Hoofdstuk 1: Inleiding
§ 1. DEFINITIE
§ 2. DOELSTELLINGEN
§ 3. AANPAK
§ 1. DEFINITIE
Geschiedenis publiekrecht & politiek
A. GESCHIEDENIS
B. PUBLIEKRECHT
1. Definitie
2. Ontstaan
C. POLITIEK
1. Wat is PUBLIEKRECHT?
Beheerst de verticale relaties (+ tussen overheden)
Omvat:
Staatsrecht (publiekrecht sensu stricto) (instellingen)
Fundamentele rechten
SAMEN vandaag het grondwettelijk recht
Ook straf-, fiscaal, administratief, proces-, volken-, ….
Onderscheid vaak problematisch:
niet duidelijk (verschillende invalshoeken, bv. “milieurecht”)
één probleem verschillende tentakels
(bv. exceptie van openbare orde in privaatrecht)
(bv. in vele strafzaken: publieke en burgerlijke vordering)
CRITERIA onderscheid PRIVAAT/PUBLIEKRECHT
NIET: de aard van de partij
bv. “burgerlijke aansprakelijkheid”
WEL:
DOEL: algemeen nut of particulier nut?
Inzet van MACHTS- of GEWELDMONOPOLIE?
Cf. Hof van Cassatie:
“organiek” versus “functioneel” criterium
= ‘derdenbindende beslissing’
BELANG onderscheid PRIVAATRECHT/PUBLIEK RECHT
- Gerechtelijk bevoegdheid
- Heuristiek
- Terminologie
- Denkcategorieën
2. ONTSTAAN van het PUBLIEKRECHT
1
, 1. Theorie (TERMINOLOGIE!)
Romeins recht (TERM: ‘POPLICUS’): wel ‘publiek’ en ‘privaat’ ‘nut’
geen rechtstakken - ‘ius publicum’ (beperkter:
militair/religieus)
Middeleeuwen:
- (Kerk in vroege middeleeuwen): Isidorus van Sevilla (Etymologiae)
publiek/privaat nut
- (Kerk bij ‘renaissance 12de eeuw): Gratianus (Decretum Gratiani)
“wet” is voor algemeen belang (theorie! =/= praktijk (belang
vorst, handelaren, …)
Vroegmoderne tijd:
- “droit public” (Frankrijk) = de formele rechtsbron van de vorstelijke
wet
- theorievorming
- 16de: Eerste vermelding in Nederlanden (Filips Wielant)
- 17de: Eerste boek (Antonio Perez)
- 18de: Eerste leerstoel (Leuven)
2. De facto: middeleeuwen en vroegmoderne tijd: geen scheiding
Reden: de PATRIMONIUMGEDACHTE
“’Publieke’ macht is een ‘privaat’ vermogen” (feodaliteit, huwelijk, erfrecht…)
ZOWEL “INTERNATIONAAL”,
bv. oorlogen zijn familiale kwesties
(“successieoorlogen”)
als “NATIONAAL”,
bv. eenmaking Nederlanden onder Bourgondiërs
als “LOKAAL”
bv. testament over heerlijkheid
Beperkingen van de patrimoniumidee worden ‘bevochten’
Bv. 14de eeuw: beperking in Blijde Inkomst
• In theorie
• In de praktijk
• Rechtshistorische oorzaak en juridisch middel:
“Receptie” geleerd recht als middel in de POLITIEKE STRIJD
- C.I.C. : civilisten = legisten
- C.I.Can.: canonisten
- inzet door ‘soevereine’ vorsten
- Reacties
- 16de: Humanisme en Protestantisme (bv. Luther, monarchomachen)
- 17de: Tweede (of peninsulaire) Scholastiek (theologie)
- 18de: Verlichting: fundamentele rechten + volkswil TEGEN vorst
- De lange 19de: (Amerikaanse, Franse, Belgische…) revoluties.
§ 1. DEFINITIE
Geschiedenis publiekrecht & politiek
A. GESCHIEDENIS
B. PUBLIEKRECHT
1. Definitie
2. Ontstaan
C. POLITIEK
2
, MACHT (realisatie tegen weerstand in) speelt op vele vlakken
O.a. het publieke leven (Griekse ’POLIS’):
Verhouding overheid-subject
Verhouding overheden onderling
Indien gelegitimeerd*: GEZAG
De REGELS = publiekrecht (‘gestolde politiek’)
Het SPEL = politiek (in de meest brede zin)
- Positieve betekenis: de ideale samenleving
- Negatieve betekenis: persoonlijk/groepsgebonden (vanaf eind 19de E:
‘partijpolitiek’)
+ Belgisch juridisch begrip ‘politiek’
Bv. misdrijf; uitlevering; staking
Gelegitimeerde macht
! Publiekrechtelijke inkleding macht
= slechts één inkleding
WAAROM heeft een macht macht?
Omdat die macht erkend/aanvaard wordt.
Omdat die macht zich weet te legitimeren:
Weberiaanse categorieën (Max Weber)
CHARISMATISCH
TRADITIONEEL
RATIONEEL (o.a. recht)
Passief en actief (propaganda)!
Naar analogie: gelegitimeerd recht
CHARISMATISCH
Het geopenbaarde recht
bv. goddelijke oorsprongsmythes, bedienaren
eredienst=rechters, irrationale bewijzen…
zie hoofdstuk 2.1
TRADITIONEEL
Het gewoonterecht
zie hoofdstuk 2.2, hfdst. 3
RATIONEEL
Recht als wetenschap/geleerdheid
bv. het gerecipieerde geleerde recht, sociaal contract,
hiërarchie der normen…
zie hoofdstuk 2.3, hfdst. 5, hfdst. 7 e.v.
§ 1. DEFINITIE
§ 2. DOELSTELLINGEN
§ 3. AANPAK
A. Publiekrechtelijke basisbegrippen
B. Recht als instrument van de macht
C. Inzicht leidt tot relativering en kritiek
D. Mijlpalen en culturele bagage
E. Tendensen
3
, A. Publiekrechtelijke basisbegrippen
Juridische terminologie = strikt
maar toch evoluerend, bv. ’monarchie’
Betekenisgeving via de formele bronnen
- vandaag vooral door de wet
- maar ook (geleidelijker) d.m.v. interpretatie door rechtspraak en
rechtsleer
bv. ”gelijkheid”: 1831-nu
Rol van “legal transplants”: overname/receptie
DIRECT (vreemde “heerser” voert in)
INDIRECT (wij bootsen andere na)
Legal transplants = receptie van het brede rechtsfiguur, bv romeinse recht
opnemen in het gewoonterecht ; het overbrengen van een rechtssysteem van een
woord, begrip, regel, naar een ander rechtssysteem
Toen we werden aangehecht aan Frankrijk, vreemde heerser in ons land hun recht
ingevoerd, bv napoleon heeft code napoleon ingevoerd, rechtbanken en structuren
ingevoerd, zoals hof van assisen, ook administratieve besturingen, waardoor
België vndg de dag nog steeds sterk beïnvloedt is door die Franse
Ook indirect legal transplant = we bootsen iets na van een ander recht omdat we
dat goed vinden, we hebben bv nieuwe contracten ingevoerd omdat we die goed
vonden, Belgische rechter heeft inspiratie gezocht in het vreemde recht, en
hebben we nu bv franchising contract, sponsoring contract,.. uit Engelse en
Amerikaanse recht
bv. ‘rechter’
“Rechter”: middeleeuwse ‘richter’ of ‘iudex’
= ‘richter’ in bv. Boek Richteren (Bijbel)
= namens vorst (“officier” van Latijns officium)
= schout, amman, meier, (hoog)baljuw, …
= maant rechtbank + bestuurlijke taken
= voorloper OM (en geen ‘rechter’ in hedendaagse ogen)
* dus evolutie van ‘rechter’ van regelgever naar regeltoepasser
* evolutie van vorstelijk vertegenwoordiger van ‘voorzitter’ naar ‘partij’
De eigenlijke rechters tijdens de middeleeuwen zijn de schepenen van heerlijkheid
of stad of leenmannen die in een leenhof zetelen.
Rechter heeft meer bevoegdheden dan de rechtsprekende, hij vervult bepaalde
taken op wetgevend en bestuurlijk vlak, en heeft als doel orde te scheppen
bv. ‘staat’
• etymologisch: status rei publicae
= breed, onbepaalde vorm
dus ruim inzetbaar
• Vandaag: drie essentiële elementen:
grondgebied
volk
gezag (en dus recht), dus herkend door andere
staten
+ (volkenrechtelijk erkende) rechtspersoon
4