Amsterdam (UvA) 2025/2026
TOETS 1
Vragen: 150
Antwoorden: Inclusief
Beste toekomstige studenten,
We hebben deze reeks vragen en antwoorden zorgvuldig samengesteld
om jullie te ondersteunen in jullie voorbereiding op de decentrale
selectie voor geneeskunde. Het succesvol doorlopen van deze selectie
is een belangrijke stap in het realiseren van jullie droom om in de
medische sector te werken. We willen jullie eraan herinneren dat
het delen van dit materiaal met anderen niet wordt aangeraden.
Door deze informatie te verspreiden, vergroot je onbedoeld de
concurrentie voor jezelf door anderen dezelfde
voorbereidingsvoordelen te bieden.
Veel succes met jullie voorbereiding!
H26: Dementie
,SUCCES!
1. Wat is dementie?
A) Een ziekte waarbij alleen het geheugen is aangetast
B) Een klinisch syndroom met cognitieve stoornissen in meerdere domeinen die het dagelijks
functioneren beïnvloeden
C) Een erfelijke aandoening die alleen bij ouderen voorkomt
D) Een tijdelijk geheugenverlies dat volledig kan herstellen
2. Welke ziekten zijn de belangrijkste neurodegeneratieve oorzaken van
dementie?
A) De ziekte van Alzheimer, dementie met Lewy-lichaampjes en frontotemporale dementie
B) Migraine, multiple sclerose en epilepsie
C) Delier, schizofrenie en bipolaire stoornis
D) Perifere neuropathieën en cerebellaire aandoeningen
3. Wat is een veelvoorkomende niet-neurodegeneratieve oorzaak van
dementie?
A) Vasculaire dementie
B) De ziekte van Parkinson
C) Spierdystrofieën
D) Huntington
4. Wat is de oorzaak van vasculaire dementie?
A) Een genetische mutatie die leidt tot progressief geheugenverlies
B) Een opeenstapeling van vasculaire schade aan de hersenen door infarcten en
wittestofafwijkingen
C) Een storing in de neurotransmitters die spraakproductie beïnvloedt
D) Een ontstekingsreactie die de bloed-hersenbarrière aantast
,5. Welke van de volgende oorzaken van een dementiesyndroom is potentieel
reversibel?
A) Ziekte van Alzheimer
B) Intracraniële tumor
C) Frontotemporale dementie
D) Dementie met Lewy-lichaampjes
6. Wanneer wordt van dementie gesproken?
A) Wanneer er geheugenstoornissen zijn, ongeacht de impact op het dagelijks leven
B) Wanneer cognitieve stoornissen in meerdere domeinen leiden tot beperkingen in het
dagelijks leven
C) Wanneer er alleen stoornissen in gedrag en persoonlijkheid optreden
D) Wanneer een patiënt bewustzijnsverlies ervaart
7. Wat is de meest voorkomende oorzaak van dementie?
A) Vasculaire dementie
B) Frontotemporale dementie
C) De ziekte van Alzheimer
D) Dementie met Lewy-lichaampjes
8. Hoe verandert de prevalentie van dementie met de leeftijd?
A) Dementie komt alleen voor bij mensen boven de 80 jaar
B) De prevalentie neemt vanaf 70 jaar sterk toe
C) Dementie treft alleen ouderen boven de 90 jaar
D) Dementie treedt alleen op bij erfelijke aandoeningen
9. Wat is het belangrijkste verschil tussen neurodegeneratieve en niet-
neurodegeneratieve dementie?
A) Neurodegeneratieve dementie is altijd erfelijk, niet-neurodegeneratieve dementie niet
B) Neurodegeneratieve dementie wordt veroorzaakt door progressieve zenuwceldegeneratie,
terwijl niet-neurodegeneratieve dementie vaak vasculaire schade als oorzaak heeft
C) Niet-neurodegeneratieve dementie wordt veroorzaakt door infecties, terwijl
neurodegeneratieve dementie door tumoren ontstaat
D) Beide vormen van dementie hebben een identieke oorzaak
, 10. Waarom is de oorzaak van dementie bij veel patiënten multifactorieel?
A) Omdat patiënten naast Alzheimer-veranderingen ook cerebrovasculaire schade en Lewy-
lichaampjes kunnen hebben
B) Omdat dementie altijd door één specifieke aandoening wordt veroorzaakt
C) Omdat dementie altijd direct zichtbaar is op beeldvormend onderzoek
D) Omdat alleen genetische factoren een rol spelen bij dementie
11. Wat is een kenmerk van corticale dementie?
A) Mentale traagheid en apathie
B) Stoornissen van geheugen, taal, praxis en visuoconstructie
C) Alleen veranderingen in gedrag zonder cognitieve achteruitgang
D) Uitsluitend motorische achteruitgang zonder cognitieve problemen
12. Wat is een kenmerk van subcorticale dementie?
A) Problemen met taal en geheugen zonder motorische betrokkenheid
B) Mentale traagheid, apathie en vaak loopstoornissen en parkinsonisme
C) Uitsluitend visuele hallucinaties
D) Snel progressief geheugenverlies zonder andere symptomen
13. Wat is de meest voorkomende vorm van dementie?
A) Vasculaire dementie
B) Dementie met Lewy-lichaampjes
C) Frontotemporale dementie
D) De ziekte van Alzheimer
14. Wat voor type ziekte is de ziekte van Alzheimer?
A) Een inflammatoire ziekte
B) Een neurodegeneratieve ziekte
C) Een auto-immuunziekte
D) Een infectieziekte