vlucht in
veilige, langlopende obligaties rente op langlopende obligaties daalt t.o.v. kortlopende obligaties
Yield curve
Wetmatigheid: als de yield curve invers wordt (en 3 maanden blijft), komt er over 12 tot 18
maanden een recessie
VS: over afgelopen 70 jaar klopte dit voor 85% van de periodes van een recessie
De economie op korte termijn, de conjunctuurcyclus en het Keynesiaanse-kruismodel
Eerste helft van de cursus
Analyse van de economie op lange termijn: het klassieke model
Prijzen zijn flexibel, markten in evenwicht (behalve de arbeidsmarkt)
Klassieke dichotomie geldt: (veranderingen in) nominale variabelen hebben geen effect op
reële variabelen
Klassieke model – Lange Termijn
Lange termijn: aanbod centraal
Het productievolume Y (constant) = productiecapaciteit wordt bepaald door:
- De kapitaalgoederenvoorraad K
- De beroepsbevolking L
- De stand van de technologie (A)
- Y (constant) = A x F(K,L) “Full capacity”Full capacity”
Y (constant) wordt “Full capacity”verdeeld” over C, I en G (+ NX in open economie)
Gesloten economie: de reële rente zorgt voor vraag = aanbod, ook na aanbod- en
vraagschokken
Kleine open economie: de reële wisselkoers zorgt voor vraag = aanbod, ook na aanbod- en
vraagschokken
De geldmarkt staat hier helemaal los van, P is volledig flexibel
Feiten over de conjunctuurcyclus (H10.1 – 10.2)
“Boom-bust cycles”
Gemiddeld genomen groeien de meeste economieën
Maar economische groei gaat nooit volgens een gelijk patroon
Dit zorgt voor fluctuaties in inkomen, werkloosheid, consumptie, enz
Terugkerend fenomeen: “Full capacity”boom-bust-cycles” (“Full capacity”business cycle”)
- Conform hoofdstuk 3-6, nemen we aan dat er geen sprake is van groei op lange termijn…
Deze cursus: geen langetermijn-economische groei
,Terminologie
Laagconjunctuur: economische groei ligt onder de trendmatige ontwikkeling
Recessie: “Full capacity”De toestand waarin de economie verkeert wanneer het volume van het bruto
binnenlands product (na correctie voor seizoensinvloeden) twee opeenvolgende kwartalen
krimpt”
Depressie/crisis: langdurige en sterke recessie (bv. Grote Depressie: in de jaren ’30 daalde
het BBP van de VS met 30%, 25% werkeloosheid, crisis pas in 1941 ten einde)
, De consumptie ligt heel erg samen
met het BBP: dit noemen we dus
procyclisch. Positieve relatie tussen
het BBP en de consumptie.
Als het BBP daalt, dan worden de
Investeringen nog veel minder. Het is
sterker procyclisch dan de
consumptie. Investeringen gaan heel
sterk mee met het BBP.
Als het BBP omlaag gaat, neemt de
werkeloosheid toe. Het is een
negatief verband: anticyclisch.
Werkeloosheid loopt een klein beetje
achter. Arbeidsmarkt is een beetje de staart van de economie.
Werkeloosheid en recessies in de VS
werkeloosheid neemt nog een tijd toe na het eind van een recessie
Conclusie “facts and figures”
Procyclisch: Anticyclisch:
Consumptie * Werkloosheid
Investeringen * Faillissementen
Werkgelegenheid
Maar ook
, Geldhoeveelheid Acyclisch:
Reële lonen * Reële rentes
Inflatie
Aandelenprijzen
Nominale rentes
“Leading economic indicators”
“Full capacity”Leading indicators” gaan gewoonlijk vooraf aan de economische ontwikkeling zoals:
- Nieuwe bestellingen van consumptiegoederen
- M2
- Index consumenten- en producentenvertrouwen
- Verschil tussen lange- en kortetermijnrente gerelateerd aan de yield-curve
Yield curve
Yield curve = rentetermijnstructuur: verband tussen de looptijd van leningen en het rendement ervan
In normale tijden: korte rente < lange rente
Inverse yield-curve
Negatieve helling (“Full capacity”inverse yield curve”):
Kan ontstaan door toenemende vraag naar langlopende obligaties en teruglopende vraag naar
kortlopende obligaties
reden: men voorziet voor de nabije toekomst dat de economie slechter presteert en de centrale bank
daarom de rentes zal verlagen en aandelenkoersen worden naar verwachting lager vlucht in
veilige, langlopende obligaties rente op langlopende obligaties daalt t.o.v. kortlopende obligaties
Yield curve
Wetmatigheid: als de yield curve invers wordt (en 3 maanden blijft), komt er over 12 tot 18
maanden een recessie
VS: over afgelopen 70 jaar klopte dit voor 85% van de periodes van een recessie