Autisme en eetproblemen Thomas Fondelli
Uitgever Lannoo Campus 2012
Samenvatting en illustraties: Nienke Jonker-Poesse
:
Voorwoord
Thomas Fondelli is als psycholoog verbonden aan Autisme Centraal, het Belgische
kenniscentrum betreft autisme. Hij is begonnen met workshops over eetproblemen bij
autisme omdat daar behoefte aan was bij professionals. Dit boek omvat de inhoud van die
workshop.
Eetproblemen kunnen ontstaan door medische en/of motorische problemen, allergie of
medicijn gebruik. Deze moeten eerst uitgesloten worden door een deskundige.
Dit boek is een kader als aanvulling om eetproblemen bij autisme te begrijpen en er mee aan
de slag te gaan. Het boek is bedoeld voor alle mensen met autisme, jong, oud, man vrouw
en met hoog en laag IQ.
,1 Eten, een complexe opdracht
Voor bijna iedereen is eten vanzelfsprekend. Men doet dit samen en geniet ervan. Dit is geen
automatische reflex, maar aangeleerd gedrag vanaf de geboorte. Wie moeilijk eet heeft
problemen met leren eten. Eten is een ingewikkeld en langdurig leerproces waar veel
kinderen af en toe moeite mee hebben. Dat is normaal.
1.1De normale ontwikkeling van eetgedrag
0-6 maanden
De eerste 3 maanden eet een baby reflexmatig. De snuffelreflex, het zuig-slikreflex en het
tongreflex maken dat hij melk zoekt en opdrinkt. Vanaf drie maanden vraagt eten bewuste
aandacht, het kind stuurt zijn handelingen om voedsel binnen te krijgen. Zuigen voor
vloeibare voeding, voor vastere voeding de lippen om een lepel spannen en eten eraf
happen. Vervolgens van achter naar voren bewegen in de mond.
6-12 maanden
Kindjes krijgen tandjes en dus brokjes voeding aangeboden. Dit moeten ze kauwen, eerst
alleen verticaal kauwen, vervolgens ook horizontaal. Vanaf 15 maanden is dit een
ronddraaiende kauwbeweging. Een brokje in een hapje is twee tactiele (zintuigelijke)
sensaties in één hap. Zowel de vorm van het eten als de textuur is nieuw. Daar komt een
eventueel nieuwe smaak nog bij. Het kind moet bepalen hoeveel kracht er nodig om het
voedsel te pletten en de kauwbeweging leren te maken.
Van 1 tot 3 jaar
Op deze leeftijd wordt een kind motorische steeds beter om allerlei soorten voedsel te eten
en de zintuigen krijgen allerlei verschillende sensaties aan smaken, texturen, vormen en
geuren te verwerken. Ook zijn cognitieve vaardigheden (denken) verbeteren en een kind
weet wat hij kan verwachten als hij een lepel ziet. In deze fase weten kinderen of iets bekend
of onbekend is. En het onbekende willen ze niet en het bekende met een slechte ervaring
ook niet. Tot slot wordt er nog sociale aanpassing verwacht als netjes eten, aan tafel blijven
zitten, vragen beantwoorden etc.
Invloeden op de ontwikkeling van leren eten
Op deze algemene ontwikkeling zijn specifieke factoren van invloed. Zoals de over- of onder
gevoeligheid op de zintuigelijke waarneming (prikkels). De eetsituatie (context), waar,
wanneer, hoe en met wie verandert steeds. Het begint bij de moeder en daarna komen er
steeds meer contexten bij, waarin iemand eet. Ook de gemoedstoestand, en de ideeën van
de andere tafelgenoten hebben invloed op het eten. Vaak wordt er bij anderen meer gegeten
dan thuis, vaak samen met leeftijdsgenoten. Tot slot is de cultuur van belang, wat er gegeten
wordt en wat men lekker vindt hangt af van de cultuur.
2 Eetproblemen
,2.1 wanneer spreken we van een eetprobleem?
Dit is complex en moeilijk objectief te meten.
Daarom wordt het eetgedrag beoordeeld op drie elementen.
1 Hoeveelheid (hoeveel of weinig eet een kind per dag)
2 variatie (hoeveel verschillende dingen eet een kind)
3 Gedrag (snelheid, motoriek, sociale aanpassing aan tafel)
Deze elementen zouden op meerdere eetmomenten in verschillende contexten gemeten
moeten worden om een goed beeld te krijgen van het eetpatroon.
Maak een lijst met objectieve gegevens van meerdere dagen met daarop wat er gegeten
wordt, hoeveel, wanneer en welk afwijkend gedrag erbij was. Hieruit volgt een eetpatroon,
deze kan problematisch zijn als het lichamelijke of psychische, sociale problemen geeft.
Hierbij kan je onderstaand diagram gebruiken.
2.2 Eetstoornis
Voor een diagnose van een eetstoornis moet de stoornis aan meerdere criteria voldoen.
Naast problemen met eten, moet er ook een vervormd lichaamsbeeld zijn en angst om dik te
worden. Mensen met ASS die anders eten voldoen niet aan dit laatste criteria en daarom is
het geen aparte stoornis.
2.3 Eetproblemen in de algemene populatie
De helft van de kinderen tot 14 jaar heeft ooit een periode van eetproblemen gehad. Weinig
variatie, weinig eten, moeilijk gedrag aan tafel, geen nieuwe dingen proeven. Kinderen die
chronisch eetproblemen hebben, hebben vaak een stoornis of geestelijke beperking.
2.4 Autisme en eetproblemen
, Al in 1943 stelde Kanner dat 6 van de 11 kinderen met autisme ook eetproblemen hadden.
Na onderzoek blijkt dat tussen 46% en 89% van de kinderen met autisme eetproblemen
heeft voor het derde jaar.
Sterke voorkeur voor bepaalde voeding, selectief op basis van structuur, kleur of smaak.
Vaste rituelen, vasthouden aan hetzelfde en vreemde eetgewoonten. Eetproblemen bij
kinderen met autisme komen significant meer voor en blijven bestaan op latere leeftijd.
2.5 Over de focus van dit boek
Dit boek is bedoeld als aanvulling om eetproblemen bij autisme te begrijpen. Als er geen
andere medische oorzaak is voor de eetproblemen, kunnen de handvaten in dit boek
gebruikt worden als kader om met eetproblemen om te gaan en op latere leeftijd te
beperken.
3 Eetproblemen en autisme: Een theoretisch denkkader
Algemeen gesteld reageren mensen met autisme anders omdat ze wereld anders
waarnemen en op een andere manier betekenis verlenen.
Vanuit deze wetenschap wordt onderzocht of twee theorieën een verklaring kunnen geven
voor eetproblemen bij autisme
1 sensorische integratie theorie (eetproblemen als gevolg van een andere zintuigelijke
waarneming).
2 Autisme als contextblindheid (eetproblemen als gevolg van een andere betekenisverlening)
Bovenstaande theorieën zijn gebaseerd op uitgebreid wetenschappelijk onderzoek, maar
men kan nooit helemaal achterhalen hoe iemand zijn hoofd werkt. Deze theorieën zijn
hypothesen die ingezet worden als hulpmiddelen om eetproblemen te begrijpen.
3.1 Sensorische modulatie problemen
Sensorische modulatie is dat iemand alleen de context relevante prikkels samenvoegt tot
één geheel. De niet relevante prikkels verdwijnen naar de achtergrond.
Wanneer iemand eet zijn er veel zintuigelijke waarnemingen (prikkels). Kleur, geur, vorm,
structuur, hardheid voedsel etc. Alleen de contextrelevante prikkels worden waargenomen,
de niet relevante prikkels worden eruit gefilterd. Niet elk prikkeltje wordt waargenomen. Bij
een hapje aardappel voelen we niet allemaal draadjes en vezeltjes maar een glad hapje. Wat
we voelen, proeven, ruiken, zien en horen vloeit samen tot één geheel doordat we
automatisch de contextrelevante prikkels combineren tot een hapje aardappel. Dit heet
sensorische modulatie.
Mensen met autisme hebben problemen met deze sensorische modulatie. Hun brein krijgt de
zintuigelijke waarneming per zintuig juist veel harder binnen of minder. Per persoon zit hierin
een patroon. Vermoeidheid, stress en de mate waarin een activiteit motiverend is hebben
invloed op dit patroon.
Eten is een activiteit waarbij alle zintuigen geprikkeld worden en vaak in een sociale situatie
gebeurt. Zowel de interactie tussen het lichaam en het voedsel als de interactie tussen de
personen geeft prikkels voor alle zintuigen.