NLT: Proeven van vroeger - wetenschapsgeschiedenis
, Hoofdstuk 2
2.1 De griekse filosofen en de natuur
In het oude Griekenland speelde religie een belangrijke rol, maar er was geen aparte
priesterklasse zoals in het Nabije Oosten. Dit zorgde ervoor dat het intellectuele leven niet
door priesters werd gedomineerd, wat ruimte gaf aan onafhankelijke denkers, de filosofen.
Filosofie, voor het eerst gebruikt door Pythagoras, ontwikkelde zich in verschillende scholen
die uiteenlopende ideeën hadden over de natuur en de werkelijkheid.
De filosofen waren van mening dat de wereld een begrijpelijke, natuurlijke orde had.
Aristoteles was een van de belangrijkste filosofen voor de natuurwetenschappen. Hij
introduceerde het onderscheid tussen de vergankelijke ondermaanse wereld (opgebouwd uit
de elementen aarde, water, lucht en vuur) en de onveranderlijke bovenmaanse wereld
(opgebouwd uit het vijfde element, de "quinta essentia"). De aarde stond volgens hem in het
centrum van het heelal, omgeven door concentrische sferen waarin hemellichamen zich
bewogen.
Aristoteles’ wereldbeeld draaide om orde en de invloed van de hemel op de aarde. De
hemel zorgde voor dynamiek in de ondermaanse wereld, zoals de groei van planten en de
seizoenen. Dit geordende universum, waarin het bovenmaanse invloed uitoefende op het
ondermaanse, vormde de basis voor veel latere wetenschappelijke ideeën.
2.2 De Griekse wiskunde
Grieken beoefenden de wiskunde als abstracte kunst.
Pythagoras: werkelijkheid bestaat uit getallen
Belangrijk voorbeeld: Pythagoras getallen uit onderzoek muzikale intervallen
Sterren → Meetkunde
Plato:
De stoffelijke werkelijkheid is een afbeelding van een hogere goddelijke werkelijkheid (zuiver
verstandelijk en ideëel).
Beste benadering, hogere werkelijkheid is de abstracte wereld van de wiskunde.
→ Zo ontstond de studie van de wiskunde, specifiek meetkunde. Griekse heerders
van Egypte maken wetenschappelijk centrum, hier was onderzoek op velerlei
gebieden - grammatica, literatuur, wiskunde en geneeskunde.
Griekse wiskundigen, geen triviale problemen, ingewikkelde vragen oplossen. Hun
methodes waren anders, maar is te vertalen in moderne wiskunde.
Griekse wiskunde is de basis van nu natuurwetenschap.
Vroeger was wiskunde niet alleen meten en tellen, maar ook wat geteld en gemeten werd.
Onder wiskunde viel dus ook (sterrenkunde, bouwkunst, optica, etc.)
Zuivere tegenover gemengde wiskunde. "Gemengd" betekent gemengd met de materie,
theorie van concrete ipv abstracte grootheden.
, Hoofdstuk 2
2.1 De griekse filosofen en de natuur
In het oude Griekenland speelde religie een belangrijke rol, maar er was geen aparte
priesterklasse zoals in het Nabije Oosten. Dit zorgde ervoor dat het intellectuele leven niet
door priesters werd gedomineerd, wat ruimte gaf aan onafhankelijke denkers, de filosofen.
Filosofie, voor het eerst gebruikt door Pythagoras, ontwikkelde zich in verschillende scholen
die uiteenlopende ideeën hadden over de natuur en de werkelijkheid.
De filosofen waren van mening dat de wereld een begrijpelijke, natuurlijke orde had.
Aristoteles was een van de belangrijkste filosofen voor de natuurwetenschappen. Hij
introduceerde het onderscheid tussen de vergankelijke ondermaanse wereld (opgebouwd uit
de elementen aarde, water, lucht en vuur) en de onveranderlijke bovenmaanse wereld
(opgebouwd uit het vijfde element, de "quinta essentia"). De aarde stond volgens hem in het
centrum van het heelal, omgeven door concentrische sferen waarin hemellichamen zich
bewogen.
Aristoteles’ wereldbeeld draaide om orde en de invloed van de hemel op de aarde. De
hemel zorgde voor dynamiek in de ondermaanse wereld, zoals de groei van planten en de
seizoenen. Dit geordende universum, waarin het bovenmaanse invloed uitoefende op het
ondermaanse, vormde de basis voor veel latere wetenschappelijke ideeën.
2.2 De Griekse wiskunde
Grieken beoefenden de wiskunde als abstracte kunst.
Pythagoras: werkelijkheid bestaat uit getallen
Belangrijk voorbeeld: Pythagoras getallen uit onderzoek muzikale intervallen
Sterren → Meetkunde
Plato:
De stoffelijke werkelijkheid is een afbeelding van een hogere goddelijke werkelijkheid (zuiver
verstandelijk en ideëel).
Beste benadering, hogere werkelijkheid is de abstracte wereld van de wiskunde.
→ Zo ontstond de studie van de wiskunde, specifiek meetkunde. Griekse heerders
van Egypte maken wetenschappelijk centrum, hier was onderzoek op velerlei
gebieden - grammatica, literatuur, wiskunde en geneeskunde.
Griekse wiskundigen, geen triviale problemen, ingewikkelde vragen oplossen. Hun
methodes waren anders, maar is te vertalen in moderne wiskunde.
Griekse wiskunde is de basis van nu natuurwetenschap.
Vroeger was wiskunde niet alleen meten en tellen, maar ook wat geteld en gemeten werd.
Onder wiskunde viel dus ook (sterrenkunde, bouwkunst, optica, etc.)
Zuivere tegenover gemengde wiskunde. "Gemengd" betekent gemengd met de materie,
theorie van concrete ipv abstracte grootheden.