Gedragswetenschappen
H2: Groepen en relaties
1. Publiekseffect
= Invloed aanwezigheid anderen op prestaties en gedrag (+/-)
1. Sociale facilitatie (+)
(Triplett): grondlegger sociale psychologie, zei dat de aanwezigheid van anderen zorgt voor
betere prestaties
Aanwezigheid anderen in competitie treden (niet expliciet) motivatie om te presteren
wordt gestimuleerd
Sociaal parasiteren/ loafing: minder goed presteren in groep dan alleen, bijdrage individu
≠identificeerbaar (geen kritiek)
2 verklaringen:
Free-rider effect: je gaat ervan uit dat iemand anders het vooropgestelde groepsdoel
haalt
Sucker effect: niemand in de groep doet iets, dus doe je zelf ook niets
2 maatregelen om sociaal parasiteren tegen te gaan:
Ervoor zorgen dat ieder lid het gevoel heeft dat hij zelf ook persoonlijk belang heeft bij
het groepsresultaat
Kleinere groep hoge groepscohesie= groepsleden identificeren zich sneller met
groep
+ Individuele factoren: kennis, vaardigheden individu is overtuigd dat hij een unieke
bijdrage levert
Zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan (?)
Genderverschillen: vaker mannen = individualistischer, minder belang aan sociale relaties
Collectivistische culturen: extra inspanning andere groepsleden door mindere bijdrage
anderen = sociale compensatie
2. Sociale belemmering (-)
Sociale durf: individuele prestaties worden door een groep gestimuleerd, omgekeerde van
sociale belemmering
Anonimiteit = mensen pakken gemakkelijker risico’s
3. Sociale activeringstheorie
Zajonc: sorteerde experimenten volgens facilitatie/ belemmering + onderzoek kakkerlakken
(zie p59-60)
Facilitatie: makkelijk gedrag
Belemmering: moeilijk gedrag
Hij kwam tot verklaringsmodel: sociale activeringstheorie = facilitatie/ belemmering ≈ arousal
(stress)
= Fysiologische component: lichamelijke veranderingen bij emoties; hartslag,
ademhaling, zweet,…
Verhoogde arousel:
Makkelijke taak: dominante ‘juiste’ respons= toename juiste responsen, verslechtering
taak (facilitatie)
, Moeilijke taak: dominante ‘niet-juiste’ respons= toename niet-juiste respons,
verbetering taak ……………….+ gelijkenis= verdere activering
4. Verwachte evaluatietheorie
Cotrell: alternatief verklaringsmodel aanwezigheid anderen+ evaluatievrees= verhoogde
arousel
6. Invloed van persoonlijkheidsverschillen
Persoonlijkheidskenmerken: Big five; introvert (belemmering) + extravert (facilitatie) NIET
ALTIJD ZO:
7. Geïntegreerd model
Sanna: toonde sociale facilitatie, belemmering, durf en parasiteren
tegelijk aan
Verklaring: arousel-niveau:
Persoonlijke prestatie duidelijk te herkennen? (evaluatie) =
sterkere arousel
Gemakkelijke taken: beter uitgevoerd + moeilijke taken:
slechter uitgevoerd
Persoonlijke prestatie niet duidelijk herkenbaar? (zonder evaluatie) = lagere arousel
(ontspanning)
Individu gaat op in groep; gemakkelijke taken: best doen + moeilijke taken: risico’s
nemen
Overzicht deel 1:
+ Zie p65 voor toepassing
2. Groepsprestaties
Haalt een groep als geheel betere resultaten dan als de individuele leden apart werken?
Als groep slechter presteert dan individuele leden= procesverlies (lage motivatie + slechte
coördinatie)
1. Soort taak
Steiner: deelde opdrachten in volgens deze categorieën
Additieve taken: groepsresultaat = som van individuele prestaties
Groep is gemotiveerd: samenwerking leidt tot betere resultaten = sociale facilitatie
Sociaal parasitisme treedt op bij lage motivatie
Disjunctieve taken: taken waarbij oplossing gevonden wordt voor probleem, er is maar
1 beste resultaat
Voordeel als groep heterogeen is: personen met uiteenlopende kennis +
vaardigheden
H2: Groepen en relaties
1. Publiekseffect
= Invloed aanwezigheid anderen op prestaties en gedrag (+/-)
1. Sociale facilitatie (+)
(Triplett): grondlegger sociale psychologie, zei dat de aanwezigheid van anderen zorgt voor
betere prestaties
Aanwezigheid anderen in competitie treden (niet expliciet) motivatie om te presteren
wordt gestimuleerd
Sociaal parasiteren/ loafing: minder goed presteren in groep dan alleen, bijdrage individu
≠identificeerbaar (geen kritiek)
2 verklaringen:
Free-rider effect: je gaat ervan uit dat iemand anders het vooropgestelde groepsdoel
haalt
Sucker effect: niemand in de groep doet iets, dus doe je zelf ook niets
2 maatregelen om sociaal parasiteren tegen te gaan:
Ervoor zorgen dat ieder lid het gevoel heeft dat hij zelf ook persoonlijk belang heeft bij
het groepsresultaat
Kleinere groep hoge groepscohesie= groepsleden identificeren zich sneller met
groep
+ Individuele factoren: kennis, vaardigheden individu is overtuigd dat hij een unieke
bijdrage levert
Zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan (?)
Genderverschillen: vaker mannen = individualistischer, minder belang aan sociale relaties
Collectivistische culturen: extra inspanning andere groepsleden door mindere bijdrage
anderen = sociale compensatie
2. Sociale belemmering (-)
Sociale durf: individuele prestaties worden door een groep gestimuleerd, omgekeerde van
sociale belemmering
Anonimiteit = mensen pakken gemakkelijker risico’s
3. Sociale activeringstheorie
Zajonc: sorteerde experimenten volgens facilitatie/ belemmering + onderzoek kakkerlakken
(zie p59-60)
Facilitatie: makkelijk gedrag
Belemmering: moeilijk gedrag
Hij kwam tot verklaringsmodel: sociale activeringstheorie = facilitatie/ belemmering ≈ arousal
(stress)
= Fysiologische component: lichamelijke veranderingen bij emoties; hartslag,
ademhaling, zweet,…
Verhoogde arousel:
Makkelijke taak: dominante ‘juiste’ respons= toename juiste responsen, verslechtering
taak (facilitatie)
, Moeilijke taak: dominante ‘niet-juiste’ respons= toename niet-juiste respons,
verbetering taak ……………….+ gelijkenis= verdere activering
4. Verwachte evaluatietheorie
Cotrell: alternatief verklaringsmodel aanwezigheid anderen+ evaluatievrees= verhoogde
arousel
6. Invloed van persoonlijkheidsverschillen
Persoonlijkheidskenmerken: Big five; introvert (belemmering) + extravert (facilitatie) NIET
ALTIJD ZO:
7. Geïntegreerd model
Sanna: toonde sociale facilitatie, belemmering, durf en parasiteren
tegelijk aan
Verklaring: arousel-niveau:
Persoonlijke prestatie duidelijk te herkennen? (evaluatie) =
sterkere arousel
Gemakkelijke taken: beter uitgevoerd + moeilijke taken:
slechter uitgevoerd
Persoonlijke prestatie niet duidelijk herkenbaar? (zonder evaluatie) = lagere arousel
(ontspanning)
Individu gaat op in groep; gemakkelijke taken: best doen + moeilijke taken: risico’s
nemen
Overzicht deel 1:
+ Zie p65 voor toepassing
2. Groepsprestaties
Haalt een groep als geheel betere resultaten dan als de individuele leden apart werken?
Als groep slechter presteert dan individuele leden= procesverlies (lage motivatie + slechte
coördinatie)
1. Soort taak
Steiner: deelde opdrachten in volgens deze categorieën
Additieve taken: groepsresultaat = som van individuele prestaties
Groep is gemotiveerd: samenwerking leidt tot betere resultaten = sociale facilitatie
Sociaal parasitisme treedt op bij lage motivatie
Disjunctieve taken: taken waarbij oplossing gevonden wordt voor probleem, er is maar
1 beste resultaat
Voordeel als groep heterogeen is: personen met uiteenlopende kennis +
vaardigheden