Kenmerkend Aspect: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast
op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen.
In de periode na de middeleeuwen is de standenmaatschappij erg veranderd. De horigheid
verdween in eerste instantie (deze kwam een soort van terug) en de mensen werden vrije
individuen. Wel waren er nog steeds standen, maar deze bestonden nu uit burgers/boeren,
adel/ vorst en geestelijkheid. De privileges van de adel en de geestelijkheid riepen
spanningen op, want de boeren moesten met zijn allen deze twee standen onderhouden en
de adel en de vorst waren niks verplicht en waren heel erg rijk. In de ontevreden derde stand
kwam er een groep van verlichte denkers op. Zij baseerden hun standpunten op de ideeën
van:
- Rousseau: hij onderzocht kritisch de oorsprong van de macht van de koning.
Uiteindelijk concludeerde hij dat de macht van de koning van het volk afkomstig is en
dat mensen van nature gelijk zijn. De voorrechten van de adel waren dus niet
terecht. Het volk moet de hoogste macht hebben, want alleen het volk kan zorgen
voor een hogere vorm van vrijheid. Rousseau is een voorstander van directe
democratie.
- Locke: hij maakte duidelijk dat iedereen voor de wet gelijk is en dat wetten ook voor
de vorst gelden. (dit was in Engeland al door Glorious Revolution)
- Montesquieu: hij was de bedenker van de trias politica, een systeem waarin alles
eerlijk geregeld was en iedereen gelijke kansen had doordat de machten gescheiden
waren. Zo werd het de vorst dus op dezelfde manier berecht als het volk en was er
niet langer sprake van corruptie.
- Voltaire: was fel tegen religieuze onverdraagzaamheid. Geen enkel geloof mag zich
boven het andere stellen. Welk nut hebben priesters die geen taak hebben in de
zielzorg of kloosterlingen die niet in onderwijs of ziekenzorg werkten?
Deze ideeën zijn gebaseerd op de wetenschap en op rationeel denken, in plaats van alles
klakkeloos geloven wat iedereen zegt. Alles werd gebaseerd op het gezonde verstand
(rationalisme), net zoals in de Tijd van Regenten en Vorsten want het verstand had de
wetenschappelijke revolutie mogelijk gemaakt. Men was zo overtuigd van de kracht van het
verstand dat men dacht dat het verstand ALLES kon oplossen (=rationeel optimisme).
Filosofen gaan nu de samenleving onderzoeken (= Verlichting) De voornaamste kritiek die
de derde stand had op de adel en de vorst was dat de hoge belastingen economische groei
tegen ging, er oneerlijke concurrentie was en dat de mensen slecht betaald kregen. Deze
kritieken/ideeën van de Verlichting konden door de encyclopédie (Diderot) maar ook via
toneelstukken (vooral bedoeld voor mensen die niet konden lezen en schrijven) en bladen
snel verspreid worden.
Kernbegrippen: