Hoofdstuk 15
Conjunctuur
15.1 Conjuncturele verschijnselen
Op welke manier kan de conjunctuurbeweging ‘in kaart worden gebracht’?
Goede tijden: het reëel BBP groeit meer dan gemiddeld
Slechte tijden: het reëel BBP groeit niet of nauwelijks of neemt zelfs af
De conjunctuurbeweging bestaat uit de schommelingen in de groei van het reëel bruto binnenlands
product
Trend: het gemiddeld groeipercentage
Hoog: boven trend
Laag: onder trend
Een manier om enige greep op het verschijnsel conjunctuur te krijgen is door middel van de
zogenaamde output gap.
Output gap: het verschil tussen de feitelijke productie en de potentiële productie
o Output gap = Y – Y*
o De feitelijke productie (Y): de som van de bestedingen OF de geaggregeerde vraag
Y = C + I + O + (E – M)
o De potentiële productie (Y*): de productiecapaciteit, de maximaal mogelijke
productie in een bepaalde periode
Afhankelijk van kwantiteit en kwaliteit van de productiefactoren (arbeid en
kapitaal)
Hoogconjunctuur Laagconjunctuur
Y > Y* (positieve output gap) Y < Y* (negatieve output gap)
Overbesteding Onderbesteding
Toenemende werkgelegenheid (vacatures) = Afnemende werkgelegenheid (vacatures) =
afnemende werkloosheid toenemende werkloosheid
Kans op toenemende inflatie Kans op afnemende inflatie
Als BBP neemt af economische krimp
Economische krimp voor meer dan twee
achtereenvolgende kwartalen recessie
Depressie: ernstige economische terugval (bijv.
jaren 30)
Conjuncturele werkloosheid: werkloosheid dat direct verbonden is met de conjunctuurbeweging
, Natuurlijke werkloosheid: werkloosheid die onafhankelijk is van de conjunctuurbeweging en die
samenhangt met de structuur met de economie
De bestedingen C + I + O + (E – M) bepalen de conjunctuurbeweging
De gezinsconsumptie (C)
- Besteedbaar (secundair) inkomen is belangrijkste factor die de consumptieve vraag bepaalt
- Gezinnen met een spaartegoed ontvangen ook rente
- Verwachtingen worden regelmatig gemeten en weergegeven met het
consumentenvertrouwen
o Wordt bepaald van de mening van huishoudens over het algemeen economische
klimaat en over de eigen financiële situatie
o Indicator wordt berekend door het percentage optimisten te verminderen met het
percentage pessimisten
De investeringen van ondernemingen (I)
- Investeringen OF vraag naar kapitaalgoederen hangen van verschillende factoren af:
- Het verwachte rendement op de investering
- De verwachte economische groei
- De bezettingsgraad
- Dit soort factoren bepaalt het producentenvertrouwen (in hoge maten bepalend voor de
omvang van de investeringen)
De overheidsbestedingen (O)
- Jaarlijks bepalen kabinet en parlement via de overheidsbegroting voor het komende jaar de
wijzingen in de overheidsbestedingen
- Korte termijn: bepaald door politieke besluitvorming
De Netto-Export (E-M)
- Via de export van goederen en diensten legt het buitenland beslag op Nederlandse
productiecapaciteit. Factoren zijn:
o Groei van BBB in buitenlandse landen
o Prijs van Nederlandse exportproducten t.o.v. prijs concurrerende producten in
andere landen
NL-producten goedkoper meer vraag vanuit het buitenland
o Hoogte van de wisselkoers van de euro
Stijgende wisselkoers van euro maakt NL-goederen in niet-eurolanden
duurder, dus afnemende export
Dalende eurokoers zal de NL-export toenemen
- Import van buitenlandse goederen en diensten afhankelijk van:
o Het Nederlandse BBP: hoe hoger BBP, des te meer buitenlandse producten worden
gevraagd
o Prijs van buitenlandse producten t.o.v. NL-producten
o Hoogte van de wisselkoers van de euro
Stijgende eurokoers maakt producten in niet-eurolanden voor Nederlanders
goedkoper, dus toenemende import
Conjunctuur
15.1 Conjuncturele verschijnselen
Op welke manier kan de conjunctuurbeweging ‘in kaart worden gebracht’?
Goede tijden: het reëel BBP groeit meer dan gemiddeld
Slechte tijden: het reëel BBP groeit niet of nauwelijks of neemt zelfs af
De conjunctuurbeweging bestaat uit de schommelingen in de groei van het reëel bruto binnenlands
product
Trend: het gemiddeld groeipercentage
Hoog: boven trend
Laag: onder trend
Een manier om enige greep op het verschijnsel conjunctuur te krijgen is door middel van de
zogenaamde output gap.
Output gap: het verschil tussen de feitelijke productie en de potentiële productie
o Output gap = Y – Y*
o De feitelijke productie (Y): de som van de bestedingen OF de geaggregeerde vraag
Y = C + I + O + (E – M)
o De potentiële productie (Y*): de productiecapaciteit, de maximaal mogelijke
productie in een bepaalde periode
Afhankelijk van kwantiteit en kwaliteit van de productiefactoren (arbeid en
kapitaal)
Hoogconjunctuur Laagconjunctuur
Y > Y* (positieve output gap) Y < Y* (negatieve output gap)
Overbesteding Onderbesteding
Toenemende werkgelegenheid (vacatures) = Afnemende werkgelegenheid (vacatures) =
afnemende werkloosheid toenemende werkloosheid
Kans op toenemende inflatie Kans op afnemende inflatie
Als BBP neemt af economische krimp
Economische krimp voor meer dan twee
achtereenvolgende kwartalen recessie
Depressie: ernstige economische terugval (bijv.
jaren 30)
Conjuncturele werkloosheid: werkloosheid dat direct verbonden is met de conjunctuurbeweging
, Natuurlijke werkloosheid: werkloosheid die onafhankelijk is van de conjunctuurbeweging en die
samenhangt met de structuur met de economie
De bestedingen C + I + O + (E – M) bepalen de conjunctuurbeweging
De gezinsconsumptie (C)
- Besteedbaar (secundair) inkomen is belangrijkste factor die de consumptieve vraag bepaalt
- Gezinnen met een spaartegoed ontvangen ook rente
- Verwachtingen worden regelmatig gemeten en weergegeven met het
consumentenvertrouwen
o Wordt bepaald van de mening van huishoudens over het algemeen economische
klimaat en over de eigen financiële situatie
o Indicator wordt berekend door het percentage optimisten te verminderen met het
percentage pessimisten
De investeringen van ondernemingen (I)
- Investeringen OF vraag naar kapitaalgoederen hangen van verschillende factoren af:
- Het verwachte rendement op de investering
- De verwachte economische groei
- De bezettingsgraad
- Dit soort factoren bepaalt het producentenvertrouwen (in hoge maten bepalend voor de
omvang van de investeringen)
De overheidsbestedingen (O)
- Jaarlijks bepalen kabinet en parlement via de overheidsbegroting voor het komende jaar de
wijzingen in de overheidsbestedingen
- Korte termijn: bepaald door politieke besluitvorming
De Netto-Export (E-M)
- Via de export van goederen en diensten legt het buitenland beslag op Nederlandse
productiecapaciteit. Factoren zijn:
o Groei van BBB in buitenlandse landen
o Prijs van Nederlandse exportproducten t.o.v. prijs concurrerende producten in
andere landen
NL-producten goedkoper meer vraag vanuit het buitenland
o Hoogte van de wisselkoers van de euro
Stijgende wisselkoers van euro maakt NL-goederen in niet-eurolanden
duurder, dus afnemende export
Dalende eurokoers zal de NL-export toenemen
- Import van buitenlandse goederen en diensten afhankelijk van:
o Het Nederlandse BBP: hoe hoger BBP, des te meer buitenlandse producten worden
gevraagd
o Prijs van buitenlandse producten t.o.v. NL-producten
o Hoogte van de wisselkoers van de euro
Stijgende eurokoers maakt producten in niet-eurolanden voor Nederlanders
goedkoper, dus toenemende import