Biologie samenvatting
4.2
Geslachtscellen bevatten 23 chromosomen en zijn haploïd (n). Na
versmelting van twee gameten ontstaat een zygote, die diploïd (2n) is.
Lichaamscellen, ontstaan via mitose, zijn ook diploïd. Elk
chromosomenpaar bevat één chromosoom van de moeder en één van de
vader, en ze dragen informatie over dezelfde erfelijke eigenschappen.
Meiose is een bijzondere celdeling die uit twee fasen bestaat: meiose I en
meiose II. In meiose I worden de homologe chromosomen gescheiden, en
in meiose II worden de chromatiden van elk chromosoom gescheiden. Dit
proces zorgt voor vier haploïde cellen. Tijdens profase I gebeurt crossing-
over, waarbij chromatiden van homologe chromosomen stukken
uitwisselen, wat leidt tot recombinatie en genetische variatie. De
chromosomen worden willekeurig verdeeld, waardoor erfelijke
eigenschappen in nieuwe combinaties kunnen voorkomen. Uiteindelijk
ontstaan vier unieke gameten met 23 chromosomen.
De vorming van vrouwelijke geslachtscellen begint voor de geboorte met
de ontwikkeling van diploïde oögonia in de eierstokken. Deze ondergaan
mitose en starten de meiose, waarbij ze primaire oöcyten vormen die in
profase I stoppen. Na de puberteit hervat de meiose, maar stopt opnieuw
na de eisprong in meiose II. Na bevruchting voltooit de secundaire oöcyt
meiose II. Gedurende de menstruatiecyclus groeien follikels en hervatten
sommige de meiose, maar meestal is het één follikel dat de meiose
afmaakt. Er ontstaat een poollichaampje bij de ongelijke verdeling van het
cytoplasma. Pas na bevruchting eindigt de meiose II en ontstaat de eicel.
De vorming van mannelijke geslachtscellen begint in de puberteit,
wanneer spermatogonia in de zaadbuisjes zich delen door mitose. Een
deel van deze cellen ontwikkelt zich tot primaire spermatocyten, die via
meiose I twee secundaire spermatocyten vormen. Na meiose II ontstaan
vier spermatiden, die zich verder ontwikkelen tot spermacellen. Deze
spermacellen rijpen in de bijballen en worden daarna in de zaadleiders
vervoerd. Het vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat ondersteunt de
spermacellen met energie en bescherming, zodat ze de eicel kunnen
bereiken.
Vorige samenvatting staat op mijn pagina
4.2
Geslachtscellen bevatten 23 chromosomen en zijn haploïd (n). Na
versmelting van twee gameten ontstaat een zygote, die diploïd (2n) is.
Lichaamscellen, ontstaan via mitose, zijn ook diploïd. Elk
chromosomenpaar bevat één chromosoom van de moeder en één van de
vader, en ze dragen informatie over dezelfde erfelijke eigenschappen.
Meiose is een bijzondere celdeling die uit twee fasen bestaat: meiose I en
meiose II. In meiose I worden de homologe chromosomen gescheiden, en
in meiose II worden de chromatiden van elk chromosoom gescheiden. Dit
proces zorgt voor vier haploïde cellen. Tijdens profase I gebeurt crossing-
over, waarbij chromatiden van homologe chromosomen stukken
uitwisselen, wat leidt tot recombinatie en genetische variatie. De
chromosomen worden willekeurig verdeeld, waardoor erfelijke
eigenschappen in nieuwe combinaties kunnen voorkomen. Uiteindelijk
ontstaan vier unieke gameten met 23 chromosomen.
De vorming van vrouwelijke geslachtscellen begint voor de geboorte met
de ontwikkeling van diploïde oögonia in de eierstokken. Deze ondergaan
mitose en starten de meiose, waarbij ze primaire oöcyten vormen die in
profase I stoppen. Na de puberteit hervat de meiose, maar stopt opnieuw
na de eisprong in meiose II. Na bevruchting voltooit de secundaire oöcyt
meiose II. Gedurende de menstruatiecyclus groeien follikels en hervatten
sommige de meiose, maar meestal is het één follikel dat de meiose
afmaakt. Er ontstaat een poollichaampje bij de ongelijke verdeling van het
cytoplasma. Pas na bevruchting eindigt de meiose II en ontstaat de eicel.
De vorming van mannelijke geslachtscellen begint in de puberteit,
wanneer spermatogonia in de zaadbuisjes zich delen door mitose. Een
deel van deze cellen ontwikkelt zich tot primaire spermatocyten, die via
meiose I twee secundaire spermatocyten vormen. Na meiose II ontstaan
vier spermatiden, die zich verder ontwikkelen tot spermacellen. Deze
spermacellen rijpen in de bijballen en worden daarna in de zaadleiders
vervoerd. Het vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat ondersteunt de
spermacellen met energie en bescherming, zodat ze de eicel kunnen
bereiken.
Vorige samenvatting staat op mijn pagina