WEEK 1 – Why happiness deserves scientific interest
Helliwell, J.F., & Aknin, L.B. (2018). Expanding the social science of
happiness. Nature Human Behaviour, 2, 248-252.
Inleiding
De studie van geluk heeft historische wortels in filosofie en religie, maar is
dankzij metingen van Subjective Well-Being (SWB) geëvolueerd tot een
multidisciplinair veld. Deze metingen omvatten life evaluations, positive
emotions en negative emotions, en bieden valide en betrouwbare instrumenten
om te begrijpen wat bijdraagt aan menselijk geluk.
De auteurs pleiten voor een sociale wetenschap van geluk die:
1. Het belang van social connections en prosocial behavior voor welzijn
benadrukt.
2. Samenwerking tussen disciplines en tussen onderzoekers en beleidsmakers
stimuleert.
Ze stellen dat onderzoek naar geluk zich moet richten op het actief bevorderen
van welzijn in plaats van enkel het oplossen van problemen.
Theoretische basis
Subjective Well-Being (SWB): Deze term omvat hoe mensen hun leven evalueren
(cognitive component) en hun emotionele ervaringen (affective component).
Hoewel sommigen SWB gelijkstellen aan oppervlakkig genot (hedonism), wordt
de term "happiness" vaak gebruikt omdat het toegankelijk is en aansluit bij het
algemene begrip van het publiek.
Componenten van SWB:
- Life evaluations: Globale beoordelingen van levensvoldoening.
- Positive emotions: Gevoelens van vreugde, tevredenheid en doelgerichtheid.
- Negative emotions: Gevoelens van stress, verdriet en boosheid.
Onderzoek naar geluk verbindt deze componenten met bredere filosofische
ideeën van een "goed leven", zoals vertrouwen, vrijgevigheid en doelgerichtheid.
Het belang van sociale context en prosocial behavior
Onderzoek toont aan dat mensen sociale wezens zijn en dat hun welzijn sterk
verbonden is met sociale relaties en prosocial behavior.
Sociale verbindingen:
- Hoogwaardige relaties worden consequent geassocieerd met meer geluk.
- Uit de Gallup World Poll blijkt dat een sociaal ondersteunend netwerk
(bijvoorbeeld vrienden of familie die kunnen helpen in tijden van nood) het
levensgeluk even sterk voorspelt als een vijfvoudige toename in inkomen.
- Social capital, zoals vertrouwen in anderen, biedt bescherming tegen
levensuitdagingen zoals ziekte, werkloosheid of discriminatie, en zorgt voor
kleinere dalingen in geluk.
Dynamiek op de werkvloer:
- Werknemers die hun leidinggevenden zien als partners rapporteren een
hogere mate van geluk, zelfs doordeweeks.
- Social capital op de werkvloer verhoogt de veerkracht en vermindert de
impact van stress.
,Prosocial behavior:
Prosociale handelingen—anderen helpen door middel van vrijgevigheid of
altruïsme—zijn diepgeworteld in menselijk gedrag.
- Ontwikkelingsonderzoek: Zelfs baby’s en jonge kinderen tonen een natuurlijke
neiging tot prosociaal gedrag, zoals delen en helpen.
- Neurowetenschappelijke bevindingen: Vrijgevigheid activeert
beloningssystemen in de hersenen. Zo verhoogt doneren aan een goed doel
het geluk meer dan geld aan jezelf uitgeven.
De emotionele beloningen van prosociaal gedrag verklaren waarom mensen
altruïstisch handelen, zelfs als het persoonlijke kosten met zich meebrengt.
Studies tonen aan dat:
- Giving promotes happiness, ook als het geven kostbaar is (bijv. iets
waardevols weggeven).
- Extrinsieke beloningen (zoals beloningen voor helpen) kunnen toekomstige
hulp verminderen, omdat ze de intrinsieke motivatie ondermijnen
(overjustification effect). Extrinsieke beloningen kunnen intrinsieke motivatie
ondermijnen, omdat mensen het helpen gaan zien als iets wat ze doen voor
de beloning in plaats van uit persoonlijke voldoening, waardoor ze minder
geneigd zijn in de toekomst te helpen.
Maatschappelijke impact:
Gemeenschappen met veel social capital (vertrouwen en samenwerking tussen
mensen) herstellen sneller van rampen en economische crises. Dit benadrukt hoe
belangrijk samenwerking en vertrouwen zijn voor het gezamenlijk omgaan met
uitdagingen en het versterken van veerkracht.
De noodzaak van meer interdisciplinaire samenwerking
De auteurs pleiten voor cross-disciplinary research om de wetenschap van geluk
te bevorderen. Samenwerking tussen vakgebieden zoals psychologie, economie,
onderwijs en gezondheidswetenschappen biedt meerdere voordelen:
1. Methodologische diversiteit: Het combineren van experimentele methoden,
grootschalige enquêtes en veldonderzoek levert robuuste bevindingen op.
2. Legitimiteit: Het repliceren van resultaten in verschillende disciplines
versterkt hun geldigheid en generaliseerbaarheid.
3. Beleidsrelevantie: Multidisciplinaire benaderingen kunnen evidence-based
beleid informeren dat welzijn bevordert.
Voorbeelden van interdisciplinaire successen:
- Peer-support programma's voor kankeroverlevenden tonen aan hoe anderen
helpen het persoonlijke welzijn verbetert, ondanks mogelijke emotionele
belasting.
- Onderwijsinterventies die empathie en karaktersterktes bevorderen,
verbeteren zowel academische prestaties als sociale betrokkenheid.
Toekomstperspectief
De auteurs benadrukken een verschuiving van het behandelen van negatieve
uitkomsten (bijv. stress en ziekte) naar het bevorderen van positieve staten (bijv.
geluk en sociale verbinding).
Belangrijke aanbevelingen:
1. Breder meten: Nationale en mondiale beleidsmaatregelen zouden SWB-
metingen moeten integreren om besluitvorming te sturen, geïnspireerd door
, Bhutan's Gross National Happiness en de VN-resolutie uit 2011 over geluk-
georiënteerd beleid.
2. Beleidsexperimentatie: Het vertalen van onderzoeksbevindingen naar
effectief beleid vereist rigoureuze testen en samenwerking tussen
onderzoekers en praktijkmensen.
Praktische toepassingen:
- Het aanmoedigen van face-to-face interacties in onderwijs- en
werkomgevingen om samenwerking te bevorderen.
- Het implementeren van positieve interventies om emotionele en sociale
hulpbronnen op te bouwen, die op hun beurt de fysieke gezondheid,
creativiteit en langetermijnsucces verbeteren.
Conclusie
Het artikel pleit voor een uitbreiding van de sociale wetenschap van geluk door
sociale factoren, prosocial behavior, en interdisciplinaire samenwerking te
integreren. Door theoretische inzichten, empirisch bewijs en beleidsmatige
toepassingen te combineren, kan het veld bijdragen aan het aanpakken van
wereldwijde uitdagingen zoals mentale gezondheid, ongelijkheid en
klimaatverandering.
Lucas, R. E. (2018). Reevaluating the strengths and weaknesses of self-
report measures of subjective well-being. In E. Diener, S. Oishi, & L. Tay
(Eds.), Handbook of well-being. Salt Lake City, UT: DEF Publishers.
DOI:nobascholar.com
Abstract
Subjectieve welzijnsbeoordelingen zijn essentieel voor inzicht in hoe mensen hun
leven ervaren. Het gebruik van zelfrapportage, een logische keuze voor het
meten van dit construct, wordt geanalyseerd op betrouwbaarheid en validiteit.
Hoewel beperkingen bestaan, toont onderzoek over het algemeen aan dat deze
methoden robuust zijn. Nieuwe methoden zoals ervaringensampling en
dagreconstructies worden besproken als alternatieven voor traditionele
benaderingen.
Self-Report Approaches to Measuring Subjective Well-Being
Zelfrapportage omvat zowel globale beoordelingen, zoals levensvoldoening, als
evaluaties van positieve en negatieve emoties. Traditionele methoden zijn
retrospectief en globaal, terwijl nieuwe technieken, zoals ervaringssampling en
de dagreconstructiemethode, gericht zijn op nauwkeuriger metingen door
momentane verslaglegging.
The Reliability and Validity of Subjective Well-Being Measures
Zelfrapportages missen een objectieve standaard en vereisen evaluatie van hun
psychometrische eigenschappen:
- Betrouwbaarheid: Hoge interne consistentie voor meer-itemsmetingen en
redelijke stabiliteit voor één-itemsmetingen.
- Validiteit: Bevat vier componenten:
- Gezichtsvaliditeit: de mate waarin een meetinstrument op het eerste
gezicht logisch lijkt en intuïtief de juiste inhoud meet voor het beoogde
doel.
- Inhoudsvaliditeit: De mate waarin de meting het volledige construct
bestrijkt.
- Convergerende en discriminerende validiteit: correlatie met gerelateerde
metingen en gebrek aan correlatie met ongerelateerde metingen.
, - Constructvaliditeit: Gedrag in lijn met theoretische voorspellingen.
The Judgment Model of Subjective Well-Being
Theoretische onderbouwing: Het oordeelmodel stelt dat mensen geen vaste
antwoorden hebben voor welzijnsbeoordelingen, maar deze construeren op basis
van heuristieken (mentale vuistregels). Schwarz en Clore (1983) toonden
bijvoorbeeld aan dat stemming bij respondenten een significante invloed heeft op
levensvoldoeningsoordelen. In hun studie beïnvloedden positieve of negatieve
stemmingstoestanden (induced door bijv. schrijven over gebeurtenissen of
weersomstandigheden) globale welzijnsbeoordelingen. Contextuele factoren,
zoals vraagvolgorde en sociale vergelijkingen, spelen ook een rol in hoe mensen
hun welzijn beoordelen. Geconcludeerd worden welzijnsbeoordelingen niet
statisch maar dynamisch geconstrueerd, waarbij heuristieken zoals stemming en
contextuele factoren een belangrijke invloed hebben op hoe mensen hun welzijn
evalueren.
Concerns About the Judgment Model
Kritiekpunten:
1. Methodologische beperkingen: Veel oorspronkelijke studies die het
oordeelmodel ondersteunen, hadden kleine steekproeven en veel ruimte voor
analytische flexibiliteit.
2. Overdreven effectgroottes: Effecten van stemming op welzijnsbeoordelingen
zijn vaak te groot gerapporteerd om theoretisch plausibel te zijn.
3. Beperkte replicatie: Veel bevindingen uit deze traditie zijn niet gerepliceerd in
grotere studies.
Comparing the Psychometric Properties of Global and Experiential
Measures
Vergelijkingen tussen globale en ervaringsgerichte metingen laten zien dat:
- Globale metingen sterk correleren met externe criteria en stabiele
welzijnsniveaus beter weerspiegelen.
- Experiëntiële metingen gevoelig zijn voor situatiespecifieke variatie en
mogelijk andere constructen meten.
Conclusion
Zelfrapportage is onmisbaar in welzijnsonderzoek vanwege de subjectieve aard
van het construct. Hoewel beperkingen bestaan, tonen psychometrische analyses
aan dat zelfrapportages betrouwbaar en valide zijn. Onderzoek naar het
oordeelmodel heeft de methodologie verder verfijnd, maar replicatiestudies
benadrukken de noodzaak van grotere steekproeven en robuuste methoden.
Verdere verfijning kan de robuustheid en toepasbaarheid verbeteren.