Het vermogensrecht is het verbintenissenrecht en het goederenrecht. Het verbintenissenrecht zijn
de rechten en plichten tussen par7jen.
Het goederenrecht gaat over het rechtssubject en zijn goederen.
Vermogen is het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten, dus het geheel van ac7va en
passiva
Het objec1eve recht is het geldende recht dat geldt op bepaalde 7jd en plaats.
Het subjec1eve recht is een recht of plicht wat aan het objec7eve recht wordt ontleend.
Het goederenrecht gaat over verhouding persoon tot goed
Het verbintenissenrecht gaat over objec7eve vermogensrecht tussen persoon en ander persoon.
Eigendom is volgens art 5:1 BW het meest omvaAende recht dat men op een zaak kan hebben
- Vrij genot op de zaak door eigenaar
- Kan ook anderen genot toestaan
- De eigenaar is alleen beschikkingsbevoegd
de eigenaar kan ook een ander de beschikkingsbevoegdheid laten uitoefenen
Over jouw eigendom kun je:
- Beschikken
- Vervreemden
- Genot hebben
Beperkingen op het eigendomsrecht
- Zelf opgelegde beperkingen: ik ves7g een recht van vruchtgebruik op mijn auto
- WeAelijke beperkingen: het is onrechtma7g om gevaar te zeAen door mijn eigendom in
brand te steken
- Beperkingen door ongeschreven regels: jouw eigendom dien je normaal mee te doen.
- Misbruik van bevoegdheid = art 3:13 BW
- Hinder art 5:37 BW= je belemmert een ander in uitoefening van iemands subjec7ef recht
Uit art 5:1 lid 2 BW
Soorten rechten
• Rela7eve rechten: zijn afdwingbaar binnen de rela7e waarin de afspraak is gemaakt en
opvolgers van degene (art 3:80 lid 1 jo. Lid 2 BW). Bij opvolging onder algemene /tel gaan
rela/eve rechten mee. De erfopvolger bijvoorbeeld, treed in het gehele vermogen van de
erflater. Bij opvolging onder bijzondere /tel is dit niet het geval, dus bij overdracht.
• Absolute rechten: zijn afdwingbaar tegenover een ieder
1. Exclusief
2. Droit de preference (sepera7st)
• 3. Droit de suite (zaaksgevolg)
• Absoluut beperkte rechten:
Volgens art 3:8 BW zijn beperkte rechten afgeleid uit een meer omvaAend recht dat met het
beperkte recht is bezwaard. Beperkte rechten geven een beperkte bevoegdheid op
andersmans goed.
, Zij hebben:
1. Zaaksgevolg: 5:2 BW: ze volgen het moederrecht
2. Prioriteit: ouder recht heeZ voorrang op het jongere recht
bij een vorderingsrecht is het object een presta7e, waartoe de schuldeiser gerech7gd is en
schuldenaar verplicht is te verrichten.
Zaken zijn alle voor menselijk beheersing vatbare, stoffelijke objecten art 3:2 BW
Onroerende zaken
Zaken Register zaken
Goederen Roerende zaken
Vermogensrechten Niet registerzaken
• Absoluut beperkte rechten:
Volgens art 3:8 BW zijn beperkte rechten afgeleid uit een meer omvaAend recht dat met het
beperkte recht is bezwaard. Beperkte rechten geven een beperkte bevoegdheid op
andersmans goed.
Zij hebben:
1. Zaaksgevolg: 5:2 BW: ze volgen het moederrecht
2. Prioriteit: ouder recht heeZ voorrang op het jongere recht
Soorten beperkte rechten en overdraagbaarheid
Beperkte rechten zijn overdraagbaar door degene aan wie het toekomt art 3:81 lid 1 BW
= “gesloten systeem” want “in de wet genoemde”
een beperkt recht is afgeleid uit een meer omvaAend recht art 3:8 BW
Soorten beperkte rechten die geen zakelijke rechten zijn
1. Genotsrechten: geven diegene de bevoegdheid om het goed te gebruiken en genot ervan te
hebben hoewel het goed aan een ander toebehoort. (vruchtgebruik, opstal,
erfdienstbaarheid , erfpacht) art 3:201
2. Zekerheidsrechten: geven de schuldeiser een sterkere posi7e bij zijn vordering op het goed.
(pand-/hypotheekrecht) art 3:228 BW
Vruchtgebruik is in boek 3 vastgelegd. Vruchtgebruik kun je zowel op een zaak als op een vordering
vastleggen. (het vruchtgebruik op een rente geven)
, Alle andere genotsrechten zijn vastgelegd in boek 5, deze zijn alleen op zaken vast te leggen, boek 5
gaat over zaken.
Een beperkte recht heeZ absolute werking.
dus zij hebben:
- Zaaksgevolg
- Prioriteit (oud voor jong)
- Sepera7st
Dus niet elk subjec7ef recht is een vermogensrecht.
Dus rela7ef recht is hetzelfde als een persoonlijk recht.
Opvolging onder algemene 7tel volgens art 3:80 lid 1 BW
De opvolger treed in de gehele vermogensposi7e van zijn voorganger
-> dit kan bij fusie, boedelmenging (bij een huwelijk) of bij erfopvolging.
-> zowel rela7eve als absolute rechten bewegen mee
Opvolging onder bijzondere 7tel volgens ar7kel 3:80 lid 2 BW
Een bestanddeel uit het vermogen word verkregen
-> door overdracht, verjaring en onteigening.
-> alleen absolute rechten bewegen mee, de rela7eve rechten niet.
Bij deriva1eve verkrijging krijg je een recht van een rechtsvoorganger, er is sprake van
rechtsovergang.
Bij originaire verkrijging verwerZ je een nieuw recht, er ontstaat een nieuw recht, er is geen
rechtsovergang.
BLZ 34 t/m 44 nog!
Registergoederen zijn art 3:10 BW alle zaken waarvoor overdracht of ves7ging een inschrijving
in het daarvoor bestemde register met akte noodzakelijk is.
è Alle onroerende zaken 3:10 jo. 3:89 jo. 3:3 lid 1
è Alle te boekstaande schepen, luchtvaartuigen 8:199, 8:790, 8:1306
è Beperkte rechten op registergoederen 3:98 BW
è Appartemensrechten art 5:117 BW
Volgens art 3:16 BW wordt in registers de rechtstoetstand bijgehouden.
Art 3:3 BW, zaken zijn onroerend of roerend
Blz 48 t/m 50