Ondernemingsrecht
Inhoud
Hoofdstuk 1: Enige grondbeginselen.............................................................................4
1.1 Rechtsregels.........................................................................................................4
1.2 Rechtsbronnen.....................................................................................................4
1.1 Het ondernemingsrecht binnen het Burgerlijk Wetboek......................................6
1.1.1 Rechtspersonen en rechtssubjecten..............................................................6
1.1.2 Soorten rechtspersonen.................................................................................7
1.2 Rechtsvormen in Nederland.................................................................................7
1.2.1 Rechtspersonen..............................................................................................7
1.2.2 Personenvennootschappen............................................................................7
1.2.3 Eenmanszaak.................................................................................................8
1.2.4 Europese rechtsvormen.................................................................................8
1.8 Kamer van Koophandel - Handelsregister............................................................8
1.8.1 Inschrijfplicht bij de KvK.................................................................................8
1.8.2 Wijze en kosten van inzage in het handelsregister........................................9
1.6 Raakvlakken met faillissementsrecht...................................................................9
1.6.1 Curator bij faillissement.................................................................................9
1.6.2 Bewindvoerder bij surseance van betaling....................................................9
1.10 Corporate Governance Code..............................................................................9
Hoofdstuk 2: Personenvennootschappen en eenmanszaak........................................10
2.1 Eenmanszaak.....................................................................................................10
2.2 Personenvennootschappen................................................................................10
2.3 Maatschap..........................................................................................................11
2.4 Vennootschap onder firma.................................................................................13
2.5 Commanditaire vennootschap...........................................................................14
2.6 Ontbinding en voortzetting van de personenvennootschap..............................15
2.6.1 Ontbinding....................................................................................................15
2.6.2 Voorzetting...................................................................................................15
Hoofdstuk 3: Algemene kenmerken van rechtspersonen............................................16
3.1 Voordelen van rechtspersonen...........................................................................16
3.2 Oprichting met notariële akte............................................................................16
Pagina 1 van 40
, 3.3 Vertegenwoordiging van rechtspersonen...........................................................17
3.4 Persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders................................................19
3.4.1 Interne aansprakelijkheid bestuurders.........................................................19
3.4.2 Externe aansprakelijkheid bestuurders........................................................19
Hoofdstuk 4: Vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij...............20
4.1 Vereniging..........................................................................................................20
4.2 Oprichting van een vereniging...........................................................................20
4.3 Doel van de vereniging......................................................................................20
4.4 Organen van een vereniging..............................................................................21
4.7 Coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij..............................................22
Hoofdstuk 5: BV en NV.................................................................................................24
5.3 Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv)...........................24
5.4 Oprichting bv en nv............................................................................................25
5.5 Handelen in de oprichtingsfase (i.o.)..................................................................26
5.5.1 Rechtshandelingen voor de vennootschap i.0.............................................26
5.5.2 Bekrachtiging na oprichting.........................................................................26
Hoofdstuk 6: Kapitaal en aandelen van de bv en nv (17)............................................27
6.1 Kapitaalbegrippen..............................................................................................27
6.2 Eigen vermogen: jaarrekening met balans........................................................29
6.3 Categorieën van aandelen en verwante stukken...............................................29
6.4 Kapitaalbeschermingsmaatregelen....................................................................29
Hoofdstuk 7: Organen van de bv en nv.......................................................................30
7.1 Algemene vergadering (AvA).............................................................................30
7.2 Bestuur...............................................................................................................31
7.3 Raad van commissarissen (RvC)........................................................................32
7.4 Vormgeving van een vennootschap met een toezichthoudend en
bestuursorgaan.........................................................................................................33
7.5 Verhoudingen tussen AvA en bestuur................................................................33
Hoofdstuk 8: Stichting..................................................................................................34
8.1 Doel van de stichting..........................................................................................34
8.2 De commerciële stichting...................................................................................34
8.3 Oprichtingswijzen en -gebreken.........................................................................34
8.4 Organen en bevoegdheden................................................................................34
Hoofdstuk 9: Machtsverdeling en beschermingsmaatregelen binnen rechtspersonen
.....................................................................................................................................35
9.1 Corporate governance........................................................................................35
Hoofdstuk 3 Hoogendoorn en Vergoossen...................................................................36
3.1 Fasen tot stand komen externe verslaggeving..................................................36
Pagina 2 van 40
,3.2 Opstellen............................................................................................................36
3.4 Aandeelhoudersvergadering..............................................................................37
3.5 Publicatie............................................................................................................37
3.7 Rol accountant....................................................................................................38
3.8 Toezicht op de financiële verslaggeving............................................................38
3.9 Rechtspleging ondernemingskamer...................................................................39
Pagina 3 van 40
, Hoofdstuk 1: Enige grondbeginselen
1.1 Rechtsregels
Regels zijn rechtsregels als zij als zodanig worden erkend en door rechters en andere
autoriteiten worden toegepast en afgedwongen. Men noemt zulke regels juridisch
relevant en rechtens afdwingbaar.
Het Nederlandse recht wordt verdeeld in publiekrecht en privaatrecht. Tot het
publiekrecht worden het staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht en belastingrecht
gerekend. Het publiekrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger en de
organisatie van de verschillende overheidsorganen. Het privaatrecht omvat het
burgerlijk recht: personen- en familierecht, vermogensrecht en ondernemingsrecht.
Het privaatrecht geeft de regels die de onderlinge verhouding van mensen treffen.
Dwingend recht betekent dat men niet van de rechtsregel mag afwijken. Aanvullend
of regelend recht is slechts van toepassing voor zover partijen zelf geen regeling
hebben getroffen. De regels van publiekrecht zijn altijd dwingend.
Materieel recht zegt iets over de inhoud van de rechtsregels. De regels van formeel
recht geven aan hoe de regels van materieel recht gehandhaafd moeten worden.
Het objectieve recht is het geheel van geldende rechtsregels in Nederland. Het is
subjectief recht als er wordt gesproken over ‘mijn’ recht. Het rechtsobject is de
inhoud van het recht.
1.2 Rechtsbronnen
Rechtsregels die in de wetten staan, kunnen op twee manieren onderscheden
worden: Op inhoud (Wet in materiële zin) en op wijze van totstandkoming (Wet in
formele zin of formele wetten). Een wet is alleen een wet in formele zin als hij tot
stand is gekomen door samenwerking van de regering en Staten-Generaal. De
meeste wetten in formele zin zijn tevens wetten in materiële zin en bevatten dus
eenieder verbindende voorschriften. Rangorde wettelijke regelingen: hogere
regelingen gaan voor lagere regelingen, jongere regelingen gaan voor oudere
regeling en regelingen voor een bijzonder geval gaan voor algemene bepalingen.
Nederland heeft ook te maken met internationaal recht. Er ontstaat gebondenheid
nadat de Staten-Generaal goedkeuring heeft verleend (art. 91 GW). Het
internationale privaatrecht (IPR) bevat regels voor het oplossen van conflicten die
kunnen ontstaan tussen de rechtsstelsels van de verschillende landen. Verder bevat
het afspraken t.a.v. de erkenning van elkaars huwelijks- of echtscheidingswetgeving.
Verder heeft Nederland zich aangesloten bij internationale organisaties. Hieruit
kunnen self-executing bepalingen voortvloeien.
Onder jurisprudentie of rechtspraak wordt het geheel van rechterlijke uitspraken
verstaan. Rechters zijn onafhankelijk. Zij richten zich voornamelijk op de Hoge Raad.
Jurisprudentie blijft van kracht zolang de rechtsregel niet opgenomen is in een
wettelijke regeling.
Gewoonterecht wordt door mensen zelf ontwikkeld. Wil gewoonte in het recht een rol
gaan spelen, dan moet er aan twee voorwaarden voldaan zijn. In de eerste plaats
moet de gewoonte gedurende lange tijd binnen een bepaalde kring gevolgd zijn.
Pagina 4 van 40