3Pathologie samenvatting H4, ademhalingsstelsel
4.2
Het ademhalingsstelsel bestaat uit de luchtwegen. Dit is de verbinding met de buitenlucht en
de logen, waar uiteindelijk de gaswisseling plaatsvindt.
De luchtweg bestaat uit: neus – en mondholte, de keelholte (farynx), het strottenhoofd
(larynx), de luchtpijp (trachea) en de luchtpijptakken (bronchie).
Ter hoogte van de 5e borstwervel vertakken de luchtpijp zich in de linker -en
rechterhoofdbronchus. In de longen vertakken de bronchiën zich veder. De kleinste
vertakkingen heten de bronchiolen. Deze eindige in de longtrechters met blaasvormige
uitstulpingen. Dit zijn de longblaasjes (alveoli). Hier vindt de gaswisseling plaats. Het bloed
neemt zuurstof op en geeft kooldioxide af.
Luchtwegen:
De neusholte is bekleed met slijmvloed en trilhaarepitheel. Hierdoor wordt de ingeademde
lucht verwarmd, bevochtigd en gefilterd. Bacteriën en virussen blijven in het slijm hangen.
Inademing door de mond kan de luchtwegen uitdrogen en irriteren.
De keel is het gemeenschappelijke kanaal van het ademhalingsstelsel en het
spijsverteringskanaal.
Het strottenhoofd (larynx) is het bovenste gedeelte van de luchtpijp. Hierin bevindt zich het
strotklepje (epiglottis) en de stembanden.
Het strotklepje sluit bij het slikken het strottenhoofd af, waardoor er geen voedsel in de
luchtwegen komt. (Speelt ook rol bij hoestreflex en braakreflex)
Bij normale ademhaling zijn de stembande niet gespannen, maar staat de stembandenspleet
open, zodat de vrije lucht doorgang geeft.
De stembanden hebben een noodklep, om te voorkomen dat er stof, voedstel of prikkelende
gassen in de neusholte komen. De stembanden sluiten als reflex.
, Dit gebeurt ook als er vocht, voedsel of stof in het slijmvlies van het strottenhoofd (larynx)
raakt.
Net als in de neusholte zijn de luchtpijp en de bronchie bekleed met slijmvlies en
trilhaarepitheel. > houdt de slijmlaag in beweging naar de keelholte toe. Samen met het
hoesten vormt deze slijmlaag een belangrijke rol bij het verwijderen van de ingeademde
stofdeeltjes.
De trachea wordt opengehouden en aan de buitenkant beschermt door kraakbeenringen.
De longen:
De longen zijn opgebouwd uit de bronchie, de bronchiolen en de longtrechters met de
longblaasjes.
De linkerlong bestaat uit 2 longkwabben en is wat kleiner dan de rechterlong die uit 3
longkwabben bestaat.
Dit is, omdat het hart ook ruimte inneemt in de borstkast. Tussen de linker – en rechterlong
ligt een smalle ruimte > het mediastinum. Hierin ligt het hart, de grote bloedvaten, de
slokdarm de luchtpijp, zenuwen en lymfevaten.
De bronchiolen bevatten geen kraakveenringen. Maar bestaan uit glad spierweefsel.
Normaal vernauwen de bronchiolen bij de uitademing en verwijden ze bij de inademing. Bij
4.2
Het ademhalingsstelsel bestaat uit de luchtwegen. Dit is de verbinding met de buitenlucht en
de logen, waar uiteindelijk de gaswisseling plaatsvindt.
De luchtweg bestaat uit: neus – en mondholte, de keelholte (farynx), het strottenhoofd
(larynx), de luchtpijp (trachea) en de luchtpijptakken (bronchie).
Ter hoogte van de 5e borstwervel vertakken de luchtpijp zich in de linker -en
rechterhoofdbronchus. In de longen vertakken de bronchiën zich veder. De kleinste
vertakkingen heten de bronchiolen. Deze eindige in de longtrechters met blaasvormige
uitstulpingen. Dit zijn de longblaasjes (alveoli). Hier vindt de gaswisseling plaats. Het bloed
neemt zuurstof op en geeft kooldioxide af.
Luchtwegen:
De neusholte is bekleed met slijmvloed en trilhaarepitheel. Hierdoor wordt de ingeademde
lucht verwarmd, bevochtigd en gefilterd. Bacteriën en virussen blijven in het slijm hangen.
Inademing door de mond kan de luchtwegen uitdrogen en irriteren.
De keel is het gemeenschappelijke kanaal van het ademhalingsstelsel en het
spijsverteringskanaal.
Het strottenhoofd (larynx) is het bovenste gedeelte van de luchtpijp. Hierin bevindt zich het
strotklepje (epiglottis) en de stembanden.
Het strotklepje sluit bij het slikken het strottenhoofd af, waardoor er geen voedsel in de
luchtwegen komt. (Speelt ook rol bij hoestreflex en braakreflex)
Bij normale ademhaling zijn de stembande niet gespannen, maar staat de stembandenspleet
open, zodat de vrije lucht doorgang geeft.
De stembanden hebben een noodklep, om te voorkomen dat er stof, voedstel of prikkelende
gassen in de neusholte komen. De stembanden sluiten als reflex.
, Dit gebeurt ook als er vocht, voedsel of stof in het slijmvlies van het strottenhoofd (larynx)
raakt.
Net als in de neusholte zijn de luchtpijp en de bronchie bekleed met slijmvlies en
trilhaarepitheel. > houdt de slijmlaag in beweging naar de keelholte toe. Samen met het
hoesten vormt deze slijmlaag een belangrijke rol bij het verwijderen van de ingeademde
stofdeeltjes.
De trachea wordt opengehouden en aan de buitenkant beschermt door kraakbeenringen.
De longen:
De longen zijn opgebouwd uit de bronchie, de bronchiolen en de longtrechters met de
longblaasjes.
De linkerlong bestaat uit 2 longkwabben en is wat kleiner dan de rechterlong die uit 3
longkwabben bestaat.
Dit is, omdat het hart ook ruimte inneemt in de borstkast. Tussen de linker – en rechterlong
ligt een smalle ruimte > het mediastinum. Hierin ligt het hart, de grote bloedvaten, de
slokdarm de luchtpijp, zenuwen en lymfevaten.
De bronchiolen bevatten geen kraakveenringen. Maar bestaan uit glad spierweefsel.
Normaal vernauwen de bronchiolen bij de uitademing en verwijden ze bij de inademing. Bij