LANDELIJKE KENNISBASISTOETS NEDERLANDS
(PABO)
Claire Koppenjan
08-05-20 Marnix Academie
, BASISKENNIS TAAL
DOMEIN 1: MONDELINGE TAALVAARDIGHEID
LUISTERDOELEN & LUISTERSTRATEGIEËN
Luisterdoelen:
Iets te weten willen komen
Een gevoel willen ondergaan
Een mening willen vormen
Een handeling willen uitvoeren
Een spel willen spelen
Luisterstrategieën:
Globaal luisteren Luisteren om de rode draad eruit te halen
Intensief luisteren Naast de grote lijn, ook details willen begrijpen
Gericht luisteren Luisteren om specifieke informatie te vinden
Kritisch luisteren Luisteren om feedback te geven op de inhoud
SPREEKDOELEN & SPREEKSTRATEGIEËN
Spreekdoelen:
Amuseren De ander vermaken
Informeren De ander informatie geven over jouw ervaring
Instrueren De ander instructies geven
Overtuigen Betogen
Spreekstrategieën:
Oriënteren op het doel van de spreektaak
Oriënteren op het onderwerp
Oriënteren op het soort spreektaak
Oriënteren op de gesprekspartner/het publiek
Oriënteren op het reflecteren, monitoren en evalueren van de spreektaak
SOCIALE TAALFUNCTIES
Worden gebruikt in ‘taalgebruik situaties’ en worden ook wel de communicatieve taalfuncties
genoemd.
Zelfhandhaving (zinnen als: “Ik wil limonade!” of “Dat is van mij.”)
Zelfsturing (zinnen als: “Nu ruim ik mijn speelgoed op.” of “Ik ga een koekje pakken.”)
Sturing van anderen (zinnen als: “Nu ben jij de tikker.” of “Jij moet nu wat zeggen.”)
Structureren van het gesprek (zinnen als: “mag ik nu wat zeggen?”
COGNITIEVE TAALFUNCTIES
1
, BASISKENNIS TAAL
Je gebruikt taal als hulpmiddel om je gedachten te ordenen en een greep te krijgen op de
werkelijkheid. Worden ook wel de conceptualiserende taalfuncties genoemd. Er zijn 3 cognitieve
taalfuncties: rapporteren, relateren en projecteren.
Rapporteren: Je doet verslag aan iets wat in de werkelijkheid voorkomt. Je hebt iets
meegemaakt of gezien en je vertelt erover. Daarbij kun je dingen benoemen, etiketteren,
beschrijven of vergelijken.
Relateren: Een wat complexere taalfunctie. Je bewerkt de gebeurtenis door een extra
denkstap in te bouwen. Je zet gebeurtenissen in chronologische volgorde, je trekt conclusies,
je legt relaties tussen middel-doel of je doet een voorstel om een probleem op te lossen.
Projecteren: Een nog lastigere taalfunctie. Je probeert je te verplaatsen in de gedachtes of de
gevoelens van een ander.
TAALVERWERVING
Een kind verwerft taal aan de hand van de volgende aspecten:
Fonologisch aspect klank
Morfologisch aspect woordleer
Syntactisch aspect zinsleer
Semantisch aspect betekenis
Pragmatisch aspect gebruik/context
Theorieën over taalverwerving:
Behaviorisme: een stroming in de psychologie die ervan uitgaat dat kinderen hun taal leren
door imitatie. Kinderen bootsen de taal na die ze in omgeving horen. Goedkeuring van de
ouders speelt hierbij een belangrijke rol.
Creatieve constructietheorie: theorie over het ontstaan van taal waarbij men ervan uitgaat
dat kinderen taal niet simpelweg imiteren, maar zelf over een aangeboren taalleervermogen
beschikken waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen bouwen. Wordt ook wel
mentalisme genoemd.
Interactionele benadering: theorie over het ontstaan van taal waarbij men enerzijds het
belang van een aangeboren taalleervermogen beschrijft, maar anderzijds benadrukt dar het
taalaanbod van de omgeving en de interactie tussen kinderen en moedertaalsprekers
belangrijk is bij het leren van taal.
FUNCTIES VAN TAAL
Verschillende gebruiksmogelijkheden van taal:
Communicatief: je gebruik taal om met iemand te communiceren.
Conceptualiserend: taal wordt gebruikt om een grip op de werkelijkheid te krijgen en te
ordenen.
Expressief: je gevoelens of emoties uitdrukken.
2