Longvolumina
1. Zelfstudie obv de Wooclap formatieve toets week 2.
2. Fysiologie longvolumina bestuderen door het hoofdstuk 15.5 in het
leerboek lezen pagina 654-658 te lezen.
Longventilatie: de verplaatsing van lucht tussen de buitenlucht en de longen.
Een ademhalingscyclus bestaat uit een inademing en een uitademing.
Ademhalingsfrequentie: het aantal ademhalingen per minuut. Bij gezonde
volwassenen is deze tussen de twaalf en achttien ademhalingen per
minuut.
Alveolaire ventilatie: de verplaatsing van lucht in en uit de alveoli. Dit
voorkomt dat co2 zich ophoopt en dat er voldoende zuurstof wordt
aangevoerd en opgenomen in de bloedbaan.
Lucht stroomt van een gebied met hoge druk naar een gebied met lage
druk. Dit verschil in druk wordt de drukgradiënt genoemd.
Wanneer het longvolume toeneemt wordt de druk in de borstholte
lager.
Wanneer het longvolume afneemt wordt de druk in de borstholte hoger.
Als de druk in de longen afneemt (bij samentrekking van het diafragma
en de borstholte wordt groter en de longen zetten uit) is de
atmosferische druk hoger en stroomt er lucht de luchtwegen in.
Als de druk in de longen toeneemt (bij ontspanning van het diafragma
en de borstholte wordt kleiner en de longen trekken samen) is de
atmosferische druk lager en lucht verplaatst zich dan uit de longen.
Compliantie: de mate van elasticiteit en het vermogen tot uitzetting van de
longen.
Hoe groter de compliantie, hoe makkelijker het is om de longen te
vullen en leeg te maken.
Bij het ademnoodsyndroom wordt er onvoldoende surfactant gevormd
en de compliantie neemt af.
De compliantie neemt ook af wanneer bewegingen van de borstkas
worden beperkt door artritis of door andere skeletafwijkingen, waardoor
de gewrichten van de ribben of de wervelkolom worden aangetast.
Mechanisme van ademhaling:
Bij rustige ademhaling: spiercontracties zijn nodig bij de inademing,
maar de uitademing is passief.
Bij inademing trekken de primaire ademhalingsspieren samen.
De primaire ademhalingsspieren zijn het diafragma en de
uitwendige tussenribspieren. Het diafragma regelt 75% van de
longventilatie en de uitwendige tussenribspieren 25%.
Bij inademing stroomt de eerste 350 ml langs de luchtwegen en
komt de alveoli binnen. Hierdoor neemt het deel aan de
gaswisseling met het bloed.
Bij inademing stroomt de laatste 150 ml niet verder dan het
begin van de luchtwegen. Hierdoor neemt het niet deel aan de
gaswisseling met het bloed. Dit wordt de dode ruimte van de
longen genoemd.