Werkgroepen Bestuursproces
SLIDES BRIGHTSPACE CASUSCOLLEGE Week 3,4,5,6,7
Week 1
Vraag 1
a) Uit art. 4:13 lid 1 Awb volgt dat je eerst kijkt naar een wettelijk voorschrift. Kijken of
er iets in de wet geregeld is en zo niet dan val je terug op de redelijke termijn. Voor het
beslissen op een verzoek om handhaving geldt geen afzonderlijke bij wettelijk
voorschrift bepaalde termijn Er was niks te vinden over een termijn in de gemeentewet
en APV van Leiden. Dus kijken naar de redelijke termijn. Lid 1 is van toepassing op
beschikkingen. Het handhavingsverzoek is een aanvraag van een belanghebbende om
een beschikking te nemen. Uit art. 1:3 lid 2 volgt de definitie van een beschikking en
lid 3 ziet op de aanvraag. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken na 8 weken
na ontvangst van de aanvraag (art. 4:13 lid 2).
b) Hier is sprake van een verruiming van het besluitbegrip. Er is namelijk nog geen
besluit en dat is het probleem. Er is namelijk juist niet tijdig besloten op het verzoek.
Dus de gelijkstelling van niet tijdig beslissen met een voor beroep vatbaar besluit.
De Awb biedt rechtsbescherming tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Die
situatie wordt op grond van artikel 6:2, onder b, van de Awb gelijkgesteld met een
besluit. Er ligt dus nog geen besluit dus mogelijk maken dat je ook dan in beroep en
bezwaar kan, dus als het bestuursorgaan te laat is. Na overschrijding van de
beslistermijn van artikel 4:13, tweede lid, van de Awb kan de familie Blokker de
burgemeester in gebreke stellen op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Awb. De
burgemeester heeft dan nog twee weken om alsnog een besluit te nemen (ingebreken
stellen lid 3) en daarna gaat de teller lopen (lid 1 en 2). Daarna verbeurt burgemeester
een dwangsom en kan de familie Blokker op grond van artikel 6:2, onder b, en 6:12
van de Awb direct beroep (en niet eerst bezwaar) instellen tegen het niet tijdig
beslissen.
Art. 7:1: je hoeft niet eerst in bezwaar en kan gelijk naar de rechter, want
bestuursorgaan is te laat. Beroep bij niet tijdig nemen van besluit.
Maar wat kan je als rechter doen als bestuursorgaan is volgelopen.
-Lex silencio positivo: niet op tijd een beslissing dan van rechtswege wordt het
verzoek verleend. Bestuursorgaan beslist niet op tijd en dan automatisch toegekend.
Wettelijke grondslag is art. 4:20a en in art. 4:20b staat het gevolg.
c) Eerst bezwaar maken op grond van artikel 7:1 van de Awb (voorprocedure), gelezen in
samenhang met artikel 8:1 Awb. Doe je dat niet, dan kan je geen ontvankelijk beroep
instellen tegen het besluit op bezwaar. Zie daarvoor artikel 6:13 van de awb. In
bezwaar bij bevoegd bestuursorgaan (burgemeester). Bestuursorgaan kan ook het
bezwaar afwijzen.
Vervolgens beroep instellen op grond van artikel 8:1 Awb tegen het besluit op
bezwaar. Beroep staan alleen open voor belanghebbenden. De familie Blokker zijn als
aanvrager/buren op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb belanghebbenden bij
het besluit van de burgemeester (een bestuursorgaan) en het latere besluit op bezwaar.
Afwijzing wordt gelijkgesteld aan een besluit (art. 1:3 awb). Het besluit heeft geen
rechtsgevolg, maar wel belangrijk om ertegen in te kunnen gaan.
Dan artikel 8:6 van de Awb (rechtbank bevoegd, tenzij andere bestuursrechter
bevoegd), beroep instellen bij de rechtbank. Dan naar hoofdstuk 2 van de
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. Hier niet aan de orde, geen
uitzonderingen, dus hoofdregel: beroep bij de rechtbank.
, Maar dan is de vraag welke rechtbank (relatieve competentie). Artikel 8:7 Awb. Kijk
naar het eerste lid. Dus dan gaan wij kijken naar het rechtsgebied waaronder Leiden
valt. Dan ga je naar de Wet op de rechterlijke indeling, dus rechtbank Den Haag is
hierover bevoegd (art. 5 wet rechtelijke organisatie).
Hoger beroep (art. 8:104): kan je in hoger beroep, hier zijn uitzonderingen op maar
worden later behandeld. Art 8:105: hoger beroep bij afdeling bestuursrechtspraak van
de raad van state tenzij bijlage.
Vraag 2
a) Het omgevingsplan kwalificeert als besluit van algemene strekking, zijnde een
algemeen verbindend voorschrift (het geldt voor iedereen), de oude term:
bestemmingsplan).
Waarom? Het is een naar buiten toe werkende algemene regel vastgesteld bij of
krachtens de wet (in dit geval de Omgevingswet). Het is algemeen strekking en heeft
gevolgen voor rechten en verplichtingen in de buurt en het maakt verbindende regels
voor de mensen die daar wonen. Regelgeving voor het hele gebied en het geldt voor
iedereen. Kan concrete gevolgen hebben.
Een avv heeft als consequentie dat daar geen bestuursrechtelijk beroep tegen
openstaat. Zie artikel 8:3, eerste lid, onder a, van de Awb.
Maar wel meteen een bijzonder avv, want in afwijking van artikel 8:3 van de Awb
staat hiertegen wel beroep open.
En nog even ter verheldering: is een omgevingsplan geen cbas?
Nee, want een omgevingsplan is niet alleen een gebiedsaanwijzing, maar bevat ook de
zelfstandige normstelling (een omgevingsplan bevat naast een digitale kaart namelijk
ook voorschriften met betrekking tot de fysieke leefomgeving).
b) Beroep voor belanghebbende staat open op grond van de artikelen 8:1 Awb bij de
bestuursrechter. Artikel 8:6 ⇒ rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is
op grond van hoofdstuk 2 van de Bevoegdheidsregeling. Dat is hier het geval: want in
artikel 2 van de Bevoegdheidsregeling staat het volgende: in bijlage 2 staat dat je voor
art. 2:4 omgevingswet dat je in beroep kan bij afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State. In eerste en enige aanleg hierheen, dus je komt niet bij de rechtbank.
Dus rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
tegen een vastgesteld omgevingsplan. Dan rest op grond van artikel 8:1 van de Awb
nog de vraag of Camping Bellevue belanghebbende is. Dat is vrij evident als het
gevolg is (of zou kunnen zijn) dat de camping als gevolg van het omgevingsplan zal
moeten verdwijnen. Zie artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Vraag 3
De Awb kent dwingend recht. Dat zijn regels waarvan in lagere regelgeving niet van mag
worden afgeweken (maar wel bij wet in formele zin). Naast dwingend recht bevat de Awb ook
regelend recht, aanvullend recht en facultatief recht. Bij regelend recht mag binnen
voorwaarden worden afgeweken. Aanvullend recht is het geval als er in de lagere regelgeving
niets is geregeld. Facultatief recht betekent dat een andere regelgever ervoor kan kiezen om
een deel van een regeling van de Awb van toepassing te verklaren.
Bij andere wetten in formele zin geldt de hoofdregel dat een lex specialis voorgaat op een
generalis. Ook daar regelen de Aanwijzingen van de regelgeving (is beleid op nationaal
niveau) wel dat zo min mogelijk van de Awb moet worden afgeweken, tast namelijk de
uniformiteit van het bestuursrecht aan.
SLIDES BRIGHTSPACE CASUSCOLLEGE Week 3,4,5,6,7
Week 1
Vraag 1
a) Uit art. 4:13 lid 1 Awb volgt dat je eerst kijkt naar een wettelijk voorschrift. Kijken of
er iets in de wet geregeld is en zo niet dan val je terug op de redelijke termijn. Voor het
beslissen op een verzoek om handhaving geldt geen afzonderlijke bij wettelijk
voorschrift bepaalde termijn Er was niks te vinden over een termijn in de gemeentewet
en APV van Leiden. Dus kijken naar de redelijke termijn. Lid 1 is van toepassing op
beschikkingen. Het handhavingsverzoek is een aanvraag van een belanghebbende om
een beschikking te nemen. Uit art. 1:3 lid 2 volgt de definitie van een beschikking en
lid 3 ziet op de aanvraag. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken na 8 weken
na ontvangst van de aanvraag (art. 4:13 lid 2).
b) Hier is sprake van een verruiming van het besluitbegrip. Er is namelijk nog geen
besluit en dat is het probleem. Er is namelijk juist niet tijdig besloten op het verzoek.
Dus de gelijkstelling van niet tijdig beslissen met een voor beroep vatbaar besluit.
De Awb biedt rechtsbescherming tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Die
situatie wordt op grond van artikel 6:2, onder b, van de Awb gelijkgesteld met een
besluit. Er ligt dus nog geen besluit dus mogelijk maken dat je ook dan in beroep en
bezwaar kan, dus als het bestuursorgaan te laat is. Na overschrijding van de
beslistermijn van artikel 4:13, tweede lid, van de Awb kan de familie Blokker de
burgemeester in gebreke stellen op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Awb. De
burgemeester heeft dan nog twee weken om alsnog een besluit te nemen (ingebreken
stellen lid 3) en daarna gaat de teller lopen (lid 1 en 2). Daarna verbeurt burgemeester
een dwangsom en kan de familie Blokker op grond van artikel 6:2, onder b, en 6:12
van de Awb direct beroep (en niet eerst bezwaar) instellen tegen het niet tijdig
beslissen.
Art. 7:1: je hoeft niet eerst in bezwaar en kan gelijk naar de rechter, want
bestuursorgaan is te laat. Beroep bij niet tijdig nemen van besluit.
Maar wat kan je als rechter doen als bestuursorgaan is volgelopen.
-Lex silencio positivo: niet op tijd een beslissing dan van rechtswege wordt het
verzoek verleend. Bestuursorgaan beslist niet op tijd en dan automatisch toegekend.
Wettelijke grondslag is art. 4:20a en in art. 4:20b staat het gevolg.
c) Eerst bezwaar maken op grond van artikel 7:1 van de Awb (voorprocedure), gelezen in
samenhang met artikel 8:1 Awb. Doe je dat niet, dan kan je geen ontvankelijk beroep
instellen tegen het besluit op bezwaar. Zie daarvoor artikel 6:13 van de awb. In
bezwaar bij bevoegd bestuursorgaan (burgemeester). Bestuursorgaan kan ook het
bezwaar afwijzen.
Vervolgens beroep instellen op grond van artikel 8:1 Awb tegen het besluit op
bezwaar. Beroep staan alleen open voor belanghebbenden. De familie Blokker zijn als
aanvrager/buren op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb belanghebbenden bij
het besluit van de burgemeester (een bestuursorgaan) en het latere besluit op bezwaar.
Afwijzing wordt gelijkgesteld aan een besluit (art. 1:3 awb). Het besluit heeft geen
rechtsgevolg, maar wel belangrijk om ertegen in te kunnen gaan.
Dan artikel 8:6 van de Awb (rechtbank bevoegd, tenzij andere bestuursrechter
bevoegd), beroep instellen bij de rechtbank. Dan naar hoofdstuk 2 van de
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. Hier niet aan de orde, geen
uitzonderingen, dus hoofdregel: beroep bij de rechtbank.
, Maar dan is de vraag welke rechtbank (relatieve competentie). Artikel 8:7 Awb. Kijk
naar het eerste lid. Dus dan gaan wij kijken naar het rechtsgebied waaronder Leiden
valt. Dan ga je naar de Wet op de rechterlijke indeling, dus rechtbank Den Haag is
hierover bevoegd (art. 5 wet rechtelijke organisatie).
Hoger beroep (art. 8:104): kan je in hoger beroep, hier zijn uitzonderingen op maar
worden later behandeld. Art 8:105: hoger beroep bij afdeling bestuursrechtspraak van
de raad van state tenzij bijlage.
Vraag 2
a) Het omgevingsplan kwalificeert als besluit van algemene strekking, zijnde een
algemeen verbindend voorschrift (het geldt voor iedereen), de oude term:
bestemmingsplan).
Waarom? Het is een naar buiten toe werkende algemene regel vastgesteld bij of
krachtens de wet (in dit geval de Omgevingswet). Het is algemeen strekking en heeft
gevolgen voor rechten en verplichtingen in de buurt en het maakt verbindende regels
voor de mensen die daar wonen. Regelgeving voor het hele gebied en het geldt voor
iedereen. Kan concrete gevolgen hebben.
Een avv heeft als consequentie dat daar geen bestuursrechtelijk beroep tegen
openstaat. Zie artikel 8:3, eerste lid, onder a, van de Awb.
Maar wel meteen een bijzonder avv, want in afwijking van artikel 8:3 van de Awb
staat hiertegen wel beroep open.
En nog even ter verheldering: is een omgevingsplan geen cbas?
Nee, want een omgevingsplan is niet alleen een gebiedsaanwijzing, maar bevat ook de
zelfstandige normstelling (een omgevingsplan bevat naast een digitale kaart namelijk
ook voorschriften met betrekking tot de fysieke leefomgeving).
b) Beroep voor belanghebbende staat open op grond van de artikelen 8:1 Awb bij de
bestuursrechter. Artikel 8:6 ⇒ rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is
op grond van hoofdstuk 2 van de Bevoegdheidsregeling. Dat is hier het geval: want in
artikel 2 van de Bevoegdheidsregeling staat het volgende: in bijlage 2 staat dat je voor
art. 2:4 omgevingswet dat je in beroep kan bij afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State. In eerste en enige aanleg hierheen, dus je komt niet bij de rechtbank.
Dus rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
tegen een vastgesteld omgevingsplan. Dan rest op grond van artikel 8:1 van de Awb
nog de vraag of Camping Bellevue belanghebbende is. Dat is vrij evident als het
gevolg is (of zou kunnen zijn) dat de camping als gevolg van het omgevingsplan zal
moeten verdwijnen. Zie artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Vraag 3
De Awb kent dwingend recht. Dat zijn regels waarvan in lagere regelgeving niet van mag
worden afgeweken (maar wel bij wet in formele zin). Naast dwingend recht bevat de Awb ook
regelend recht, aanvullend recht en facultatief recht. Bij regelend recht mag binnen
voorwaarden worden afgeweken. Aanvullend recht is het geval als er in de lagere regelgeving
niets is geregeld. Facultatief recht betekent dat een andere regelgever ervoor kan kiezen om
een deel van een regeling van de Awb van toepassing te verklaren.
Bij andere wetten in formele zin geldt de hoofdregel dat een lex specialis voorgaat op een
generalis. Ook daar regelen de Aanwijzingen van de regelgeving (is beleid op nationaal
niveau) wel dat zo min mogelijk van de Awb moet worden afgeweken, tast namelijk de
uniformiteit van het bestuursrecht aan.