Kenmerkend aspect: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
- Bestuur na 500
Romeinse gezag valt weg, Germaans(Frankisch) bestuur gaat dit vervangen.
- Situatie in Gallië
Gallië was geromaniseerd door 4 eeuwen Romeins bestuur. Goed voorbeeld is Germaans
leider Childerik: was officier in Romeins leger. Vermenging van oude Romeinse en nieuwe
Germaanse elite doordat men met elkaar huwde. Hierdoor ontstaat er een nieuwe
Frankische elite.
Ook de opvolger, Clovis, zocht bewust aansluiting bij die Gallo-Romeinse elite. Hij veroverde
een groot gebied en werd koning der Franken.
- Hoe bestuurden deze machthebbers in een tijd waarin men niet kon lezen en schrijven?
Germaanse leiders hadden de steun nodig van trouwe volgelingen. Deze volgelingen legden
eed van trouw af aan hun leider en in ruil daarvoor werden ze beloond met een stuk land (=
feodum) dat hun inkomen (lees voedsel) en macht gaf; zij werden leenmannen. De leenman
bestuurde dit gebied voor zijn leider en kwam zijn leider te hulp als dat gevraagd werd, bijv.
voor een oorlog: de leenman leverde namelijk soldaten (= boeren) voor het leger van de
koning. De leider/koning werd leenheer en de ridder werd leenman.
Dit systeem wordt feodalisme genoemd. Er ontstaat dus een wederkerige relatie tussen
leider/koning/leenheer en zijn leenman. Op deze manier ontstaan er dus feodale
verhoudingen in het bestuur.
Onder Karel Martel (689-741) werd het feodalisme ingevoerd omdat hij zijn ruiters die in de
strijd tegen de moslims geholpen hadden wilde belonen met grond.
- Karel de Grote bouwde dit systeem verder uit:
400 graafschappen: graaf handhaafde koninklijk gezag, sprak recht, inde belastingen en
voerde wetten van de koning uit.
Zendgraven: controle uitoefenen op de graven
Markgraven: kregen een leen aan de grenzen van het rijk, zij hielden zich vooral bezig met
het verdedigen. (bijv. Denemarken)
Palts: tijdelijke verblijfplaatsen van Karel de Grote op diens reizen. De palts diende dan als
hoofdstad van het rijk. (bijv. Aken, Nijmegen)
Verschil vazal/leenman. Vazallen waren de krijgers van de leider die oorlogsbuit ontvingen
voor hun hulp. Leenmannen werden beloond met een leen (feodum).
- Nadelen van het leenstelsel:
Een leenman kon zijn eigen weg gaan onder zwakke koningen. Het leen werd vaak als
eigendom beschouwd door de leenman waardoor de relatie koning/leenheer en leenman