Tentamen TK Rechtsbescherming tegen de overheid 29 januari 2024
Vraag 1 (7 punten)
Leg uit met welke doelstellingen het relativiteitsvereiste in de Awb (art. 8:69a) is opgenomen.
Antwoord:
Doelen:
- tegengaan oneigenlijk gebruik procesrecht;
- zuinig omgaan met kostbare rechtsbescherming;
- de besluitvorming rondom grote ruimtelijke projecten versnellen;
- juridische risico’s daaromtrent te verminderen en;
- de ‘slagvaardigheid’ van het bestuursprocesrecht vergroten.
Vraag 2 (10 punten)
Leg uit welke termijn in acht moet worden genomen voor de indiening van nadere stukken bij de
bestuursrechter. Geef ook antwoord op de vraag hoe de bestuursrechter zal oordelen over stukken die
weliswaar binnen die termijn zijn ingediend, maar die zeer omvangrijk zijn en al beschikbaar waren
ten tijde van het besluit in primo.
Antwoord:
Op grond van artikel 8:58 lid 1 Awb,
geldt de 10 dagen-termijn voor de zitting voor het indienen van nadere stukken.
Deze termijn wordt door de bestuursrechter niet als een fatale termijn gehanteerd, dat wil
zeggen dat ook de goede procesorde/hoor en wederhoor een rol kan spelen.
Ook omvangrijke stukken die weliswaar binnen de termijn worden ingediend kunnen soms
buiten beschouwing worden gelaten
bijv. wegens hun omvang of omdat deze al eerder hadden kunnen worden overgelegd.
Vraag 3 (10 punten)
De gemeente Ouder-Amstel wil een wijziging van het omgevingsplan vaststellen voor het
bedrijventerrein ten zuiden van metrostation Overamstel. Een deel van het plangebied krijgt de functie
‘Kantoren’, namelijk een perceel aan de zuidkant van de ring A10 (ca. 10.000 m2). Naast dat perceel
is een BMW-dealer gevestigd, die wordt geëxploiteerd door Petra. Petra vreest voor overlast als
gevolg van de nieuwe kantoren.
Zij dient een zienswijze in tegen het ontwerp-omgevingsplan, specifiek tegen planregel 10 voor de
functie ‘Kantoren’. Zij voert in haar zienswijze aan dat het parkeeronderzoek van de gemeente niet te
volgen is. De gemeente stelt echter de wijziging van het omgevingsplan ongewijzigd vast. Petra komt
in beroep tegen de wijziging van het omgevingsplan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State. Zij richt haar beroep weer tegen planregel 10 ‘Kantoren’ en voert daartegen weer aan dat het
parkeeronderzoek niet te volgen is, maar nu ook dat een veilige verkeersafwikkeling vanuit de
toekomstige kantoren niet goed is geborgd omdat de wegen in het gebied te smal zijn.
Zal de Afdeling het in beroep voor het eerst genoemde onderwerp over verkeersafwikkeling toestaan?
Motiveer uw antwoord. Je kunt er bij je beantwoording van uit gaan dat Petra belanghebbende is.
Antwoord:
Artikel 6:13 Awb
en de onderdelentrechter
staan niet aan de weg aan het aanvoeren van nieuwe gronden in beroep, mits aangevoerd
tegen hetzelfde planonderdeel waartegen eerder een zienswijze is ingediend.
In dit geval is sprake van een nieuwe grond in beroep, tegen hetzelfde planonderdeel, Petra
mag die aanvoeren,
Vraag 1 (7 punten)
Leg uit met welke doelstellingen het relativiteitsvereiste in de Awb (art. 8:69a) is opgenomen.
Antwoord:
Doelen:
- tegengaan oneigenlijk gebruik procesrecht;
- zuinig omgaan met kostbare rechtsbescherming;
- de besluitvorming rondom grote ruimtelijke projecten versnellen;
- juridische risico’s daaromtrent te verminderen en;
- de ‘slagvaardigheid’ van het bestuursprocesrecht vergroten.
Vraag 2 (10 punten)
Leg uit welke termijn in acht moet worden genomen voor de indiening van nadere stukken bij de
bestuursrechter. Geef ook antwoord op de vraag hoe de bestuursrechter zal oordelen over stukken die
weliswaar binnen die termijn zijn ingediend, maar die zeer omvangrijk zijn en al beschikbaar waren
ten tijde van het besluit in primo.
Antwoord:
Op grond van artikel 8:58 lid 1 Awb,
geldt de 10 dagen-termijn voor de zitting voor het indienen van nadere stukken.
Deze termijn wordt door de bestuursrechter niet als een fatale termijn gehanteerd, dat wil
zeggen dat ook de goede procesorde/hoor en wederhoor een rol kan spelen.
Ook omvangrijke stukken die weliswaar binnen de termijn worden ingediend kunnen soms
buiten beschouwing worden gelaten
bijv. wegens hun omvang of omdat deze al eerder hadden kunnen worden overgelegd.
Vraag 3 (10 punten)
De gemeente Ouder-Amstel wil een wijziging van het omgevingsplan vaststellen voor het
bedrijventerrein ten zuiden van metrostation Overamstel. Een deel van het plangebied krijgt de functie
‘Kantoren’, namelijk een perceel aan de zuidkant van de ring A10 (ca. 10.000 m2). Naast dat perceel
is een BMW-dealer gevestigd, die wordt geëxploiteerd door Petra. Petra vreest voor overlast als
gevolg van de nieuwe kantoren.
Zij dient een zienswijze in tegen het ontwerp-omgevingsplan, specifiek tegen planregel 10 voor de
functie ‘Kantoren’. Zij voert in haar zienswijze aan dat het parkeeronderzoek van de gemeente niet te
volgen is. De gemeente stelt echter de wijziging van het omgevingsplan ongewijzigd vast. Petra komt
in beroep tegen de wijziging van het omgevingsplan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State. Zij richt haar beroep weer tegen planregel 10 ‘Kantoren’ en voert daartegen weer aan dat het
parkeeronderzoek niet te volgen is, maar nu ook dat een veilige verkeersafwikkeling vanuit de
toekomstige kantoren niet goed is geborgd omdat de wegen in het gebied te smal zijn.
Zal de Afdeling het in beroep voor het eerst genoemde onderwerp over verkeersafwikkeling toestaan?
Motiveer uw antwoord. Je kunt er bij je beantwoording van uit gaan dat Petra belanghebbende is.
Antwoord:
Artikel 6:13 Awb
en de onderdelentrechter
staan niet aan de weg aan het aanvoeren van nieuwe gronden in beroep, mits aangevoerd
tegen hetzelfde planonderdeel waartegen eerder een zienswijze is ingediend.
In dit geval is sprake van een nieuwe grond in beroep, tegen hetzelfde planonderdeel, Petra
mag die aanvoeren,